Jan De Maeseneer merkt dat veel landen enthousiast zijn over onze wijkgezondheidscentra. Dat staat in schril contrast met de houding van minister Maggie De Block.
Eerstelijnszorg is die zorg waar jij en ik rechtstreeks naartoe gaan wanneer we een gezondheidsprobleem hebben, wanneer we 'het niet meer zien zitten' of op zoek zijn naar hulp om een betaalbare woning te vinden. Ze werd in 1978 in Alma-Ata (toen nog in de Sovjet-Unie) door de Wereldgezondheidsorganisatie (WGO) uitgeroepen tot dé strategie om wereldwijd 'gezondheid voor allen' in het jaar 2000 te realiseren: gezondheid werd voor het eerst gezien als een recht voor iedereen. Drie principes lagen aan de basis van die strategie: iedereen moet toegang hebben tot zorg die ziekte moet voorkomen én genezen, waarbij de noden en doelstellingen van de persoon met een zorg- en ondersteuningsbehoefte centraal staan.
Bovendien moeten de ziekmakende factoren (woon-, leef- en werkomstandigheden, sociale ongelijkheid, milieu) aangepakt worden door actie te voeren in alle sectoren (onderwijs, werk, opleiding, verkeer) en ten slotte moet voortdurend worden ingezet om de kennis en vaardigheden op het vlak van gezondheid te versterken bij individuen en lokale gemeenschappen. Is er in de voorbije veertig jaar vooruitgang geboekt? Ja, wereldwijd leven mensen langer en brengen ze meer levensjaren in goede gezondheid door. Maar er zijn grote verschillen tussen landen, en binnen landen tussen rijk en arm.
Sterk model
Vorige week was ik in de Kazachse stad Almaty (zoals Alma-Ata nu heet) op de WGO-conferentie over de uitdagingen voor eerstelijnszorg. Ik gaf een voordracht over een 'wijkgericht model van eerstelijnszorg', gebaseerd op de ervaringen in de voorbije veertig jaar met de wijkgezondheidscentra. De reacties van het publiek, experts uit een twintigtal landen, waren uitermate positief. Wijkgezondheidscentra worden internationaal gezien als een sterk model om de principes van eerstelijnszorg in de praktijk te brengen: toegankelijke zorg door een team van verpleegkundigen, huisartsen, maatschappelijk werk, diëtisten, tandartsen, gezondheidspromotoren, kinesisten, eerstelijnspsychologen die samenwerken en één geïntegreerd elektronisch dossier gebruiken.
Vooral de manier waarop wijkgezondheidscentra de hele bevolking, ook de meest kwetsbaren, bereiken (waarbij sterk wordt ingezet op gezondheidspromotie en preventie), en de buurtgerichte zorg (met aandacht voor participatie van alle betrokkenen), worden positief gewaardeerd. Vanuit Duitsland, de VS, Kazachstan, Kirgizië en Mexico komen vragen om de Vlaamse wijkgezondheidscentra te bezoeken.
Telkens als ik dit verhaal in het buitenland breng, vraag ik me af hoelang de absurde opstelling van het beleid in België zal blijven duren. Waarom werkt minister Van Volksgezondheid Maggie De Block (Open VLD) wijkgezondheidscentra en het systeem van forfaitaire betaling nog steeds tegen? Nadat de sector meer dan een jaar heeft stilgelegen (door een 'moratorium'), leverde een dure audit niets nieuws op (terwijl een studie van de ziekenfondsen wees op positieve resultaten van de centra op het vlak van toegankelijkheid, preventie en kwaliteit).
Intussen werd een overleggroep aan het werk gezet in het Riziv, die een rapport afleverde waaruit het kabinet nog steeds conclusies probeert te trekken. Het ontwerp van Koninklijk Besluit, ter verbetering van de werking van de centra, dat al drie jaar geleden door de centra en de ziekenfondsen met het Riziv werd uitgewerkt, blijkt onvoldoende voor de minister. Tevens worden de wijkgezondheidscentra in het kader van de forfaitaire betaling achtervolgd met de opmerking dat 'ze hun budget overschrijden'. Terwijl dit er alleen op wijst dat de centra aan een nood beantwoorden en voortdurend meer patiënten verzorgen, die dan wel geen uitgaven meer genereren in de betaling per prestatie.
Sociale cohesie
Er is ook positief nieuws: de Vlaamse minister van Welzijn, Jo Vandeurzen (CD&V), keurde onlangs de vorming van een zestigtal eerstelijnszones goed. Die zones, met elk ongeveer 100.000 inwoners, gaan in de loop van 2019 aan de slag om de ondersteuning van de eerstelijnszorg te verbeteren en erop toe te zien dat iedereen geholpen wordt door een betere samenwerking, zowel binnen de gezondheidszorg, als tussen gezondheids- en welzijnszorg.
Een goed uitgebouwde eerstelijnszorg blijkt niet alleen belangrijk voor de zorg voor individuele patiënten. In landen met een sterke eerstelijnszorg zijn er meer sociale verbinding en cohesie. Is dat niet wat de politiek nodig heeft om een duurzaam maatschappelijk project uit te bouwen? Mede daarom zullen politici bij de vorming van de volgende regeringen het best meer budget voor de eerste lijn vrijmaken: de noodzakelijke transfer van 2 miljard euro om die eerste lijn te versterken, zoals Ri De Ridder, de gepensioneerde directeur-generaal van het Riziv, onlangs voorstelde, is een goed begin. De middelen zullen deels moeten komen van meer investeringen in gezondheidszorg en deels door de afbouw van (acute) ziekenhuisbedden, in de meeste landen - ook in België - een moeilijke oefening. Maar we moeten er nu wel aan beginnen.
Jan De Maeseneer
Emeritus Prof. Eerstelijnsgezondheidszorg UG
Dit opiniestuk verscheen op 30.10.18 in DS