Na de afgelasting van de internationale Arbeidsconferentie van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) in 2020, gaat dit jaar de conferentie wel door. Niet fysiek in Genève, maar in digitale vorm. Door de tijdsverschillen is echter maar een beperkt slot ter beschikking voor de digitale vergaderingen. Daarom wordt de conferentie gespreid over een langere periode. De officiële start is op 20 mei, met vanaf begin juni vergaderingen die doorlopen tot 19 juni. Twee discussies worden verschoven naar het najaar: die over de ongelijkheid (verscherpt door de coronacrisis) en die over het levenslange leren (nog meer genoodzaakt door de coronacrisis). Waardoor het werk op de Internationale Arbeidsconferentie in juni vooral gebeurt in slechts drie commissies.
De commissie voor de toepassing van de normen
Elk jaar fungeert de Internationale Arbeidsconferentie als een soort van rechtbank voor de landen die de normen van de IAO schenden. Die zijn er bij de vleet. Maar om het beheersbaar te houden wordt elk jaar een selectie gemaakt, een 25-tal. Met nu het probleem dat de besprekingstijd beperkter is en dus een strengere selectie moet gebeuren. Dat is altijd een moeilijk punt met de werkgevers. Zeker als het gaat om landen die de syndicale rechten schenden. Het is een commissie waarin het ACV zwaar investeert. Voorzitter Marc Leemans is er al jaren woordvoerder voor de internationale werknemersgroep.
De commissie voor het ‘recurrente item’
Sinds de Social Justice Declaration (Verklaring over sociale rechtvaardigheid) van de IAO in 2008 wordt op de jaarlijkse conferentie telkens een algemene discussie gewijd aan een van de vier strategische doelstellingen van de IAO: bevordering van de werkgelegenheid, uitbouw van de sociale bescherming, bevordering van de sociale dialoog en het respect voor de fundamentele principes en rechten op het werk.
Elk jaar wordt een van die doelstellingen onder handen genomen door de Conferentie. In het jargon heet dat het ‘recurrente item’. De doelstelling van sociale bescherming kwam voor het eerst aan bod op de Conferentie van 2011. De belangrijke aanbeveling van de IAO over de minimumsokkels voor sociale bescherming (nr. 202) van het jaar daarop was er uitkomst van. Tien jaar na die eerste recurrente discussie komt die doelstelling opnieuw aan bod. Op een goed moment. Omdat de coronacrisis niet enkel de sterktes van onze modellen van sociale zekerheid heeft aangetoond, maar ook de mazen van het net. Omdat de internationale economisch-financiële instellingen hun schraal model van sociale bescherming blijven opdringen: bijstand voor de behoeftigen in plaats van universele bescherming voor alle werkenden. Dat zien we heel sterk bij de Wereldbank. Al blijft de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) niet achter. Tegelijk is het een uitgelezen kans om de idee van een internationaal fonds voor de uitbouw van de sociale zekerheid verder uit te testen. Kort na de Internationale Arbeidsconferentie start ook de Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties. Daar ligt het belangrijke rapport voor van de Belg Olivier De Schutter voor een mondiaal fonds voor sociale bescherming. Het zou mooi zijn moest de IAO dat kracht kunnen bijzetten.
De coronacommissie
En tot slot start begin juni ook een Commissie van de Conferentie om de balans op te maken van de coronacrisis en richting te geven aan het verdere werk van de IAO daaromtrent. Over wat deze commissie zich moet buigen en hoe de werkzaamheden gaan verlopen is nog verre van duidelijk. Hoe dan ook is het een belangrijk forum voor debat tussen werkgevers en werknemers en met de regeringen, wereldwijd, over de lessen die we samen moeten trekken uit deze crisis. Luc Cortebeeck, erevoorzitter van het ACV en ontslagnemend lid van de Governing Body van de IAO, zal in die Commissie het ACV vertegenwoordigen.