Koopkrachtplakkaat

EnergieplakkaatC

173646265 10222054268599783 1356797931624160070 n

Delen van artikels

Er zijn weinig beroepen waar de ongelijkheid tussen arm en rijk zo groot is als de kunstwereld. Doordat het de succesvolle kunstenaars zijn die de krant halen, blijft de toenemende precariteit onder makers grotendeels buiten beeld. Nochtans zijn het dikwijls ook deze succesverhalen die amper rondkomen. Daarover getuigde theatermaakster en schrijfster Julie Cafmeyer onlangs in haar krantencolumn (DM, 19/4) getiteld ‘De culturele sector’. Ze riep kunstenaars op om het systeem van onderbetaling te boycotten: ‘vermeld je uitkoopsom luidkeels op scène’, stelde ze voor.

Wanneer artistiek succesvolle artiesten aan het einde van de maand nog onder de rode lijn van de armoedegrens vallen, is dat een belangrijk signaal.

Je kan Cafmeyer moeilijk ongelijk geven. Twee weken eerder bracht de Commissie Kunstenaars haar jaarverslag uit waarin ze benadrukken in wat voor een precaire situatie steeds meer kunstenaars vandaag zitten. Kunstenpunt, het steunpunt van de kunsten, hield de week daarvoor een studiedag Do It Together (D.I.T.) over initiatieven waarbij kunstenaars alvast onderling creatief kunnen proberen hun sociale situatie te verbeteren. Ze brachten daarbij een nieuw boekje uit, Kunstenpocket#3, waarin ze inzake precariteit weinig aan de verbeelding overlaten:

“Er is iets grondig mis wanneer professionele sectoren zo functioneren dat net hun kernspelers er niet in slagen om van hun praktijk te leven. Wanneer artistiek succesvolle artiesten aan het einde van de maand nog onder de rode lijn van de armoedegrens vallen, is dat een belangrijk signaal dat het hele systeem van werken, samenwerken, verlonen en sociale bescherming aan herziening toe is.”

SEXY FLEXY?

De oorzaak? Die heeft veel te maken met de flexibiliteit en ‘vrijheid’ die als norm in de sector geldt en misbruikt wordt. Onder het mom artistiek ‘vrij’ te kunnen zijn, woekert er in sociaaleconomisch opzicht een grote vrijblijvendheid. Het lijkt bijvoorbeeld normaal dat veel overleg en voorbereiding gratis gebeuren.

Je maakt niet elke dag een tentoonstelling, je speelt niet elke avond een voorstelling, niet elke dag is een draaidag.

De hoeveelheid onbetaalde werktijd is groot. Hoe meer die groeit, hoe meer we van een deprofessionalisering van de sector kunnen spreken. Inkomsten moeten cultuurwerkers zelf halen bij verschillende partners – de subsidiërende overheid of stad, coproducties met verschillende organisaties – en aangezien artistieke projecten een atypisch verloop hebben – je maakt niet elke dag een tentoonstelling, je speelt niet elke avond een voorstelling, niet elke dag is een draaidag, enzovoort – vallen kunstenaars tussen de jobs door terug op de werkloosheid. Kortom, er wordt van de hedendaagse cultuurwerker heel wat ‘ondernemerschap’ verwacht om de zakelijke kant van zijn/haar beroep rond te krijgen. Daarvoor zijn ze dikwijls aangewezen op tussenpersonen, meestal een SBK, waardoor ze de kans op een reguliere aanstelling ontlopen.

REKBAAR STATUUT

Eind 2002 kreeg uitzendarbeid een artistiek kantje. Officiële uitzendkantoren kunnen een erkenning aanvragen als ‘Sociaal Bureau voor Kunstenaars’ (SBK’s) waarna ze zich voor creatieve beroepen over twee specifieke vormen van tijdelijke arbeid mogen ontfermen: opdrachten van een opdrachtgever die geen ander personeel in dienst heeft en opdrachtgevers buiten de kunstensector.

De categorie ‘creatief beroep’ bleek gaandeweg bijzonder rekbaar en gaat van kunstenaars en technici actief in theater, beeldende kunst en muziek tot vormgeving, journalistiek, reclame en sociaal-cultureel werk. Het Sociaal Bureau voor Kunstenaars werd als label in het leven geroepen met de intentie een kwalitatieve vorm van uitzendarbeid te creëren die voor meer rechtszekerheid zou zorgen in situaties waar het betalen van kunstenaars – hoeveel en door wie? – veel nalatigheid en ook verwaarlozing kende. Vandaag zijn er talrijke concurrentiële SBK’s actief: Amplo, De Crew, Het Interimpaleis, Interpass, Manpower Belgium, Tentoo Payroll Services…

SCHEEFGROEI

Bijna twintig jaar later moeten we helaas concluderen dat die spin-offs van reguliere interimkantoren de tewerkstelling in de kunstensector steeds meer naar hun hand hebben gezet en daarbij ook mistoestanden in de hand werkten. Vanuit het legale motief ‘tijdelijke vermeerdering van werk’ ging men vrijwel elke creatieve activiteit verwerken waardoor uitzendarbeid niet de uitzondering maar de regel werd. Nochtans moet rechtstreekse indienstneming wel de norm zijn en blijven.

Het loopt zelfs mis in grote publieke instellingen: nadat de VRT van de overheid een maximumenveloppe voor eigen personeel vastgelegd kreeg, boomde het uitzendwerk waardoor de personeelswerking van de openbare zender inzake sociale rechten onder druk kwam te staan.

Vanuit het legale motief ‘tijdelijke vermeerdering van werk’ ging men vrijwel elke creatieve activiteit verwerken waardoor uitzendarbeid niet de uitzondering maar de regel werd.

In vele gevallen waarin er een rechtstreekse band tussen kunstenaar en opdrachtgever aanwezig is en moet zijn, geeft men vandaag de voorkeur aan een contract via een SBK. Dat zorgt niet alleen voor een aanzienlijk lager nettoloon voor de cultuurwerkers, het is ook tegen de regelgeving in. SBK’s rekenen soms ook in uren in plaats van de wettelijk verplichte dagvergoedingen.

Tevens weigeren ze dikwijls anciënniteit in rekenschap te nemen en er zijn gevallen bekend waarbij ze geïnde auteursrechten vergaten over te dragen. Intussen breiden SBK’s hun activiteiten gestaag uit naar allerhande vergoedingsrelaties die in principe rechtstreeks met de opdrachtgever moeten verlopen.

DUUR

Zo vloeien veel inkomsten (en subsidies) van dikwijls precaire cultuurwerkers onnodig naar deze commerciële entiteiten. Hoeveel? Daar zijn cijfers noch parlementaire vragen over. Evenmin is er transparantie inzake het aandeel dat een SBK precies voor eigen rekening neemt. Ze werken immers met een algemene multiplicator bovenop het brutoloon die commissie, sociale bijdragen en andere kosten dekt. Maar die multiplicator blijkt wel immuun voor verlagingen van werkgeversbijdragen of andere sociale kortingen.

Nog: organisaties die subsidies ontvangen zijn bij cao verplicht bepaalde loonbarema’s toe te passen. Maar SBK’s vertrekken dikwijls van de redenering dat dit voor een tewerkstelling bij zo’n organisatie via hen niet hoeft omdat ze als sociaal secretariaat zelf geen subsidies ontvangen. Dergelijke praktijken ondergraven de opbouw van een duurzaam en rechtvaardig werkveld via collectieve arbeidsovereenkomsten.

ONVRIJ

Hoe groter de expansiedrang, hoe kleiner de keuzevrijheid. Het SBK evolueerde van een handig hulpmiddel voor de kunstenaar naar een niet te omzeilen partner van de opdrachtgever. Sommige SBK’s sloten deals met opdrachtgevers om hen als enigste intermediair te kiezen voor al hun cultuurwerkers. In ruil laten ze SBK-medewerkers aanschuiven op hun personeelsdienst, openen ze een kantoor in de gebouwen van de organisatie zoals dat bij de VRT het geval is of willen ze een deel van hun productiebudget financieren via uitstel van betaling aan de cultuurwerkers.

Doordat de opdrachtgever al een keuze heeft gemaakt, verliezen cultuurwerkers het recht om via vrije concurrentie tot een betere prijs of een meer voordelige multiplicator te komen. Ook steunpunten in de kunsten, zoals Poppunt en Danspunt, gaan niet-gekaderde samenwerkingen aan met één welbepaald SBK die via deze beleidspartner hun werking kunnen legitimeren.

Het SBK evolueerde van een handig hulpmiddel voor de kunstenaar naar een niet te omzeilen partner van de opdrachtgever.

De precariteit beperkt zich echter niet tot de lagere verloning. Ook de psychosociale risico’s – stress, burn-out… – liggen aanzienlijk hoger voor tijdelijke werknemers. Want bij wie kan je terecht als je ergens maar even werkt en je extra kwetsbaar bent vanwege jouw afhankelijkheid van meerdere (potentiële) werkgevers?

Kortom, de bemiddelende SBK’s die zijn opgericht als remedie voor een gebrek aan veerkracht en stabiliteit bij sommige kunstenaars, werken anno 2019 vanwege hun succes actief mee aan de precarisering van de kunstwereld. De kunstensector heeft vanuit de beste bedoelingen iets in het leven geroepen dat zich intussen onmisbaar wist te maken en men heeft er het label ‘sociaal’ op geplakt. Om de scheefgroei tegen te gaan, is het daarom van belang dat opdrachtgevers hun verantwoordelijkheid nemen en cultuurwerkers ook in sociaaleconomisch opzicht flexibiliteit en ‘vrijheid’ bieden: wie een rechtstreeks en degelijk contract wil, moet die vrije keuze krijgen.

Bron: https://abvv-experten.be/armoede/hoe-sociaal-zijn-de-sociale-bureaus-voor-kunstenaars/