'System change - not climate change': kapitalisme versus het klimaat
Op de klimaatmanifestaties zie je het bordje regelmatig opduiken: system change - not climate change. Het doet denken aan de uitspraak van Naomi Klein: ‘Vergeet alles wat je weet over de opwarming van het klimaat: CO2 is het probleem niet. Het probleem heet: kapitalisme!” Als de opwarming van de aarde te maken heeft met een economisch systeem, dan vraagt de slogan ‘verander het systeem, niet het klimaat’ naar een concrete invulling.
Guido Decker
We bekijken eerst de werking van het huidige economische systeem, om vervolgens over te gaan naar een voorstel hoe we dat systeem kunnen veranderen.
In het kapitalistische systeem heeft een rijke minderheid macht over een meerderheid. Dat werd onlangs nog maar eens zichtbaar gemaakt door het rapport van OXFAM: de 26 rijkste mensen op onze planeet bezitten samen meer dan de 3,8 miljard armste mensen.
Macht verwerf je door het eigenaarschap van de grond, de banken en van zoveel mogelijk economische sectoren. Dat wordt bestendigd door een overheid die daarvoor de middelen geeft en ook het systeem beschermt. Daardoor ontstaan in een kapitalistische maatschappij twee groepen: aan de ene kant de bezitters, aan de andere kant een talrijke groep van mensen die hun geest- en handenarbeid verkopen in ruil voor een loon.
Rijk worden in een kapitalistische maatschappij realiseer je door meer uit je investering te halen dan wat je erin hebt gestoken. Als de overheid aan je kant staat, is dat niet moeilijk. De politici zullen dan zorgen voor een aangepaste wetgeving, dat de lonen laag worden gehouden, dat er voldoende ruimte wordt voorzien waarbinnen jezelf mag beslissen op welke manier je wat produceert en dat je de grondstoffen - nodig om je product te maken, goedkoop kan aanschaffen.
De gevolgen
De negatieve gevolgen van het kapitalistische systeem zijn hoe langer hoe meer zichtbaar. Doordat elke kapitalistische eigenaar afzonderlijk mag produceren, zoveel hij denkt te kunnen verkopen, wordt er veel grondstof verspild en schade toegebracht aan het milieu. Daarbovenop komt de vervuiling van lucht en water, veroorzaakt door de organisatie- productie- en distributiemethoden. En dan nog te zwijgen over de vervuilende producten die op de markt worden gebracht die de mentale en fysieke gezondheid schaden.
Om over de grondstoffen voor de productie te beschikken, zullen de bezitters samen met hun overheden alle mogelijke middelen gebruiken om landen te dwingen hun natuurlijke rijkdom goedkoop af te staan. Dat gebeurde eerst door het kolonialisme en daarna door te zorgen dat er bevriende regimes aan de macht kwamen. Lukte dat niet, dan koos men de weg van de oorlog.
Vraag en aanbod van arbeid
Naast het belang van goedkope grondstof, is het even belangrijk voor de kapitalist dat ook de arbeid die nodig is om het product te maken, goedkoop is. De loonkosten moeten zo laag mogelijk gehouden worden om zoveel mogelijk winst uit de arbeid van een werknemer te halen. Dat is gemakkelijk te organiseren: zorg dat er voldoende mensen met elkaar concurreren voor een job.
Een voldoende aantal werkzoekenden met een lage uitkering is in een kapitalistische maatschappij onmisbaar. Dat is ook logisch. Als er meer aanbod van jobs is dan dat er vraag naar is, dan staan de werknemers sterker om hogere lonen te eisen. Omgekeerd staat de werkgever sterk als hij kan kiezen onder een groot aantal werkzoekenden. Men kan dan gemakkelijk de werknemers dwingen om flexibel en laagbetaald werk te aanvaarden. Want als werknemers meer loon en betere arbeidsvoorwaarden eisen, dan heeft de werkgever alle macht om te antwoorden dat er genoeg werkzoekenden staan te wachten die voor minder loon de flexibele arbeid willen aanvaarden.
Het is daarom dat politieke partijen, zoals bijvoorbeeld de N-VA en de Open Vld, en die hun sympathie voor het kapitalistische systeem niet verbergen, voorstellen indienen om de uitkeringen te beperken in de tijd. Want hoe zwakker men de grote groep werkzoekenden kan maken, hoe gemakkelijker het is om de werknemers te dwingen hun arbeid goedkoop uit te voeren. Maar door de loonkosten te drukken, snijdt men ook in de koopkracht. En dan komt er iets anders tevoorschijn: de crisis. Hoe dit komt?
De drijvende kracht van het kapitalisme is marktaandelen van concurrenten inpalmen door goedkoper te produceren. Dat kan door de loonkosten te drukken of door met minder arbeidskrachten of met meer en/of betere machines productiever te produceren. Zo ontstaat een tegenstelling tussen een stijgende productiecapaciteit en een dalende koopkracht. Men creëert overproductie, waardoor bedrijven hun deuren moeten sluiten en waardoor de afvalberg vergroot door de niet verkochte producten.
Voeg daarbij de etnische, religieuze, culturele en talen diversiteit, die misbruikt worden door bepaalde groepen en politieke partijen om de gewone mensen, die afhankelijk zijn van een loon of een uitkering, tegen elkaar op te zetten. Dat is niet moeilijk, omdat in het kapitalistische systeem concurrentie de regel is.
De systeemwissel
Als we het milieu willen beschermen tegen afbraak, vervuiling, verzuring, verschraling en opwarming. Als we een einde willen maken van de concurrentie tussen mensen. Als we een einde willen maken aan de ongezonde en onmenselijke productiewijzen. Als we een einde willen maken aan de uitbuiting van het zuiden en de armoede. Als we een einde willen maken aan een economie waarbij niet de mensen maar de winst primeert, dan moet de samenleving de macht verwerven over de economie. Een economie waarin de behoeften van de mensen en niet de winsten van aandeelhouders het richtsnoer zijn.
Wist je dat in België 80 procent van de waarde van alle beursgenoteerde aandelen in handen zijn van de 10 procent meest vermogenden? Deze kleine groep beslist wat en op welke manier er wordt geproduceerd met als doel er zoveel mogelijk winst uit te halen. De eerste en belangrijkste eis zou dan logisch moeten zijn: stop het eigenaarschap van een kleine groep die de economie gebruikt uit winstbejag.
Hoe gaan we dat doen?
Om tot een systeemwissel te komen, moet de gemeenschap de belangrijkste sleutelsectoren in handen nemen, zoals gezondheidszorg, farmaceutische industrie, ouderenzorg, kinderopvang, onderwijs, wetenschappelijk onderzoek, comfortabel wonen, openbaar vervoer, communicatie, energie, watervoorziening en beschikken over eigen banken. Het gaat hier niet over een totale staatscontrole, maar wel over een economie die zorgt voor inspraak en controle van onder andere de consumenten, de gebruikers, het personeel, de vakbonden, verkozen politici en milieuorganisaties die samen met de ingenieurs en de wetenschappers het beleid uittekenen van de sector. Dit proces is dus geen nationalisering van de sectoren waarin enkel de politici beslissen, maar een vermaatschappelijking van die sectoren die moeten zorgen dat alle behoeften worden verzekerd. Ook de natuurlijke rijkdommen en de ondergrond moeten in collectief bezit komen, zodat het beheer en de uitbating ervan kunnen gebeuren in het besef dat deze eindig zijn.
Sectoren in handen van de gemeenschap hebben daarbij de mogelijkheid om met democratische inspraak de productie, de ontginning, de grondstoffen- en goederendistributie, de prijs en de loon- en arbeidsvoorwaarden op een rechtvaardige, sociale, veilige en duurzame methode te organiseren.
Wat nu eerst?
Je kan niet alles tegelijk doen. Daarom stelt zich de vraag: welke sectoren eerst vermaatschappelijken? Gezien de urgentie om de milieuvervuiling en de opwarming van de aarde te stoppen, is het aangewezen te beginnen met de energiesector en de bankensector. Deze sectoren kunnen dan ook als voorbeeld worden genomen om de andere sleutelsectoren te vermaatschappelijken.
In het geval van de energiesector: om op een duurzame en betaalbare manier energie te leveren aan de maatschappij.
In plaats van te vertrouwen op de private energiemultinationals, die nog steeds investeren in fossiele en nucleaire energie, moet er een publiek energiebedrijf opgericht worden om snel werk te maken van grootschalige investeringen in hernieuwbare en betaalbare energie.
Daarnaast moeten er stedelijke energiebedrijven komen die in publieke handen zijn om lokaal mee te bouwen aan een duurzaam energiesysteem. Voorbeelden hiervan vind je al in het buitenland, zoals in München. In 2007 gooide de Beierse hoofdstad haar steenkoolcentrales op de schroothoop van de geschiedenis. In de plaats daarvan kwamen twaalf nieuwe waterkrachtprojecten, twee biomassacentrales, windmolenparken en een geothermische installatie. Vandaag wekt München genoeg groene stroom op om alle 800.000 gezinnen groene energie te leveren en het uitgebreide metro- en tramnetwerk van de stad op eigen groene energie te laten rijden. Het geheim van München? Een stedelijk energiebedrijf.
En dat is nog niet alles. In de stroomturbines van het stadsbedrijf wordt elektriciteit geproduceerd, en het hete water dat overblijft wordt in een warmtenet gepompt, een net van 800 kilometer warmtebuizen. Het is het grootste net van Europa en levert groene warmte aan 120.000 gezinnen.
Stadsverwarming is wijdverspreid in Zweden, Finland en Denemarken. Zo is het stadsverwarmingsnet van Kopenhagen, één van de oudste en grootste ter wereld. Het levert betaalbare en duurzame warmte aan 97 procent van de hele stad.
In het geval van de bankensector: om krediet te verlenen waar nodig, en niet om te speculeren op de beurs.
Er zijn voldoende argumenten dat de bankensector in handen van de gemeenschap moet komen. Denk maar aan de financiële crisis als gevolg van speculatie in 2008. Om deze sector te redden, nam de belastingbetaler de verliezen voor zijn rekening. Toen de bank Dexia voor de tweede keer onderuitging in 2011 koos de overheid ervoor de bank op te kopen voor vier miljard euro. Dat is 363 euro per inwoner van het land. Men veranderde de naam van de bank in Belfius, en de reden dat de bank vandaag nog bestaat is dankzij ons belastinggeld. Met andere woorden: deze bank is van ons!
Om deze bank te beschermen tegen de politici die deze bank opnieuw in de logica van de winstmaximalisatie willen storten, is er het platform opgericht “Belfius is van ons”. Zij roepen op om Belfius te vermaatschappelijken. Waarom men dat vraagt? Omdat een bank de investeringen van vandaag bepaalt voor de wereld van morgen. De criteria die een bank gebruikt om te bepalen wie krediet krijgt aan welke voorwaarden en wie niet, veranderen het uitzicht van de economie en de samenleving. Gezien er vandaag een grote nood is aan een klimaatvriendelijke en duurzame wereld, moet het beheer van het geld in publieke handen komen.
Bronnen:
http://www.standaard.be/cnt/dmf20190121_04120328
Alles kan beter; Sarah Kuypers; Centrum voor Sociaal Beleid Herman Deleeck; UA
Opgelicht, De energiezwendel van Electrabel & co, Tom De Meester
http://www.belfiusisvanons.be/