Koopkrachtplakkaat

EnergieplakkaatC

173646265 10222054268599783 1356797931624160070 n

Delen van artikels

Zoals Nick Deschacht schrijft op de socialistische website Vonk, werpt de documentaire The Economics of Happiness een aantal fundamentele vragen op over het huidig economisch systeem. Dit leidt bij elke vertoning steevast tot interessante discussies. Het is fijn dat Deschacht dit onderschrijft, dat is trouwens ook de reden waarom we vanuit de groene denktank Oikos de film ondertitelden en promoten. Dit betekent echter niet dat we vanuit Oikos deze documentaire als zaligmakend beschouwen. Hij kent zeker zijn beperkingen, net zoals elk ander boek of documentaire trouwens. Zo ben ik het met Deschacht eens als hij schrijft dat de blik die de documentaire op het verleden hanteert, te idyllisch is.

In wat volgt ga ik dus graag in debat met Deschacht, niet om de beperkingen van de film te ontkennen, maar wel omdat hij een redenering hanteert die al te simplistisch is. In feite komt heel zijn bespreking neer op de verdediging van de stelling big is beautiful (in tegenstelling tot wat Schumacher schreef: small is beautiful), een positie die uiteraard samenvalt met zijn voorliefde voor het collectivistische. En wie pleit voor kleinschaligheid wordt door Deschacht in de conservatieve hoek neergezet, wat ik zeer betwistbaar vind. Zoals we bijvoorbeeld zullen zien, wordt meer en meer erkend dat kleinschalige familiale landbouw de beste wijze is om de groeiende wereldbevolking op duurzame wijze te voeden.

Welke argumenten hanteert Deschacht om zijn grootschaligheid te verdedigen?
Ten eerste een argument uit de klassieke handboeken economie (waartoe ook het ‘handboek-liberalisme’ hoort dat Deschacht zelf verwerpt): dat van de schaalvoordelen (‘eenheidskost van een product daalt bij productie op grotere schaal omdat de vaste kosten op die manier verdeeld kunnen worden over een groter aantal producten en vanwege de mogelijkheid tot arbeidsdeling’). Hieruit zou moeten blijken dat alle productiesectoren finaal bestaan uit zo groot mogelijke bedrijven, zeg maar multinationals. Terwijl deze laatste giganten een deel van het probleem zijn, is het niet zo dat je dit in elke sector kan vaststellen. De performante schaal van een bedrijfstak wordt door nog heel wat andere factoren bepaald. Zo floreren in onze creatieve kenniseconomie heel wat kleine bedrijven, en zijn in andere sectoren juist familiebedrijven met een gemiddelde schaalgrootte het meest succesvol.

Het is jammer dat Deschacht zijn kritiek niet herformuleert tot de relevante vraag: ‘wat is de juiste schaal voor welk maatschappelijk domein?’. Nee, hij stelt simpelweg: ‘grootschaliger is ook vaak duurzamer’, waarbij hij het misleidende voorbeeld geeft van ‘kleinschalig transport per auto versus grootschalig transport per trein’. Aangezien er een miljard auto’s zijn (dus heel wat meer dan treinen), is het wat misleidend om van ‘kleinschalig transport per auto’ te spreken. Het is net omdat de trein in onze landen relatief kleinschalig uitgebouwd is, ten aanzien van het systeem auto dat heel onze samenleving al decennia op grootschalige wijze herstructureert en vervormt, dat er zo weinig duurzame mobiliteit is!
En een te klein ziekenhuis is inderdaad niet meer mogelijk of wenselijk gelet op de complexiteit van geneeskundige technologie, maar is Deschacht ook voorstander van de steeds verder schrijdende fusies van scholen, universiteiten, welzijnsinstellingen tot mastodontinstellingen waar elke menselijke maat zoek is?

Als tweede argument keert Deschacht terug naar klassiekers uit de oudlinkse hoek. Hij vervalt in verouderde kritieken en clichés (die ik al zoveel, tot vervelens toe) heb moeten lezen vanuit conservatief-linkse hoek: wie kritisch is ten aanzien van bepaalde technologieën is een conservatieve luddiet, wie iets positief ziet in een dorp op het platteland is een conservatief en anti-stedelijk, etc…
Welnu, het is niet omdat Marx het geschreven heeft (dat alles grootschalig moet worden, en dus dat pleiten voor een kleinere schaal per definitie kleinburgelijk zou zijn), dat dit ook de waarheid is. Marx en Engels zijn belangwekkende auteurs, maar ook hun analyses zijn voor kritiek vatbaar en vatbaar voor de tands des tijds. Daarom raad ik Deschacht bijvoorbeeld de lectuur van André Gorz aan (we werkten recent vanuit Oikos mee aan de publicatie van teksten van Gorz onder de titel De markt voorbij). Gorz probeerde als een van de eerste marxisten de ecologische uitdaging te integreren in zijn denkkader, en kwam daar onder meer uit bij de kleinschalige productie van de noodzakelijke levensgoederen. Waarbij Gorz, tot op het einde van zijn leven de vinger aan de maatschappelijke pols houdend, verwees naar de nieuwe high tech mogelijkheden van 3D-printers en fab lab’s (‘fabrication laboratory’: kleinschalige werkplaatsen die persoonlijke digitale productie toelaten). Een evolutie die belangrijke hedendaagse denkers als Michel Bauwens en Juliet Schor omschrijven als een kleinschalige high tech toekomst voor duurzame productie in handen van lokale gemeenschappen. Het zou dus wel eens kunnen dat door de nieuwe technologische ontwikkelingen het argument van de schaalvoordelen niet langer geldig is…

En ook op vlak van de landbouw zien we een belangrijke paradigmawissel. Tot voor kort pleitten de meeste agronomen en landbouwinstellingen voor meer grootschalige landbouw om de groeiende wereldbevolking te kunnen voeden. Maar dit is nu helemaal aan het kantelen, getuige twee belangrijke rapporten van de laatste jaren. Een eerste rapport is het Agriculture at a Crossroad. International Assessment of Agricultural Knowledge, Science and Technology for Development (IAASTD) rapport, een initiatief van de Verenigde Naties, de Wereldbank, UNESCO en de Global Environmental Facility (dus niet echt instituten in de groene hoek). In dit rapport onderzoeken meer dan vierhonderd experten de rol van landbouwwetenschap, -kennis en -technologie om honger en armoede te bestrijden en een duurzame ontwikkeling te bevorderen. Het rapport kwam participatief tot stand met betrokkenheid van beleidsmakers, boeren, industrie, consumenten, wetenschap, ontwikkelings- en andere middenveldorganisaties. Welnu, het rapport komt tot duidelijke conclusies: enkel een multifunctionele, duurzame, kleinschalige en agro-ecologische landbouw kan een antwoord kan bieden op de honger in de wereld en de stijgende vraag naar voedsel.
En dezelfde conclusie vinden we terug in een recent rapport van Olivier Deschutter, speciaal VN-rapporteur voor het recht op voedsel. Dit rapport, Agro-ecology and the right to food’, pleit voluit voor een agro-ecologisch landbouwsysteem als antwoord op de voedselcrisis, steunend op kleinschalige, familiale landbouw omdat deze de hoogste productiviteit halen per eenheid oppervlakte (wat dus het argument van schaalgrootte tegenspreekt). De VN-rapporteur stelt verder dat in ontwikkelingslanden net de vlucht van arme, kleinschalige boeren naar de steden voor een armoedecrisis zorgt. Dus verstedelijking kan ook een onderdeel van het probleem zijn. Want het industriële model van steeds meer mensen die naar de stad trekken, en daar ‘gevoed’ worden door de agrobusiness, is sociaal en ecologisch onhoudbaar. Want deze grootschalige industriële landbouw leidt tot erosie, wegkwijnen van de biodiversiteit, verdroging en verschraling. Ook voor Deschutter ligt de toekomst in familiale, kleinschalige en multifunctionele landbouw.

Wat wil ik met dit alles aangeven? Dat ik dogmatisch voor kleinschaligheid ben en het dorpse leven verheerlijk? Helemaal niet. Maar wel dat elke uitdaging en elke maatschappelijke uitdaging zijn eigen schaalaanpak vereist. Dat vergt nadere analyses en slimme, contextgebonden antwoorden naar de juiste schaal, of het ‘juiste midden’ zoals Aristoteles al voorstelde.
We zullen de complexe uitdaging van waar de planeet en haar bewoners voor staan, niet aanpakken met simplistische schema’s. Ik ben noch voor kleinschaligheid, noch voor grootschaligheid, maar voor de juiste maat. In die zin lezen we Marx best samen met klassieke denkers én inspirerende filosofen van nu, om tot de best mogelijke analyse en oplossingen te komen. En wie weet kunnen we er samen nog een film over maken.

Dirk Holemans