images/headerlefonline.jpg
Delen van artikels

In België is het (federaal) parlement, in tegenstelling tot een reeks andere Europese landen, grondwettelijk niet bevoegd voor buitenlandse betrekkingen (inclusief defensie). Enkel de Koning (m.a.w. de Regering) is bevoegd om internationale verdragen goed te keuren of ons leger ten oorlog te sturen.


Dit ongehoord overwicht van de uitvoerende macht op de wetgevende macht is fundamenteel ondemocratisch. De hoogste tijd dat het betreffende Grondwetsartikel 167 herzien wordt.


Een grondwet herzien kan enkel als grondwetsartikels voor herziening vatbaar verklaard worden in de laatste zitting van de Kamer in de vorige legislatuur. Nu wij binnenkort verkiezingen hebben (ten laatste op 26 mei) krijgen de uittredende parlementsleden de kans om aan te tonen dat zij het menen met de democratie, door het artikel 167 van de Grondwet voor herziening vatbaar te verklaren.


LEF zal hen daarop wijzen. Hopelijk zullen wij niet de enigen zijn.


PS. Hieronder de tekst van dit Grondwetsartikel



TITEL IV. - DE BUITENLANDSE BETREKKINGEN.

Art. 167.§ 1. De Koning heeft de leiding van de buitenlandse betrekkingen, onverminderd de bevoegdheid van de gemeenschappen en de gewesten om de internationale samenwerking te regelen, met inbegrip van het sluiten van verdragen, voor de aangelegenheden waarvoor zij door of krachtens de Grondwet bevoegd zijn.


De Koning voert het bevel over de krijgsmacht, stelt de staat van oorlog vast alsook het einde van de vijandelijkheden. Hij geeft daarvan kennis aan de Kamers, zodra het belang en de veiligheid van de Staat het toelaten, onder toevoeging van de passende mededelingen.


Geen afstand, geen ruil, geen toevoeging van grondgebied kan plaatshebben dan krachtens een wet.


§ 2. De Koning sluit de verdragen, met uitzondering van die welke betrekking hebben op de aangelegenheden bedoeld in § 3. [1 Deze verdragen hebben eerst gevolg nadat zij de instemming van de Kamer van volksvertegenwoordigers hebben verkregen.]1


§ 3. De in artikel 121 bedoelde Gemeenschaps- en Gewestregeringen sluiten, ieder wat haar betreft, de verdragen die betrekking hebben op de aangelegenheden waarvoor (hun Parlement) bevoegd is. Deze verdragen hebben eerst gevolg nadat zij de instemming van (het Parlement) hebben verkregen.


§ 4. Een wet aangenomen met de in artikel 4, laatste lid, bepaalde meerderheid, stelt de nadere regelen vast voor het sluiten van de verdragen bedoeld in § 3 en van de verdragen die niet uitsluitend betrekking hebben op de aangelegenheden waarvoor de gemeenschappen of de gewesten door of krachtens de Grondwet bevoegd zijn.


§ 5. De Koning kan de verdragen die voor 18 mei 1993 gesloten werden en betrekking hebben op de in § 3 bedoelde aangelegenheden, opzeggen in overeenstemming met de betrokken Gemeenschaps- en Gewestregeringen.
De Koning zegt deze verdragen op indien de betrokken Gemeenschaps- en Gewestregeringen hem daarom verzoeken. Een wet aangenomen met de in artikel 4, laatste lid, bepaalde meerderheid regelt de procedure bij gebreke van overeenstemming tussen de betrokken Gemeenschaps- en Gewestregeringen.

[1 Overgangsbepaling
De tweede zin van § 2 treedt in werking op de dag van de verkiezingen met het oog op de algehele vernieuwing van de Gemeenschaps- en Gewestparlementen in 2014. Tot die dag hebben de verdragen bedoeld in § 2 eerst gevolg nadat zij de instemming van beide Kamers hebben verkregen.]1
----------
(1)<W 2014-01-06/30, art. 1, 055; Inwerkingtreding : 31-01-2014