Arbeidsduurvermindering is een historische eis van de vakbeweging, die altijd met minachting werd verworpen door de werkgevers. Het ABVV zet de arbeidsduurvermindering tot 32 uur per week weer op de agenda.
Alleen al de formulering van deze eis kan rekenen op een vijandige houding van de werkgevers en wordt soms eenvoudigweg van tafel geveegd omdat het 'ondenkbaar' is. De arbeidsduur is in de loop der tijd nochtans blijven verkorten. Er is geen enkele reden om deze tendens te stoppen.
Arbeidsduurvermindering staat bij wijze van spreken in de sterren geschreven. ETUI, de studiedienst van het Europees Vakverbond, publiceerde onlangs een studie met de titel 'The why and how of working time reduction' (Het hoe en waarom van arbeidsduurvermindering) om het debat opnieuw aan te wakkeren. Hoewel arbeidsduurvermindering onvermijdelijk is, is de invoering ervan niet per se gemakkelijk.
"Onrealistisch! Onbetaalbaar!" Het argument van werkgevers om arbeidsduurvermindering te weigeren, is niet nieuw. Ze gebruikten het meer dan honderd jaar geleden al om de kinderarbeid te verdedigen. Afschaffing van kinderarbeid was toen ook "ondenkbaar" en "dodelijk voor de economie."
Niets is onmogelijk
In 1921 werd de arbeidsduur teruggebracht tot 8 uur per dag of 48 uur per week. In 1936 kwam arbeidsduurvermindering opnieuw ter sprake. Daarop volgden dezelfde apocalyptische argumenten vanuit het Centraal Nijverheidscomité (het VBO van toen). "Als [de 40-urenweek] werkelijkheid zou worden, zou dat een regelrechte ramp zijn voor onze industrie. Inderdaad, alleen al de 40-urenweek, zonder verlaging van het weekloon, zou leiden tot een extra belasting van 20 procent op de kostprijs.
Als we hieraan de onlangs overeengekomen loonaanpassingen toevoegen [...], het betaald verlof, de hogere barema's voor de kinderbijslag, enzovoort, zou het uurloon dus enorm stijgen in vergelijking met het oude. Dat zou iedere mogelijkheid tot concurrentie uitsluiten in bijna alle bedrijfstakken."
Intussen zijn we in 1964 officieel overgestapt naar de 45-urenweek die in sommige sectoren al werd gehanteerd. In 1978 werd overgegaan naar de 40-urenweek en vervolgens naar de 38-urenweek. Dit gebeurde telkens zonder loonverlies en zonder economische rampen. In heel wat sectoren zit men vandaag zelfs onder dit niveau.
Collectieve versus individuele vermindering
Vandaag zit er geen beweging meer in de zaak, ofwel evolueert het in de verkeerde richting: de 45-urenweek is in België de facto weer in gebruik genomen door de arbeidsduur op jaarbasis vast te stellen. Het zijn echter vooral andere vormen van arbeidsduurverkorting die de kop opsteken: deeltijdse banen (vrijwillig via tijdskrediet of gedwongen). Daarbovenop is er structurele werkloosheid, waardoor de arbeidsduur voor duizenden werknemers wordt teruggebracht tot nul. Deze gaat uiteraard wel gepaard met loonverlies.
Deze vorm van arbeidsduurvermindering door middel van deeltijds werk wordt namelijk volledig gefinancierd door de werknemers via lagere lonen. Dat betekent dat de bestaande ongelijkheid niet wordt aangepakt, integendeel. Het verergert alleen maar. De meeste banen die door deeltijds werk worden gecreëerd, zijn namelijk ongewild. Ze bieden minder loopbaanmogelijkheden en zijn geconcentreerd in minder goed betaalde sectoren. Aangezien de meeste deeltijdse banen bovendien nog steeds door vrouwen worden ingevuld, worden bestaande stereotypen bevestigd.
Arbeidsduurvermindering door middel van deeltijdse arbeid is daarom in de eerste plaats een goede zaak voor de ondernemingen, en niet zozeer een kans voor werknemers op een beter evenwicht tussen werk en privé. Bovendien wegen de gecreëerde banen niet op tegen het banenverlies, verre daarvan. Volgens ETUI komt de omvang van deze individuele arbeidsduurvermindering in de afgelopen tien jaar overeen met het verlies van meer dan vier miljoen banen in Europa.
Juist omdat de arbeidsduur één van de belangrijkste hefbomen is om de arbeidsmarkt te reguleren, kan men niet weigeren om erover te discussiëren, aldus ETUI. We moeten het debat heropenen.
Niets dan voordelen
Dit is des te meer omdat arbeidsduurvermindering veel meer voordelen oplevert dan enkel de vermindering van structurele werkloosheid. Verscheidene studies tonen aan dat een (zij het gedeeltelijke) arbeidsduurvermindering oplossingen biedt op vlak van gezondheid en veiligheid op het werk, gelijkheid van vrouwen en mannen, evenwicht werk-privé, werkgelegenheid en productiviteit.
De doeltreffendheid is echter onlosmakelijk verbonden met de manier waarop het in de praktijk zal worden omgezet:
- In hoeverre moet de arbeidsduur worden verminderd?
- Moet het per dag, per week, per maand of per jaar worden berekend?
- Hoe wordt de vermindering gefinancierd?
- Wordt de maatregel vrijwillig of verplicht en moet het op bedrijfs-, industrie-, nationaal of transnationaal niveau worden ingevoerd?
ETUI geeft geen antwoord op deze vragen, maar rapporteert wel over een aantal succesvolle proefprojecten die aantonen dat het niet alleen mogelijk, maar ook voordelig is om de arbeidsduur te verkorten, hoewel dat om een genuanceerde en veldspecifieke aanpak vraagt.
Werkbaar werk
In tegenstelling tot de regeringsplannen – met de wet-Peeters als dieptepunt – kan collectieve arbeidsduurvermindering ervoor zorgen dat werk weer werkbaar wordt.
Als vakbond strijden we voor de arbeidsorganisatie van de toekomst, met een inzet op anders werken, maar ook op betere arbeidsherverdeling. De huidige verdeling zit scheef: enerzijds een groep die vaak te veel moet werken met veel burn-outs en veel langdurig zieken als gevolg én anderzijds een groep die te weinig of zelfs geen werk heeft. De kortere werkweek maakt het mogelijk om met meer mensen minder te werken en meer te leven.
Bron: http://www.abvv.be/-/arbeidsduurvermindering-staat-in-de-sterren-geschreven