Koopkrachtplakkaat

EnergieplakkaatC

173646265 10222054268599783 1356797931624160070 n

Delen van artikels

Het rechtse kabinet Michel I ging voor een regime shift. Het ging erom de overlegeconomie waarop de welvaartstaat is gebouwd open te breken. Onze politieke democratie omvat immers sociaal overleg dat de loonbesprekingen en de sociale zekerheid beheert. Dat is niet in de lijn van de neoliberale doctrine. Die wil dat markt en investeerders vrij de lijnen uitzetten. Het sociale is dan wat ze “trickling down” noemen. Eerst de economische rentabiliteit en de rest volgt dan wel. De sociale eisen moeten zich binnen de perken van het economisch haalbare houden. Dat is de winstverwachting van de investeerders en dus van private beleggers.

Zo’n regimeshift vergt dan wel een structurele verzwakking van het middenveld. In de eerste plaats van de grote sociale organisaties, de vakbonden en de ziekenfondsen. Die worden als ondemocratische belangenorganisaties weggezet. Ook de nieuwe sociale bewegingen worden niet als gesprekspartners erkend. Alleen verkiezingen en partijen zouden in naam van de democratie kunnen spreken. Dat wordt dan “het primaat van de politiek” genoemd. Op die lijn is de rechtse coalitie ook van start gegaan.

Ondanks indexsprong, bezuinigingen, de politiek voor beleggers en ondernemers, de aanhoudende framing, de slechtere krachtsverhoudingen en ontmoedigingen, is het rechtse project niet geslaagd. Het is ten onder gegaan aan interne tegenstellingen. En ook aan inefficiëntie tegenover de uitdagingen. Over de neoliberale economische politiek was men het eens. Kibbelen over de stijl en het begeleidende autoritaire beleid inzake ordehandhaving, migratie, vreemdelingen en asielzoekers. Daar was het radicale discours van NVA, opgezweept door VB en Europees rechts, niet erg liberaal. En dan was er de totale afgang inzake structurele uitdagingen als klimaat, ruimtelijke ordening, mobiliteit, armoedebestrijding, levensduurte… Geen enkel resultaat, want daarvoor moet de pure marktlogica worden ingeperkt. De regimeshift is niet gelukt omdat het neoliberale ontwikkelingsmodel zelf faalt. It doesn’t deliver!

Maar is er dan wel een geloofwaardig alternatief? Afgaande op verkiezingen en peilingen doet de politieke ecologie het goed. Zij heeft de structurele crisis van het systeem op de kaart gezet, het groeimodel in vraag gesteld, de dringende kwesties van de leefbaarheid van mens en planeet centraal geplaatst. Steeds meer mensen steunen de urgentie van een voelbare duurzame en sociale transitie. En daarvoor zijn dus radicale keuzes en maatregelen nodig. Inzake ecosystemisch beheer, inzake mobiliteit, inzake leefomgeving, inzake gezondheid… Wat er met het systeem moet gebeuren is duidelijk. Maar wat dan met het sociaal-economisch model?

Welke nieuwe sociale verhoudingen dus? In de sociaal-democratie zien we crisis en verwarring. En dat is in geheel Europa het geval. Het hangt dus niet af van deze of gene leider of van één of ander incident. Hier gaat het om het wezen zelf van die stroming. De sociaal-democratie is geworteld in de industriële overlegeconomie, een sterke arbeidersbeweging, algemene tewerkstelling, de bereidheid van de burgerij om de sociale vrede af te kopen, een structureel sociaal contract. En dat is allemaal weggevallen. We zitten in een flexibele postindustriële samenleving. Gericht op internationale concurrentie en dus tegen een nationaal keurslijf. De Derde Weg dacht nog even het socialisme te redden op zoek naar de kruimels van de concurrentiecapaciteit. Maar daarmee ging ook elke systeemkritiek verloren. De SPa werd een doordeweekse bestuurspartij zonder kader en stevige ideologie. Socialisten steunen vandaag gewoon de markt. Ze gaan mee in het soberheidsbeleid en de privatisering van de rijkdom. Sociale ongelijkheid wordt nog nauwelijks geduid vanuit een structurele kritiek op economie en samenleven.

Zo is die stroming ruggengraat verloren en het vertrouwen van vele arbeiders en vakbonden. Hun basis werd eerder de ambtenaar, de leraar en de beroepspoliticus. Vele oude socialisten gleden naar rechts op zoek naar stabiliteit uit het verleden. De gele hesjes die opkomen voor koopkracht en levensstandaard rekenen niet meer vanzelf op de “socialen”. Het korte termijn overleven, zoals in Antwerpen, werkt tegen het lange termijnperspectief. De Grote Verbinding (sic) is zeker geen nieuw beleid: geen circulatieplan, geen echt klimaatplan, geen doordacht voedselplan, geen doorbraak inzake de wooncrisis (men blijft bij de 10% sociale woningen van bevoegd schepen Fons Duchateau, ver van het streefcijfer van 10.000, met dubbele armoedecijfers en bij de 20.000 mensen op de wachtlijsten), geen focus op de commons of op de ontwikkeling van een deel- en circulaire economie, geen maatregelen voor inkomensherverdeling. De hardware van de stad (mobiliteit, haven, stadsontwikkeling, wonen) blijft in handen van NVA. De focus blijft een sterk Vlaams identitair assimilatiebeleid vooral ondersteund door 40 politiemaatregelen. Als aanhangsel van rechts zal het uiterst moeilijk worden het sociale verschil te maken. Zonder een ware herbronning en een duidelijke positionering tegenover de nodige systemische transities zullen de socialisten dus verder afkalven. De simpele waarheid is: zonder herverdeling van de rijkdom zijn verhoging van de levenstandaard en budgettair evenwicht niet te combineren.

Zal dan PvdA die sociale agenda overnemen? Electoraal gedeeltelijk wel. Qua mobilisatie en band met de bonden ook. Maar dan komt de test van de overgang van eis naar beleid, van betoging naar bestuur, van programma naar project. En daarin lijkt de partij na de vorige gemeenteraadsverkiezingen aan betrouwbaarheid te hebben ingeboet. Als je met 18 of 25% van de stemmen nog geen verantwoordelijkheid durft op te nemen, zie Molenbeek, of Charleroi, of Herstal, ja dan dreigt ook het programma ongeloofwaardig te worden. De uitdagingen wachten immers niet tot PvdA overal 51% behaalt.

Zolang de sociale agenda niet in een duidelijk ander beleid is gevat, dreigt het alternatief zich te beperken tot een groene bijsturing van het neoliberaal project. Meestal dan too little too late. Maar waar en hoe moet dat sociale alternatief dan wel vorm krijgen? Geen van de drie progressieve partijen zijn in staat het alleen uit te werken. Het middenveld zelf is bang van politisering en het uitwerken van een maatschappelijk project. Een groot congres voor Structuurhervormingen of een nieuw Plan van de Arbeid lijken ver weg. Er is geen leiderschap voor sociale vooruitgang. Geen plan voor de 21ste eeuw, rekening houdend met mondialisering en metropolitane netwerking. Iedereen lijkt zich neer te leggen bij de zeer ongelijke verdeling van de rijkdom en dus het geldgebrek voor een sociaal groeibeleid. Het sociaal deficit aanpakken zal alleen lukken door betere samenwerking en gedegen inhoudelijk overleg, weg van de rechtse axiomas. Als daar geen dringend werk van wordt gemaakt zal noch de duurzame, noch de sociale transitie worden ingezet. Dan dreigt de breed gedragen zucht naar vernieuwing opnieuw naar ontgoocheling te leiden. En dan zal rechts zich, eventueel na lang beraad, opnieuw verzoenen in een verdere uitdieping van de structurele regimeshift.

Eric Corijn
(Hoogleraar Stadsstudies VUB)
(Auteur van “Een stad is geen land” – VUBPress)

Dit opiniestuk verscheen eerder (ingekort) in De Standaard.