images/headerlefonline.jpg
Delen van artikels

Een historisch moment: voor het eerst vindt de Belg gezondheid het grootste probleem in de samenleving. Dan kon moeilijk anders: ons hele leven, de economie, transport, onderwijs, ontspanning,…alle domeinen worden vandaag bepaald door regels met als doel een antwoord te bieden op de Covid19 pandemie.

Het signaal van de bevolking vraagt om een ernstige reactie. Allereerst moet het gezondheidsdebat teruggegeven worden aan de democratisch verkozen vertegenwoordigers van de bevolking. Dit betekent: meer dan tot vandaag het geval was, moet het debat over de grote uitgangspunten en keuzen in de zorg gevoerd worden in het parlement. Veel te lang werd hoofdzakelijk gedebatteerd in voor de burger weinig transparante overlegcommissies, waar belanghebbende partijen (zorgverstrekkers, ziekenhuizen, mutualiteiten, farmaceutische industrie,…), ongetwijfeld met de beste bedoelingen en veel deskundigheid, een zeer ingewikkeld systeem hebben opgezet van taakomschrijvingen, tarieven, kwaliteitskenmerken,…Een eerste antwoord op dit signaal zou een parlementair debat kunnen zijn, waarin de grote algemene gezondheidsdoelstellingen die we in België willen bereiken, worden vastgelegd: terugdringen van sociale ongelijkheid in gezondheid, toegankelijkheid van zorg (b.v. geneesmiddelen), paraatheid om pandemieën op te vangen, meer inzetten op preventie, zorgvuldig en wetenschappelijk onderbouwd gebruik van de middelen, participatie van de burger in de zorg, uitbouwen van een gezonde leefomgeving, aanpak van ziekmakende factoren, aandacht voor welzijn en geestelijke gezondheid,.. Kortom, die gezondheidsdoelstellingen die we voor iedereen die hier verblijft samen realiseren. Uitgangspunt: : “WAT we nastreven leggen we in grote lijnen federaal vast met een tijdsperspectief van 5 of 10 jaar, HOE we dit realiseren zal in belangrijke mate decentraal gebeuren door gewesten en steeds meer door lokale besturen, met nog een beperkt pakket dat strategisch best federaal wordt ingevuld, b.v. het commando bij rampen, epidemieën, de data-verzameling mbt gezondheid,…”.

Het signaal rond het belang van gezondheid, vraagt ook om het versterken van een duurzaam, solidair systeem, gefinancierd via correcte en rechtvaardig geïnde federale belastingen. Deze federaal verzamelde middelen worden dan op basis van gezondheidsbehoeften aan de Gewesten (Vlaanderen, Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Wallonië, eventueel Duitstalig Gewest) ter beschikking gesteld, waarbij wie er beter in slaagt de gezondheidsdoelstellingen te realiseren, extra wordt beloond. Elk gewest heeft één minister bevoegd voor alle aspecten van gezondheid en welzijn, en de federale excellentie voor gezondheid heeft een coördinerende rol, en stemt internationaal af. Dit laatste is belangrijk, want steeds meer bevoegdheden worden Europees uitgeoefend (ontwikkeling en prijs geneesmiddelen en ‘medical devices’, milieu- en gezondheidsnormen, patiëntenrechten,…). Op die manier gaan we van 9 naar 4 ministers.

Een derde component van het signaal weerspiegelt wellicht ook de aandacht voor een goede organisatie van de zorg, met een kosten-effectief gebruik van de middelen voor kwaliteitsvolle zorg. Een essentiële vraag hierbij is: ‘Wie is voor wat bevoegd?’. Wat we in de voorbije maanden hebben kunnen vaststellen is dat het de zesde staatshervorming niet zorgvuldig is gebeurd, en dat een aantal bevoegdheidsverdelingen best eens grondig wetenschappelijk tegen het licht worden gehouden. Ook politici hebben dit begrepen en het regende dan ook “nieuwe ideeën” in de voorbije weken. “Laat ons de ziekenhuizen federaal houden”, sprak een minister. Geen goed idee: alle wetenschappelijk onderzoek leert dat je de volledige organisatie en financiering van de zorg (preventie, eerste lijn, specialistische zorg, ziekenhuizen) best op hetzelfde beleidsniveau vastlegt. Op die manier stimuleer je een geïntegreerde benadering, waarbij wie sterk inzet op thuiszorg, huisartsgeneeskunde, eerstelijnszorg en daardoor minder een beroep doet op ziekenhuiszorg, hier zelf de financiële vruchten van plukt en daardoor meer zorg voor meer mensen toegankelijker kan maken en dus beter de nationale gezondheidsdoelstellingen kan realiseren. Dit is geen theoretische bespiegeling: een OESO-rapport toont aan dat het aantal vermijdbare hospitalisaties voor patiënten met chronische aandoeningen in België hoger ligt dan in de meeste van onze buurlanden. Voor de universitaire ziekenhuizen, die zorgen voor kleine aantallen patiënten met zeldzame of zeer complexe aandoeningen, werk je wellicht wel best met een financiering en taakafspraken op federaal niveau. Een andere Minister lanceerde de idee: “Laat ons de preventie federaal organiseren”. Ook weinig wetenschappelijke onderbouwing voor deze stelling: landen met een goed resultaat op het vlak van de preventie, organiseren dit op lokaal niveau vaak geïntegreerd met eerstelijnszorg, maar de monitoring (opvolgen of de hele bevolking wordt bereikt) gebeurt meestal wel nationaal. In steeds meer landen, worden verdere stappen gezet naar decentralisering: de belangrijkste redenen hiervoor zijn dat de uitdagingen en opportuniteiten vaak erg verschillend zijn in verschillende streken (b.v. stad versus platteland, gerichtheid op industrie versus dienstensector,…), en dit vraagt een aangepaste strategie b.v. bij het betrekken van de bevolking voor preventieve acties of voor het bereiken van kwetsbare groepen. De Vlaams overheid probeert met de oprichting van 60 eerstelijnszones (met elk ongeveer 100000 inwoners), een flexibel antwoord te geven op gezondheids- en welzijnsnoden rekening houdend met de lokale verschillen, zodat alle inwoners optimale zorg krijgen: “Iedereen telt mee, niemand valt uit de boot”.Reeds voor de Corona-pandemie, werkte ik in mijn “Beleidsnota gezondheidszorg: perspectief 2030. Naar een gedecentraliseerde gezondheidszorg in een solidaire samenleving”, een organisatie- en financieringsmodel uit dat vertrekt van wetenschappelijke inzichten en internationale ervaring: zie www.jandemaeseneer.eu en waarin een geïntegreerd gezondheidssysteem als aanzet tot discussie wordt uitgetekend.

Een vierde element in dit signaal is de verloning van de hulpverleners: belangrijk hierbij is een correctere structurele verdeling van de middelen. De rol van de zorgkundigen in de aanpak van deze pandemie was zeer groot, hun verloning is onaanvaardbaar laag. Voor alle professionals in de gezondheidszorg moet gezocht worden naar een meer gelijke en billijke verloning. De inkomensongelijkheid bij artsen, waarbij sommige disciplines tot acht keer meer verdienen dan andere, is niet meer van deze tijd. Ook de ongelijkheid tussen voorzieningen vraagt om aandacht: de Woon- en Zorgcentra (WZC) en alle andere “thuismilieu”-vervangende voorzieningen, hebben nood aan een betere omkadering.

Een laatste element in dit signaal is dat burgers de inspanning van de gezondheidswerkers echt waarderen: de “tour de force” van de ziekenhuizen om in geen tijd 2500 Intensieve Zorgbedden beschikbaar te maken , de inzet van huisartsen in de test- & triagecentra, de uitbouw van test-capaciteit in laboratoria, de inzet van verpleegkundigen en andere zorgverleners in de ondersteuning van “cohort”-zorg thuis en in WZC, de bijdrage van de apothekers, ergotherapeuten en kinesitherapeuten, de creativiteit van sociale en psychologische dienstverlening om hun patiënten te bereiken,.. het kan op grote waardering en vertrouwen van de bevolking rekenen. Dit vertrouwen vormt de maatschappelijke basis om de noodzakelijke wijzigingen aan het zorgsysteem door te voeren, en hierrond NU een gesprek tussen bevolking, zorgsector, wetenschappers en politici aan te vatten, zodat we morgen nog beter in staat zijn nieuwe uitdagingen duurzaam te beantwoorden.

Prof. Em. Jan De Maeseneer
Vakgroep Volksgezondheid en Eerstelijnszorg, Universiteit Gent

Hoofd WHO Collaborating Centre for Family Medicine and Primary Health Care – Ghent University.
Dit opiniestuk verscheen eerder (ingekort) in De Standaard op 25 mei 2020