Koopkrachtplakkaat

EnergieplakkaatC

173646265 10222054268599783 1356797931624160070 n

Delen van artikels

Eind dit jaar overleggen vakbonden en werkgevers over een nieuw loonakkoord. Doordat de vakbonden door een strenge loonwet weinig marge krijgen om loonsopslag te eisen, worden ze door de regering en de werkgevers gedwongen om mee te gaan in de concurrentie- en winstlogica. Nochtans zijn er redenen genoeg om zich niet te laten vastbinden aan een wet op maat van het patronaat. Het is meer dan tijd om deze keer een serieuze loonsopslag te eisen. We gaan dit verantwoorden in een tweedelige analyse.


Guido Deckers

 

broke

 

In deel één bekijken we de regeringsmaatregelen die het verlies aan inkomen van de werknemers en de uitkeringsgerechtigden hebben veroorzaakt. Omdat de indexsprong en de verstrenging van de loonwet ingrijpende maatregelen zijn, gaan we hier wat dieper op in.


Een lange lijst van besparingen

 

Door de besparingsmaatregelen gaat de gemiddeld Vlaming er 800 euro per jaar op achteruit, maar dat bedrag kan oplopen tot 1000 of zelfs 1500 euro.


Het is intussen al een hele waslijst van maatregelen die de werknemers en uitkeringsgerechtigdensinds het aantreden van de regeringen Bourgeois en Michel in 2014 op hun bord hebben gekregen.

 

Om je geheugen op te frissen zetten we de belangrijkste nog eens op een rij: een indexsprong van 2% op alle brutolonen en uitkeringen, btw-stijging van 6 naar 21 procent op elektriciteit, hoger minimumtarief in de kinderopvang, minder kinderbijslag door de dubbele indexsprong, hogere maximumbedragen die de scholen mogen vragen als je kind(eren) in de kleuter- of lagere school zit(ten), hoger inschrijvingsgeld als je kinderen hebt aan de universiteit of hogeschool, diverse prijsstijgingen bij de Lijn, afschaffing van gratis openbaar vervoer voor kinderen en 65-plussers, afschaffing van de 15.000 liter gratis water, afschaffing van de 100 kilowattuur stroom gratis per gezinslid, hogere tarieven in de verplichte Vlaamse zorgverzekering, vermindering van de belastingaftrek voor wie een hypothecaire lening afsluit voor het verwerven of renoveren van een eigen en enige woning en een verhoging van de accijnzen op alcohol, diesel en tabak.

 

Op basis van de Vlaamse en federale regeringsmaatregelen kon men op de websites van de vakbonden berekenen hoeveel deze maatregelen veroorzaakten aan inkomensverlies.

 

De berekeningstool van het ABVV ging in november 2015 online. Na één jaar maakte men een evaluatie van de berekeningen. Het resultaat: gemiddeld gaat de Vlaming er 800 euro per jaar op achteruit, maar dat bedrag kan oplopen tot 1000 of zelfs 1500 euro.

 

Hieronder twee voorbeelden die het ACV heeft berekend:

 

Luc en Mieke werken beiden voltijds. Ze verdienen elk 3.400 euro bruto. Dit loon stemt bij benadering overeen met het gemiddelde loon van een voltijdse werknemer. Ze hebben twee kinderen, Anke (18) en Seppe (16). Ze hebben 1 dieselwagen. Luc is de enige roker in het gezin. Door de Vlaamse en federale regeringsmaatregelen verliezen ze jaarlijks 1.087,85 euro inkomen.

 

Nancy is invalide en heeft een uitkering van 1.435 euro bruto. Ze heeft geen dieselwagen en rookt niet. Door de Vlaamse en federale regeringsmaatregelen verliest zij jaarlijks 1.007.15 euro.


Indexsprong

 

Een zeer ingrijpende maatregel uit de waslijst van besparingsmaatregelen is de indexsprong van 2 procent. Met een indexsprong verlies je duizenden euro's loon. Gemiddeld komt dit op 907 euro bruto minder loon per jaar, en dit voor de rest van je loopbaan.


Een zeer ingrijpende maatregel uit de waslijst van besparingsmaatregelen is de indexsprong van 2 procent. Met een indexsprong verlies je duizenden euro's loon. Gemiddeld komt dit op 907 euro bruto minder loon per jaar, en dit voor de rest van je loopbaan. Want die 2% zal je achtervolgen tot op het einde van je loopbaan.

 

Bovendien zal je in de toekomst door deze ene indexsprong een pak minder verdienen, omdat het basisbedrag waarop je later geïndexeerd zal worden, door die indexsprong lager komt te liggen. En dat draag je dus mee tot je pensioen. Overigens zal dat pensioen ook dalen als gevolg van je verminderde brutoloon.

 

Twee voorbeelden:

 

Nadia heeft een bruto maandloon van 2.500 euro. Wanneer zij tot haar pensioen nog 20 jaar moet werken, verliest zij een bedrag van 13.800 euro. Moet zij nog 40 jaar werken, dan verliest zij een bedrag van 33.800 euro.

 

Ken en Sara zijn een jong koppel met twee kinderen. Ken is arbeider. Hij werkt voltijds in een groot bedrijf. Hij werkt in ploegen en verdient 2.800 euro bruto. Sara werkt als bediende in de distributiesector. Ze verdient 2.400 euro bruto. Een indexsprong betekent voor dit gezin een verlies van 34.000 euro bruto over een loopbaan van nauwelijks 20 jaar. Over een loopbaan van 40 jaar loopt het bedrag op tot 74.600 euro bruto.

 

Het is niet de eerste keer dat men het indexmechanisme manipuleert. Zolang het al bestaat, is het een doorn in het oog van de werkgeversorganisaties. Maar wat is een index precies? De index is een coëfficiënt die de gemiddelde evolutie in een bepaalde periode meet van de consumptieprijzen. Hierbij houdt men rekening met honderden producten en diensten. Die vormen samen van wat men noemt de "huishoudkorf". Aan de hand van dit cijfer kan worden gemeten in welke mate de prijzen en dus de levensduurte stijgen. Om het nog eens duidelijk te maken: stel dat de prijs van je wekelijkse boodschappenmand van 100 naar 102 euro stijgt, dan moet je loon stijgen met 2 % om evenveel koopkracht te behouden.

 

Het indexmechanisme is meer dan eens aangevallen en gemanipuleerd, met het doel de loonsverhogingen af te remmen. Zo werden meermaals in het verleden producten uit de indexkorf gehaald om te vermijden dat daardoor de index te snel zou stijgen. Zo kennen we sinds 1994 de gezondheidsindex. Deze index wordt berekend door tabaksproducten, alcoholhoudende dranken, benzine en diesel uit de index der consumptieprijzen te halen. Sinds 1994 worden de lonen en sociale uitkeringen aan deze 'gecensureerde' gezondheidsindex aangepast.

 

Een andere vorm van manipulatie is het vertragingsmechanisme dat ingang vond in september 1983. Sinds dan gebeurt de indexaanpassing van de lonen niet meer op basis van het maandelijks indexcijfer, maar op basis van het rekenkundig gemiddelde van de indexcijfers van de laatste vier maanden. Dat resulteert in een afgevlakte index.

 

De zwaarste aanval op de index had plaats tijdens de regering Martens-Gol: de zogenaamde indexsprongen. In de periode 1982-1986 legde de regering Martens verschillende indexsprongen op. De index steeg, maar de lonen werden niet aangepast. Wel moeten de werkgevers sindsdien ieder jaar de drie niet toegekende indexaanpassingen van 1984, '85 en '86 rechtstreeks storten in de kas van de sociale zekerheid.

 

In 2012 voerde de regering-Di Rupo de soldenindex in. Bij dit mechanisme haalt men geen producten uit de huishoudkorf weg, maar voegt men er iets aan toe. De toenmalige regering besliste namelijk om rekening te houden met de solden in de berekening van de prijzenindex. Het onmiddellijke effect hiervan was dat de stijging van de index kunstmatig vertraagd wordt, waardoor loonaanpassingen uitgesteld werden.

 

De loonnorm

 

De loonnorm is een wet die in 1996 in het leven is geroepen om de Belgische lonen niet sneller te laten stijgen dan de lonen in de buurlanden Nederland, Frankrijk en Duitsland. Het ijkpunt was 1 januari 1996. Officieel luistert de wet naar de naam: "wet tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen".

 

Hoe wordt bepaald met hoeveel procent de lonen mogen stijgen? De Centrale Raad voor het Bedrijfsleven (CRB), een orgaan dat adviezen geeft over de conjunctuur, stelt om de twee jaar een technisch verslag op met de beschikbare loonmarges. Daarin berekent de CRB hoeveel de lonen maximaal mogen stijgen, aan de hand van de verwachte loonevolutie in de referentielanden Duitsland, Frankrijk en Nederland, en de verwachte evolutie van de index in België.

 

Stel bijvoorbeeld dat de CRB verwacht dat de lonen in de buurlanden met 5 procent zullen stijgen en de index met 3 procent, dan zouden de gemiddelde lonen in België dus maximaal met 2 procent, bovenop de index, mogen stijgen. De achterliggende gedachte van die loonmarge is dat men ervoor zorgt dat onze lonen competitief blijven met die in de buurlanden en zo dus de concurrentiekracht hoog genoeg blijft. Op die basis gaan de vakbonden en werkgevers binnen het interprofessioneel akkoord onderhandelen over hoeveel de lonen de volgende twee jaar mogen stijgen.

 

Lonen geblokkeerd

 

Van stijgen is de laatste jaren niet veel meer gezien. De loonnorm houdt de lonen stevig in haar greep. In 2011 bedroeg de marge 0 procent en in 2012 lag die op 0,3 procent. Daarna bevroor de regering Di Rupo de lonen voor twee jaar. Dat ging ook niet veranderen met de regering Michel die vanaf haar aantreden van mening was dat er nog steeds een loonkosthandicap was met de buurlanden Nederland, Frankrijk en Duitsland. In het regeerakkoord stond dan ook te lezen dat voor het einde van de legislatuur de loonhandicap die sinds 1996 ten opzichte van de buurlanden werd opgebouwd, moest verdwijnen. Maar in een verslag van de Nationale Bank dat toen verscheen, stond dat de loonkostenhandicap al zou verdwijnen vanaf 2016. Hoe dit komt? Omdat de werkgevers elk jaar steeds meer subsidies krijgen als ze iemand aanwerven. In totaal lopen deze al op tot 16 miljard euro per jaar. De enorme stijging van dit bedrag heeft voor een groot deel te maken met de recente daling van het wettelijk tarief van de werkgeversbijdragen voor de sociale zekerheid als onderdeel van de taxshift.

 

Je zou dan denken dat de regering terug ruimte zou scheppen voor loonsopslag. Maar neen hoor, de regering vond dit nieuws nog onvoldoende en veranderde de spelregelsom om de lonen te blijven drukken.


Loonkost kunstmatig verhoogd

 

Door de loonkost kunstmatig te verhogen ten opzichte van het buitenland, mocht geen rekening meer gehouden worden met een deel van de lastenverlagingen.


Om te beginnen besliste ze om de loonblokkering die de regering Di Rupo had ingevoerd te verlengen met twee jaar. Daarbovenop verstrengde men de loonwet waardoor het de vakbonden nog moeilijker werd gemaakt om loonsverhogingen te vragen. Dat ging als volgt. Door de loonkost kunstmatig te verhogen ten opzichte van het buitenland, mocht geen rekening meer gehouden worden met een deel van de lastenverlagingen. Maar dat is nog niet alles. Bij het bepalen van de norm zal er telkens naar het verleden worden gekeken. Als blijkt dat de lonen ten opzichte van de buurlanden sneller zijn gestegen, worden deze automatisch gecorrigeerd in de volgende loonnorm.

 

Daarnaast wordt een veiligheidsmarge in vermindering gebracht, zodat eventuele loonkostverhogingen in de vooruitzichten kunnen worden opgevangen. Die bedraagt een kwart van de marge, maar minstens 0,5 procent. Als de veiligheidsmarge geheel of gedeeltelijk ongebruikt blijft, komt dit bovenop de volgende marge en vloeit ze terug naar de werknemers. Maar stel dat er toch een voorsprong komt, en de lonen stijgen minder snel dan in de buurlanden, dan zal maar de helft van de voorziene loonmarge ingezet worden voor het wegwerken van de historische uurloonhandicap. Dat is de loonhandicap (de werkgevers ramen die tussen 9 en 11 procent)die zou bestaan hebben toen in 1996 de loonnormwet werd opgesteld. Die wet was bedoeld om geen bijkomende loonhandicap ten opzichte van het buitenland te laten ontstaan. Dat lukte aanvankelijk niet, maar uiteindelijk toch tegen 2016.

 

Hoe staan we er vandaag voor? Als er rekening wordt gehouden met de gematigde loonakkoorden, de indexsprong en de taxshift, dan evolueren de Belgische lonen in 2018 naar een loonkostvoorsprong van 1%. Anders gezegd: de Belgische ondernemingen zullen dit jaar 1 procent competitiever zijn dan in 1996.En als er ook rekening wordt gehouden met de loonsubsidies voor de privésector, dan vergroot onze loonkostvoorsprong in 2018 zelfs tot 2.9 %.

 

Als sluitstuk van de verstrengde loonwet heeft de regering Michel er ook voor gezorgd dat werkgevers die de wet niet naleven, worden gestraft. Er komt een strenger toezicht op de naleving van de wetgeving, met onder andere een hogere administratieve geldboete voor werkgevers die de loonnorm overschrijden. De maximale boete beloopt 5.000 euro per werknemer.

 

De nieuwe loonwet werd voor het eerst toegepast bij de loononderhandeling voor de jaren 2017-2018. Het resultaat: iemand met een modaal inkomen van afgerond 3.000 euro, misloopt op die twee jaar 822 euro aan loonsverhoging.*


Aandeel van de lonen

 

Onder de regering Michel is het aandeel van de lonen in het BNI met 2 procent gedaald (cijfer van 2017 ten opzichte van 2014). Dat is 9 miljard euro in amper drie jaar tijd. Dat komt neer op een verlies van 191 euro per maand per loontrekkende.

 

Aan de andere kant is het aandeel van de winst met 2,7 procent gestegen in dezelfde periode. Goed voor 12 miljard euro extra aan winsten. Historisch gezien is het aandeel van de winst in het BNI nog nooit zo hoog geweest in 32 jaar. Het is een transfer van arbeid naar kapitaal van een omvang die in geen enkel van onze buurlanden (Duitsland, Frankrijk en Nederland) zijn gelijke kent.


Dat de besparingsmaatregelen van de regeringen vooral een reden zijn om een rijke klasse te bedienen, tonen twee studies aan.

 

Studie 1

 

Een eerste studie komt van de studiedienst van de PVDA.

 

In deze studie bekijkt men de evolutie van het aandeel van de lonen en de winsten in het bruto nationaal inkomen (BNI) onder de regering-Michel. Het BNI is een weergave van de inkomsten van al wie economisch actief is in het land. Het gaat vooral om particulieren (loontrekkenden en zelfstandigen) en bedrijven. De conclusies zijn de volgende:

 

Onder de regering Michel is het aandeel van de lonen in het BNI met 2 procent gedaald (cijfer van 2017 ten opzichte van 2014). Dat is 9 miljard euro in amper drie jaar tijd. Dat komt neer op een verlies van 191 euro per maand per loontrekkende.

 

Aan de andere kant is het aandeel van de winst met 2,7 procent gestegen in dezelfde periode. Goed voor 12 miljard euro extra aan winsten. Historisch gezien is het aandeel van de winst in het BNI nog nooit zo hoog geweest in 32 jaar. Het is een transfer van arbeid naar kapitaal van een omvang die in geen enkel van onze buurlanden (Duitsland, Frankrijk en Nederland) zijn gelijke kent.

 

Concreet hebben de lonen in ons land de voorbije drie jaar dubbel zoveel verloren als in Nederland en zeven keer meer dan in Frankrijk. Terwijl de lonen in België, Nederland en Frankrijk terrein verliezen, hebben de lonen in Duitsland een kleine groei gekend (+0,6 procent van het BNI, na jaren van verliezen). Wat betreft de winsten van de bedrijven; daar is de groei in België bijna dubbel zo groot als in Nederland, bijna 5 keer zo groot als in Frankrijk en zes keer groter dan in Duitsland.

 

Studie 2

 

Een tweede studie komt van twee onderzoekers van de Katholieke Universiteit van Leuven. In deze studie bevestigen Yannick Bormans en Filip Abraham dat de werknemers met een steeds kleiner deel van de toegevoegde waarde huiswaarts keren.

 

Van alle toegevoegde waarde die in België in een jaar gecreëerd wordt – ook wel bekend als het bruto binnenlands product - ging in 1985 nog 65,6 procent naar lonen. In 2014 bedroeg dit aandeel nog maar 60,4 procent.Door de aanhoudende daling is het verlies opgelopen tot 4.000 euro per jaar, berekenden de onderzoekers. Met andere woorden: als het aandeel van arbeid in het bbp zich nog steeds op het niveau van 1985 zou bevinden, zou een werknemer een slordige 300 euro per maand meer verdienen.

 

Hoe het verlies van inkomen van de werknemers en uitkeringsgerechtigden naar de bezittende klasse is gegaan en hoeveel procent loonsverhoging de werknemers en uitkeringsgerechtigden mogen eisen, lees je in deel 2

 

*Berekening loonnorm

 

- We gebruiken als basis voor de berekeningen bruto maandlonen. Voor de omzetting naar bruto jaarloon vermenigvuldigen we met 13,92 om het dubbel vakantiegeld en de 13de maand mee te tellen.
- De helft van de loonnorm wordt in 2017 toegekend, de andere helft in 2018.
- Voor de gezondheidsindex gebruiken we cijfers, zoals weergegeven door het planbureau. Er wordt 1,4% verrekend in het loon van 2017 en 1,5% voor de berekening van het loon 2018.(Planbureau: economische vooruitzichten 2016-2021, juli 2016)
- Loonnorm zonder herziene wet: 2,4% of 1,2 % per jaar
- Loonnorm bij herziene wet: 1,1% of 0,55% per jaar


Bronnen:

 

http://www.vlaamsabvv.be/art/pid/30300/100.000ste-berekening-op-Factuurregering.be.htm
https://www.acv-online.be/acv-online/Actueel/Campagnes/taxshiftcalculator/bereken-je-inkomensverlies/berekeningstool-regeringsmaatregelen.html
ACV-Vakbeweging nr.811, 25 oktober 2014,p.12
http://www.abvv.be/-/hoeveel-verlies-ik-met-de-indexsprong
https://pvda.be/artikels/de-lonen-onder-de-loep-over-de-indexsprong-loonbevriezing-en-andere-stokpaardjes-van-de
Het ABC van de Index, een brochure van LBC-NVK
http://www.werk.belgie.be/defaultNews.aspx?id=45403
http://www.vbo-feb.be/globalassets/actiedomeinen/economie--conjunctuur/competitiviteit/loonkostenhandicap-is-een-blijver-pieter-timmermans-trends/20181018_trends_p-34_loonkostenhandicap-is-een-blijver-all.pdf
http://www.abvv.be/-/loonmarge-weggesjoemeld-door-nieuwe-loonwet
Federaal Planbureau, Economische analyses en vooruitzichten 2017-2018 September 2017, p.21
https://pvda.be/sites/default/files/images/2018/09/28/pvda_studie_loonevolutie_laatsteversie.pdf
De Standaard,26/09/2018, Pagina 20
https://feb.kuleuven.be/VIVES/publications/briefings/Briefings/2018/briefing-201805-impactsupersterbedrijvenopinkomensverdeling

 

Bron: http://www.dewereldmorgen.be/artikel/2018/11/07/loonsopslag-in-plaats-van-kruimels-het-inkomensverlies-van-de-modale-belg