images/headerlefonline.jpg
Delen van artikels

De belastingen op arbeid zijn een bron van inkomsten voor de overheid. Wil je die belastingen op arbeid verlichten zonder dat de overheid aan inkomsten inboet, dan moet je een andere bron van inkomsten zoeken. Er zijn meerdere mogelijkheden, maar ze zijn niet allemaal even rechtvaardig.

Aan liberale kant en bij de internationale instellingen gaat de voorkeur uit naar zwaardere indirecte belastingen, maar dit is net de meest onrechtvaardige belasting aangezien deze belastingen veel zwaarder doorwegen bij lage inkomens.

Aan progressieve zijde is men eerder voorstander van een echte, eerlijke belastinghervorming om de hoge inkomens en de inkomsten uit kapitaal beter te belasten ten gunste van de inkomsten uit arbeid. Het doel? Aan de ene kant meer fiscale rechtvaardigheid invoeren en aan de andere kant koopkracht geven aan de gezinnen. Met die koopkracht kunnen de gezinnen dan de economie doen draaien. En zo kunnen we de economie relanceren, werkgelegenheid scheppen en de sociale zekerheid en solidariteit financieren. Rechtvaardig en economisch efficiënt.

Wat zijn de mogelijkheden?

1. Hogere belasting op consumptie
2. Een zwaardere milieuheffing
3. Kapitaal meer belasten
4. Vennootschappen beter belasten
5. Alle inkomsten globaliseren
6. Strijd tegen de fiscale fraude opvoeren


1. Hogere belasting op consumptie
De Europese Commissie is van mening dat deze piste gunstig is voor de economie. Maar indirecte belastingen zijn onrechtvaardig, want ze zijn niet progressief. Ze nemen m.a.w. niet toe naargelang het inkomen toeneemt. Het gevolg? Verhoudingswijs, in functie van het beschikbare inkomen, wegen deze indirecte belastingen zwaarder op de lage inkomens (die hun inkomen bijna volledig nodig hebben) dan op de hoge inkomens (die een deel van hun inkomen niet nodig hebben en kunnen sparen).

Meerdere studies tonen aan dat een lagere btw-heffing in het voordeel van de hoge inkomens speelt, want zij genieten hiervan bij renovatiewerken en de handel culturele goederen.

Bovendien doen die indirecte belastingen de koopkracht van de lage en middelhoge inkomens dalen, wat de consumptie afremt en dus ook de economische vraag naar goederen en diensten afremt. Bovendien zijn de consumenten werknemers die hun inkomen uit arbeid halen. Net zoals de belasting op inkomen, rust een dergelijke fiscaliteit op consumptie dus nog steeds hoofdzakelijk op arbeid, op dezelfde schouders nl. op de schouders van de werknemers.

2. Een zwaardere milieuheffing
Ook deze mogelijkheid bevalt de internationale instellingen en de werkgevers, maar ze vertoont dezelfde gebreken als de indirecte belasting, behalve indien er een sociale compensatie voorzien is of een compensatie via een andere fiscale verschuiving ten voordele van de inkomsten uit arbeid. De ene fiscale verschuiving hoeft de andere niet uit te sluiten.
We moeten er wel rekening mee houden dat dergelijke belastingen de sociale zekerheid duurzaam moeten financieren. En het doel van zwaardere milieuheffingen is net om milieuonvriendelijk gedrag te ontraden, af te leren en uiteindelijk te doen verdwijnen. Als dit doel bereikt wordt, verdwijnt de grondslag van de belasting en dus ook de opbrengst…Een milieufiscaliteit kan dienen als stimulans in het kader van een mobiliteitsbeleid, maar die moet dan wel gepaard gaan met alternatieve vervoermiddelen en met een sociale compensatie. Zo niet komt deze piste alleen maar neer op bijkomende belastingen, en is het dus geen interessante mogelijkheid voor een belastingverschuiving.

3. Kapitaal meer belasten

Dit is een van de pistes die de meeste ‘speelruimte’ geeft. De Hoge Raad van Financiën beaamt dit: “De grootste marge om de belasting op inkomens uit arbeid te verminderen, ligt bij de inkomens uit vermogen, zowel financieel vermogen als vastgoed. Dit kan een aanzienlijke vermindering van de fiscale druk op arbeid financieren”.
Zoals elders in dit dossier vermeld, wordt kapitaal veel minder belast dan arbeid. Bovendien worden kapitaalsinkomsten meestal afzonderlijk en op basis van een vast percentage belast.

Bepaalde inkomens (zoals de meerwaarde op aandelen) worden helemaal niet belast (of slechts marginaal). Eenzelfde belastingpercentage op meerwaarden als op de andere kapitaalsinkomsten zou dus een minimum zijn. Ook de Hoge Raad van Financiën, de Europese Commissie en de OESO zijn hier voorstander van. Volgens professor Jozef Pacolet van het Hoger Instituut voor de Arbeid (HIVA) is een gemiddelde opbrengst van 2 miljard euro mogelijk. De Hoge Raad van Financiën heeft het zelfs over 3,82 miljard euro (of 1% van het bbp).

4. Vennootschappen beter belasten

In theorie is de vennootschapsbelasting in ons land tamelijk hoog. Maar in de praktijk benadert het belastingpercentage - met een impliciete belastingvoet van 23 à 24% en rekening houdend met de vele mogelijkheden om die te verminderen - het Europese gemiddelde. Er zijn immers tal van mogelijkheden: ‘ruling’ of vooraf onderhandelen met de belastingdienst om de belastingen te verminderen, gebruik maken van diverse vrijstellingen en/of de notionele interestaftrek, er zijn verlaagde percentages voor kmo’s, en door managementvennootschappen op te richten kan men onder de vennootschapsbelasting vallen i.p.v. de personenbelasting.

Multinationals maken de meeste winsten, maar betalen het minst belastingen. Ze maken gretig gebruik van de fiscale concurrentie tussen landen, van de fiscale paradijzen en van fiscale spitstechnologie waardoor ze hun winsten kunnen verhullen of omzetten in inkomstenverlies (dankzij een stelsel van facturatie of fictieve leningen onder dochterbedrijven).

Dit verontrust zelfs de OESO die in een rapport uit 2013 over de fiscaliteit van de multinationals stelt: «de erosie van de belastbare grondslag legt reële risico’s op de belastinginkomsten, de fiscale soevereiniteit en rechtvaardigheid, zowel in de OESO-landen als in de niet-OESO-landen».

In ons land stelde de Hoge Raad voor Financiën onlangs voor om de fiscale uitgaven in de vennootschapsbelasting te herbekijken. De Raad maakt ook voorbehoud bij de doeltreffendheid van bepaalde uitgaven, meer bepaald bij:

  • de voorkeurtarieven voor kmo’s;

  • het ‘ontsporen’ van de notionele intrest (7 miljard fiscaal verlies per jaar voor de overheid) met een onvoldoende rendement op het vlak van investeringen en werkgelegenheid ;

  • het ‘vervennootschappen’, een verschijnsel dat zich voordoet bij bepaalde vrije beroepen of bedrijfsleiders.

5. Alle inkomsten globaliseren

Er gaan meer en meer stemmen op ten voordele van een globalisering van alle inkomsten voor een (progressieve) personenbelasting, met inbegrip van de roerende inkomsten (waaronder de meerwaarden op aandelen), ter vervanging van een afzonderlijk, minder hoge belasting of zelfs geen belasting (op een belangrijk deel van de meerwaarden bijvoorbeeld).

 

6. Strijd tegen de fiscale fraude opvoeren

De strijd tegen de fiscale fraude moet opgevoerd worden. Dit kan bijdragen tot meer gelijkheid tussen burgers en zal tegelijkertijd de overheid belangrijke bijkomende inkomsten opleveren.

Volgens een studie van DULBEA (Université Libre de Bruxelles), bedraagt de fiscale fraude jaarlijks ongeveer 20 miljard. De overheid loopt dus jaarlijs ongeveer 20 miljard mis. Er is dus nog een marge, ook al blijven we realistisch over de mogelijkheden van de fiscus om alle fraudeurs op te sporen en te vervolgen.

Denk maar aan de fiscale fraude van de bank HSBC. De Belgische fiscus heeft er 825 potentieel frauduleuze dossiers ontdekt. Door 191 van die dossiers te behandelen, kon de overheid al 434,3 miljoen euro recupereren (boetes inbegrepen).