images/headerlefonline.jpg
Delen van artikels

NaftaAfgelopen week werd het handelsconflict tussen de Verenigde Staten en China met een nieuw akkoord afgesloten. Wat de gevolgen van deze nieuwe afspraken zullen zijn, is nog onduidelijk. Vast staat wel dat de Zuidamerikaanse landen minder landbouwprodukten aan China zullen verkopen, dat heel wat ondernemingen het toch nog veiliger zullen vinden in Mexico te gaan produceren en dat Europa als machteloze derde moet toekijken hoe twee andere handelsmogendheden hun zaakjes onder elkaar regelen. Multilateralisme? Voor Trump hoeft het niet. Het is een gevaarlijke ontwikkeling, omdat in bilaterale gesprekken de machtsverschillen veel meer kunnen uitgespeeld worden.

De WTO is dood

De WTO is inmiddels zo goed als overleden. Ze is in haar twee taken mislukt. De mondiale handelsgesprekken die in 2001 werden opgestart, zijn wegens al te grote en fundamentele meningsverschillen gestrand. Een ‘ontwikkelingsronde’ moet ontwikkeling brengen, en slaagt men daar niet in dan kan de deur best op slot. Met 164 landen aan tafel kan geen enkel land zijn wil opleggen.

Voor de tweede mislukking zijn de V.S. verantwoordelijk. De WTO moet ook optreden om handelsgeschillen op te lossen. Elk land dat zich benadeeld voelt kan beroep doen op een ‘panel’ dat de zaak onderzoekt en aanbevelingen doet aan een beroepscommissie, de ‘appelate body’. Het bestaat uit zeven rechters, maar momenteel blijft er slechts één over en de V.S. weigeren om nieuwe mensen aan te stellen. Gevolg: de commissie ligt stil. Geschillen zullen dus eveneens bilateraal moeten bijgelegd worden.

Het verhaal van de WTO is bizar en toont aan hoe, ongewild, de sociale bewegingen verkeerde beslissingen kunnen nemen. Het is precies twintig jaar geleden dat met ‘the battle of Seattle’ de andersmondialiseringsbeweging het licht zag. In dat stadium was het vizier vooral gericht op de WTO en de zogenaamde ‘vrijhandel’. En het klopte zeer zeker dat die vrijhandel vooral in het belang was van de rijke landen. Maar daarom moest de WTO het niet bekopen. Net zoals ook het geval is met de Europese Unie ziet men het verschil niet tussen beleid en instellingen. De kritiek op het beleid van de WTO was zeer terecht, maar nu het multilateralisme zelf wordt bedreigd, beseft men hoeveel slechter af men is met de grote spaghettibowl van bilaterale handels- en investeringsakkoorden. Want dat is het resultaat van de mislukking: de E.U. en de V.S. gaan met afzonderlijke landen onderhandelen en niet alleen staan kleine landen zo goed als machteloos in deze gesprekken, het geheel wordt ook erg onoverzichtelijk en er zijn weinig mensen die het nog begrijpen. Laat staan dat lokale mensen al die akkoorden correct kunnen toepassen. Dat is doodjammer. Sociale bewegingen en kleine landen zijn beter af met een multilaterale instantie waarvan men het beleid kan proberen te beïnvloeden, dan met een opsplitsing in duizend aparte akkoorden.

TTIP, CETA, Mercosur?

De grote waas die over de vele aparte akkoorden hangt, maakt het ook zo goed als onmogelijk om nog een of ander soort van evaluatie te maken van wat nog steeds ‘vrijhandel’ wordt genoemd. TTIP, het akkoord tussen de E.U. en de V.S. is voorlopig van de baan, maar CETA, het akkoord met Canada, is voorlopig wel van toepassing. De TISA-gesprekken over de handel in diensten gaan voort en in regio Azië en Stille Oceaan wordt gewerkt aan een ‘Regional Comprehensive Economic Partnership’ tussen de 10 ASEAN-landen en Australië, China, Japan, Nieuw-Zeeland en Zuid-Korea. Ondertussen sluit China akkoorden af met een groot aantal landen in het kader van haar Belt-and-Road-Initiatief.

We hebben er het raden naar wat al deze akkoorden concreet betekenen. Er zijn zo goed als geen evaluatiestudies en economen zijn er duidelijk niet zo op gebrand om het onderzoek te stroomlijnen. Het verhaal – of de ideologie – die al eeuwen mee gaat is dat meer vrijhandel leidt tot meer groei en goedkopere produkten voor de consumenten. Maar elk akkoord heeft winnaars en verliezers en hoe die balans uiteindelijk uitdraait is zelden geweten. De berekeningen geven erg uiteenlopende resultaten, ook al omdat vaak té weinig data beschikbaar zijn. Dat wordt mede verklaard door het feit dat nagenoeg 60 % van de wereldhandel binnen de filialen van multinationals verloopt en er behoorlijk wat wordt gesjoemeld met transferprijzen. Men zorgt er voor dat winst wordt gemaakt in landen met een gunstig fiscaal tarief. Op die manier worden de resultaten totaal vertekend. Er bestaat geen geloofwaardige diagnose van wat ’vrijhandel’ heet, in hoeverre de ongelijkheid erdoor bevorderd wordt weet niemand, en van wat de maatschappelijke gevolgen zijn krijgen we enkel een beeld als die gevolgen zichtbaar worden. Te laat dus. Een voorbeeld: de visserij-akkoorden die met Afrikaanse landen worden afgesloten zijn zeer voordelig voor de overheid van die landen, maar bijzonder nefast voor de vissers zelf.

De bestaande mondialisering is gebaseerd op ongelijkheid en het is daarom een illusie te denken dat de materiële welvaart van de bevolking kan opgetrokken worden.

Dat alles mag geen reden zijn om tégen vrijhandelsakkoorden te pleiten. Er moet wel veel meer openheid komen over wat, waarom en hoe. Het verzet dat nu op gang komt tegen het akkoord tussen Mercosur (Brazilië, Argentinië, Paraguay en Uruguay) en de E.U. kan zeker terecht zijn, maar het zou er moeten op aankomen dat bijvoorbeeld de gevaarlijke stoffen die er nog steeds gebruikt worden in de landbouw, volkomen verdwijnen. Dat is in het belang van alle bewoners en is beter dan het akkoord zelf gewoon af te schrijven. Om daar actie rond te voeren, is er wel veel meer informatie nodig en mogelijkheden om invloed uit te oefenen.

Sociale clausules?

Een ander pijnpunt van de akkoorden is het respect van economische en sociale rechten. In tegenstelling tot wat de Internationale Arbeidsorganisatie honderd jaar geleden stelde, met name dat de concurrentie tussen landen en bedrijven niet mocht gebeuren op de kap van de werknemers, is het wel degelijk de loonlast waarmee arme landen zich in de mondiale strijd lanceren. Met alle gevolgen vandien, zoals het dramatische ongeval in Rana Plaza, Bangladesh, waarin honderden arbeidsters het leven verloren.

De oplossing die hiervoor wordt voorgesteld is een ‘sociale clausule’ in de handelsakkoorden, waardoor landen zich engageren om de mensenrechten en de IAO-normen in het bijzonder te respecteren. Dat heeft pas zin indien dat ook gecontroleerd en eventueel bestraft kan worden, en daar wringt het schoentje.

Een sprekend voorbeeld is wat er momenteel in Mexico gebeurt. President Trump had tijdens zijn verkiezingscampagne vier jaar geleden verklaard dat het Noord-Amerikaanse Verdrag (NAFTA) het slechtste was wat de V.S. ooit hadden afgesloten. Hij beloofde nieuwe onderhandelingen en zo werd in 2018 een nieuw akkoord afgesloten dat veel strenger was voor Mexico in termen van oorsprongsregels en arbeidsrecht. Voor de democraten in de Kamer van Afgevaardigden én voor de vakbonden was het echter niet genoeg en ze weigerden te ratificeren. Dus moest er opnieuw onderhandeld worden en vorige maand werd een Protokol met Wijzigingen afgesloten. Waar het de Noordamerikaanse vakbonden om te doen is, is dat Mexico niet al te goedkoop mag produceren én voor de productie voldoende onderdelen uit de V.S. moet gebruiken. U zal begrepen hebben dat het hier vooral om de auto-industrie gaat. Dus zijn er percentages vastgelegd voor wat uit de V.S. moet komen en de nieuwe tekst stelt ook dat 40 % van de onderdelen moeten gemaakt worden door arbeiders die tegen 2023 minsten 16 US$ per uur verdienen …

Bij de ratificatie in de Kamer van Afgevaardigden kwam de aap uit de mouw: de V.S. willen sociale inspecteurs naar Mexico sturen om erop toe te zien dat alles correct wordt toegepast. Wat uiteraard op groot protest in Mexico werd onthaald, waar over een grove schending van de soevereiniteit van het land wordt gesproken.

Het is dus een tweesnijdend zwaard. Wat fantastisch als ook Mexicaanse arbeiders een goed loon kunnen krijgen, maar wat een brutale bemoeienis van de V.S.! Met een dergelijk akkoord kan de concurrentie op basis van goede in plaats van lage lonen worden georganiseerd, maar wat een vernedering voor Mexico!

Men kan de V.S. niet eens ongelijk geven: er zijn in het land één miljoen banen verloren gegaan door de goedkopere produktie in Mexico. Terwijl in Mexico de kleine maïsboeren het slachtoffer zijn geworden van NAFTA. Ze kwamen terecht in de narcobusiness of migreerden naar de V.S. Mexico zal geen inspecteurs voor de Noordamerikaanse landbouwsector hebben…

Op zich gaat het om een goede sociale clausule, zo denk ik, alleen moet ze met meer wederzijds respect kunnen toegepast worden en zouden de vakbonden aan beide kanten van de grens met elkaar moeten overleggen. Vrijhandel kan op die manier een instrument voor meer gelijkheid worden. Voorlopig werd een oplossing gevonden door niet over ‘inspectores’ (inspecteurs) te spreken maar over ‘agregados’ (assistenten). What’s in a word?

Source: http://www.uitpers.be/artikel/2020/01/19/ceta-nafta-memoriam-wto/