images/headerlefonline.jpg
Delen van artikels

Het is exact zes maand geleden dat een staakt-het-vuren een einde maakte aan 51 dagen van oorlog in de Gazastrook. Ik zit met Jabber Wishah in zijn tuin, enkele kilometer ten zuiden van Gaza City. We kijken samen naar de sterrenhemel terwijl we praten. “Het grootste probleem is de normalisatie,” zucht Jabber, “mensen beginnen de situatie hier in Gaza normaal te vinden. Zowel bij jullie in Europa als hier in Gaza zelf.”

Wat internationaal aanvaard wordt, geldt niet voor de Palestijnen.

Jabber is niet de eerste de beste. Hij is de onderdirecteur van het Palestinian Center for Human Rights, een gerespecteerde mensenrechtenorganisatie. Hij bracht 15 jaar door in een cel in Israël omwille van zijn politieke activiteiten. Zijn dochter, die me met hem in contact bracht, was nog een baby toen hij achter de tralies verdween. Ik verwachtte een confrontatie met een geharde vrijheidsstrijder maar ontmoet een man met zachte ogen en met weemoed in zijn stem. Hij heeft teveel lijden gezien om nog veel vechtlust uit te stralen.

De dochter van Jabber werkt voor de organisatie die me heeft uitgenodigd in Gaza. De Union of Health Work Committees is de grootste lokale niet-gouvernementele gezondheidsorganisatie in de Gazastrook. Ik ben hier om  samen met hen te bekijken hoe we de penibele humanitaire situatie kunnen verbeteren. Het is, op zijn zachtst gezegd, een uitdaging.

De cijfers zijn gekend. Honderdduizend mensen zijn nog dakloos. De werkloosheid klimt langzaam naar de 50%. Zestig procent van de bevolking leeft onder de armoedegrens. Dagelijkse onderbrekingen in de elektriciteitsvoorzieningen kunnen tot 18 uur duren. Vierhonderdduizend kinderen hebben dringend nood aan psychosociale begeleiding.

Dr. Mahmoud Daher, hoofd van de WHO in Gaza, probeert de gezondheidszorg te coördineren. Toen ik hem eerder die dag ontmoette was hij vol lof over het werk van de lokale ngos. Toch ziet hij de situatie verder verslechten. “Het is een aanhoudende crisissituatie,” stak hij van wal, “en toegang tot gezondheidszorg is problematisch.” Het gezondheidspersoneel van de publieke sector werd al meer dan een jaar niet uitbetaald. Terwijl de bevolking toeneemt, vermindert het aanbod aan gezondheidszorg. In de laatste oorlog alleen al werden 60 gezondheidsfaciliteiten vernield of beschadigd. Van de patiënten die nood hebben aan een behandeling in het buitenland, krijgt één op vijf geen toelating om de Gazastrook te verlaten.

“In deze openluchtgevangenis staan alle aspecten van gezondheid onder druk,” zei dr. Daher in bewoordingen die ongewoon scherp zijn voor een vertegenwoordiger van de VN.  Drinkbaar water wordt een probleem. De mensen besteden hun inkomen aan huisvesting, voedsel, water en gezondheid. Voor iets anders blijft niets over. “Dat is een aantasting van de waardigheid en zorgt voor frustratie, vernedering, stress en depressie,” besloot hij. Ook dat zijn elementen van gezondheid volgens de internationaal aanvaarde definitie van de WHO.

Wat internationaal aanvaard wordt, geldt niet voor de Palestijnen.  Ondanks de modaliteiten van het staakt-het-vuren blijven de grensovergangen zo goed als potdicht.  Van de 5,4 miljard dollar voor de wederopbouw die beloofd werd door de internationale gemeenschap, is minder dan 3% daadwerkelijk gestort. De VN moest al enkele vitale programma’s stopzetten wegens een tekort aan fondsen.

Een hoge functionaris van de Verenigde Naties vatte voor mij het absurde van de situatie samen in één voorbeeld:  “Met het geld dat we sinds de oorlog hebben uitgegeven aan brandstof voor generatoren, hadden we al lang een nieuwe elektriciteitscentrale kunnen bouwen ware het niet dat we de bouwmaterialen gewoon niet kunnen invoeren.”
Als we de wijken bezochten die zes maand geleden platgebombardeerd werden, zien we de frustratie in de ogen van de lokale bevolking. In de wijken van Beit Hanoun, Shujaiyeh en Khan Younis die het dichtst bij de grensstrook met Israel liggen, is nog nauwelijks puin geruimd. Mensen wonen er nog altijd in schoolgebouwen, containers of gewoon in de restanten van de gebouwen.

Tijdens onze missie ter plaatse ontmoetten we moedige Palestijnse artsen die vastbesloten zijn om hun volk te blijven bijstaan. “Die 51 dagen oorlog waren verschrikkelijk en ik was niet zeker of ik het wel zou overleven,” zei dr. Mona El Farra. “Natuurlijk waren we blij dat er een einde aan kwam maar zes maand later zien we geen verbetering van de situatie. Integendeel.” Ze ervaart twee soorten van oorlogsmisdaden: “Enerzijds waren er de aanvallen op de burgerbevolking maar anderzijds is er ook het feit dat de internationale gemeenschap aanvaardt dat 1,8 miljoen mensen blijft lijden onder de bezetting en de blokkade.

Dr. Aed Yaghi analyseerde de situatie in medische termen: “Het is een humanitair syndroom maar de onderliggende ziekte is politiek. We hebben nood aan humanitaire hulp maar de ziekte kan niet uitgeroeid worden zonder dat er een einde komt aan de bezetting.”

Op zoek naar woorden van hoop vertel ik Jabber over de resolutie die vorige maand werd gestemd door de federale kamer over de erkenning van Palestina. Ik verzwijg uit plaatsvervangende schaamte dat die resolutie ook voorschrijft dat die erkenning er pas kan komen “op het ogenblik dat het meest geschikt wordt geacht”. Lees: als Israël daarmee akkoord gaat. Ik besef dat ik hier nauwelijks een doekje voor het bloeden kan aanbieden.
“Ach een erkenning,” schokschoudert Jabber, “wat we nodig hebben is waardigheid. Waar het op aankomt is om een leven te kunnen leiden waarbij onze waardigheid gerespecteerd wordt.”  De internationale gemeenschap zal daarvoor echter eerst moeten aanvaarden dat een aanhoudende bezetting en blokkade niet “normaal” is.

Geneeskunde voor de 3de Wereld - (eerder verschenen op g3w.be op) 13 maart 2015