Erwin Cornelis
Wind op zee: de beleidsniveaus zijn er (letterlijk) onlosmakelijk met elkaar verbonden. En daarom valt er meer te winnen bij samenwerking dan bij een politiek steekspel.
Donderdag berichtte Elia dat 2020 een recordjaar was voor hernieuwbare energie. Aanleiding voor Vlaams minister van Energie Zuhal Demir om op Twitter uit te halen naar haar federale collega. Wat competitie inzake klimaatambitie kan geen kwaad, maar om zowel de Europese Green Deal als de kernuitstap te realiseren, is vooral samenwerking tussen alle beleidsniveaus cruciaal.
Demir klopt zich ten onrechte op de borst
Op Twitter formuleerde minister Demir het zo: “De komende jaren zullen geen nieuwe windparken gebouwd worden op zee. 0 MW. Een federale bevoegdheid. Vlaanderen gaat voor 108 MW wind extra per jaar, zonder zee. #groensteregering”.
Daarmee verwijst ze naar de doelstelling van het regeerakkoord om tegen 2030 jaarlijks 59 MW aan nieuwe windturbines en 49 MW via vervanging van bestaande windturbines door grotere modellen te realiseren. Tegen 2030 moet zo 2,5 GW aan windkracht gerealiseerd worden, zowat een verdubbeling van wat nu opgesteld staat (1,361 GW).
Dat ambitieniveau mag flink klinken, maar dat is het niet. Die bijkomende capaciteit aan windkracht is zelfs niet eens genoeg om ook maar één van de kleinste kerncentrales te vervangen en die gaan er sowieso al in 2025 uit. Overigens, in 2014-2018 kwam er jaarlijks in Vlaanderen 150 MW bij. 2017 was het topjaar met 224 MW extra. Dàt is het ritme dat we nodig hebben.
Er valt meer te winnen bij samenwerking dan bij een politiek steekspel.
Het belang van burgerparticipatie
Daarenboven is het technisch potentieel aan windenergie meer dan het tienvoud, zo toonde een VITO-studie uit 2016 aan. Een deel ervan kan gerealiseerd worden via een verruiming van de huidige ruimtelijke randvoorwaarden voor windturbines.
Windmolens kunnen inderdaad niet zomaar overal. In juli 2020 oordeelde het Europees Hof van Justitie dat de Vlaamse milieuwetgeving uit 2011 voor het plaatsen van windmolens onderworpen moest worden aan een milieueffectenrapport (MER). Zo’n MER is een kans om een breed maatschappelijk debat te voeren over de inplanting van windturbines. Zo kunnen de eindeloze discussies over de huidige normen bij individuele vergunningsaanvragen, eindelijk beslecht worden. En zo kan het draagvlak voor windmolens in Vlaanderen fors vergroten.
Met wetgeving die burgers daarnaast ook nog eens toelaat om meer te participeren in windprojecten, wordt de komst van een windturbine ook voor burgers een economische kans. Helaas is het recente Windplan Vlaanderen 2025 - 2030 op het vlak van burgerparticipatie erg vrijblijvend. Een gemiste kans.
Wind op zee: ook deels een Vlaamse bevoegdheid
Heel wat waarnemers stoorden zich aan het steekspel tussen het Vlaamse en federale niveau. En terecht, want wind op zee is deels een Vlaamse bevoegdheid: de stroom van het tweede windpark moet op land verdeeld raken. Elia plant hiervoor een versterking van het transportnet in West-Vlaanderen: de Ventilus. De uitrol hiervan is Vlaamse materie.
Dus, als het Demir menens is met haar klimaatambities, dan reikt ze maar beter de hand aan haar federale collega om samen zo snel als mogelijk de uitbreiding van wind op zee en de verdeling ervan over land, te realiseren.