De voorbije hete zomer heeft een merkwaardige reactie uitgelokt, zowel bij burgers als regeringen. Terwijl voordien nog heel wat mensen vragen stelden bij de klimaatverandering, zag je nu het omgekeerde. In een trek ging het van klimaatscepticisme naar klimaatfatalisme. Zo van: ja, die klimaatverandering houd je niet meer tegen, dus is er ook geen reden om in actie te schieten.
De regeringsleiders kwamen evenmin op de proppen met een meer doortastend klimaatbeleid. Integendeel, bondskanselier Angela Merkel blijkt meer bezorgd over de Duitse sjoemelende auto-industrie en het ontslag van Nicolas Hulot maakt duidelijk het Franse klimaatbeleid van president Emmanuel Macron enkel gebakken lucht is (DS 1 september). Ook de regeringen in ons land blijven slaapwandelen.
Het ontbreekt aan een correcte inschatting van wat klimaatverandering echt betekent. Enkele weken heet weer zijn peanuts bij wat ons te wachten staat wanneer we als samenleving niet snel en doortastend in actie treden. Wie passief blijft bij de klimaatverandering, veroordeelt zijn kinderen tot een gruwelijk leven. Ik krijg het koud van deze infantiele onbekommerdheid.
Zijn we klaar voor een periode van twee jaar waarin het elke dag regent van lente tot herfst zodat er niets op het veld kan groeien?
Wat is er nodig om bevolking en regeringen uit hun klimaatslaap te halen? Geen makkelijke kwestie. In deze krant kwam Joris Luyendijk uit op het 'hopen op een ramp die ons wakker schudt' (DS 20 juli). Maar dat kan je moeilijk plannen.
Waar het ons aan ontbreekt, is morele verbeeldingskracht. We zijn blijkbaar niet in staat te verbeelden welk kwaad we aanrichten door geen doortastend klimaatbeleid te ontwikkelen en, breder, niet in staat om een samenleving vorm te geven die de ecologische grenzen van de planeet respecteert.
Sommige milieudenkers pleiten voor meer sciencefiction-films met barre klimaatscenario's, omdat een beeld meer zegt dan duizend woorden. Moeten we zeker proberen. Maar ik vrees dat de mensen zullen zeggen dat er weinig wetenschap aan is, en het finaal toch maar fictie is.
Beter is misschien om grote groepen mensen te betrekken bij het verkennen van de toekomst, bij het uitwerken van mogelijke toekomsten, om dan te kijken of onze samenleving voldoende veerkracht heeft om in elk van die toekomsten overeind te blijven.
Wetenschappelijk onderzoek kan deze verkenningen onderbouwen. Zo hebben onderzoekers de mogelijke scenario's van klimaatverandering voor Vlaanderen in kaart gebracht. Leest u even mee: het zal meer regenen in de winter en in de zomer krijgen we extreme onweders die onze riolen niet kunnen slikken. Het wordt vier graden warmer in de winter en tot zeven graden in de zomer. Droge zomers zorgen voor geslonken rivieren, dus problemen voor ons drinkwater, de industrie, de scheepvaart en natuurgebieden. De zeespiegel stijgt tot twee meter, met een verhoogde kans op bresvorming.
Stof genoeg om een prikkelend scenario te ontwikkelen, voor Vlaanderen als geheel, maar waarom ook niet voor elke gemeente?
Zomer 2018 is niet uniek
Prikkelen wetenschappelijke rapporten onze verbeelding onvoldoende, dan is er nog onze geschiedenis. Wie denkt dat de zomer van 2018 een uitzonderlijke afwijking is van ons gematigd klimaat, die neem ik graag mee terug in de tijd. En wel een pak verder dan de zomer van 1976, we gaan zevenhonderd jaar terug in de geschiedenis: de veertiende eeuw. Die kwam na een eeuw van stabiel weer met milde seizoenen, niemand dacht dit zou kunnen veranderen. En toch begonnen de winters te verkouden, de zomers werden natter.
Maar dat was pas de voorbode van een van de grootste rampen in West-Europa. In de lente van 1315 begon het maandenlang non-stop overvloedig te regenen. De gevolgen waren niet te overzien. Het graan rotte in de velden, het hooi stond maanden onder water, de veestapel stierf massaal door ziektes. Na twee extreem natte jaren, werd de winter van 1317 de koudste sinds mensenheugenis. Lege schuren en magen in combinaties met ziektes maakten dat zeker vijf procent van de bevolking de weersveranderingen niet overleefde.
Wat is nu het onvoorstelbare? Hoe kunnen we onze morele fantasie wakker schudden? Wel, door ten eerste te beseffen dat het barslechte weer in de veertiende eeuw niet verbonden is met een wereldwijde klimaatverandering in die tijd. Dus zelfs zonder grote klimaatverandering kan het weer ons parten spelen met een impact die we ons te weinig voorstellen. Het tweede onvoorstelbare is dat we, door onze menselijke activiteiten, nu wel een immense mondiale klimaatverandering aan het bewerkstelligen zijn waarvan de veranderingen in het weer nog veel erger én onomkeerbaar zullen zijn.
Hiermee is niet gezegd dat de geschiedenis zich herhaalt, of dat onze samenleving qua organisatie en technologie niet op een veel hoger niveau staat dan het laatmiddeleeuwse Europa. We hebben nu moderne landbouwsystemen en mondiale logistieke ketens. Tegelijk is de wereldbevolking wel van een half miljard tot meer dan zeven miljard gestegen.
Het is hoog tijd dat we de kloof dichten tussen wat we veroorzaken en wat we ons kunnen voorstellen. En morele verbeeldingskracht ontwikkelen: wordt niet iedereen geraakt door de gedachte dat onze kinderen vreselijke tijden tegemoet gaan? Met zomers waarin het ofwel niet regent of het zo hard uit de hemel valt dat alles overspoelt? Denken we echt dat het dan eenvoudig zal zijn om de gigantische wereldbevolking van voldoende voedsel te voorzien?
Geen doemdenken
Voor deze oefening moeten we alles uit de kast halen: onze artistieke verbeeldingskracht, wetenschappelijke rapporten, en ook een blik op onze geschiedenis kan goed werken. Het zijn scenarioverkenningen die ons inschattingsvermogen van wat realistisch is noodzakelijk oprekken. Neem de verbeeldingsoefening die de veertiende eeuw ons aanreikt: zijn we klaar voor een periode van twee jaar waarin het elke dag regent van lente tot herfst zodat er niets op het veld kan groeien?
Dit heeft niets te maken met doemdenken. Het gaat erom of we bereid zijn ons denken en inleven los te maken van de dagelijkse ratrace die verbonden is met ons economisch groeimodel en willen stilstaan bij wat echt belangrijk is: hoe we in het leven en de tijd staan, en hoe we herinnerd willen worden door onze kinderen en kleinkinderen. En misschien, veel verder, hoe de historici binnen zevenhonderd jaar terugblikken op het begin van de eenentwintigste eeuw.
Dirk Holemans
Coördinator van Denktank Oikos. Auteur van 'Vrijheid & Zekerheid. Naar een sociaalecologische samenleving' (Epo).
Dit opiniestuk verscheen eerder in De Standaard