images/headerlefonline.jpg
Delen van artikels

Door Francine Mestrum

De coronacrisis heeft iedereen met de neus op de feiten gedrukt: een goed gezondheidssysteem is essentieel om een virus te bestrijden en om grote problemen te voorkomen. Nochtans blijven de neoliberale dogma’s pleiten voor privatisering en zal een land als de Verenigde Staten blijven stellen dat universele gezondheidszorg niet hoeft.

Maar kijk: de Verenigde Staten geven twintig keer meer uit aan gezondheidszorg dan Cuba, Duitsland, Frankrijk en Canada ongeveer tien keer meer, per hoofd van de bevolking, en de kindersterfte én de levensverwachting zijn nagenoeg gelijk. Wat is dan het geheim van Cuba?

Don Fitz schreef er een boekje over en het is verrassend interessante literatuur.

De auteur beschrijft hoe het huidige systeem tot stand is gekomen na de revolutie van 1959. Op dat ogenblik hadden miljoenen Cubanen géén gezondheidszorg, de kloof tussen stad en platteland was enorm en een kleine helft van de dokters verliet het land. Opvallend was wel dat de loyauteit van de dokters niet voorspelbaar was, sommige rijke artsen waren wel beschikbaar voor de revolutie en anderen niet.

Met vallen en opstaan
Het systeem van vandaag is er gekomen met vallen en opstaan. De eerste acties waren vanzelfsprekend: een antimalariacampagne, vaccinaties tegen polio, acties voor zuiver water en tegen gastro-enteritis. En cruciaal om het gezondheidsprogramma te laten slagen: de alfabetisering van de bevolking. Gek genoeg steeg de kindersterfte in die eerste jaren, maar in 1967 was malaria uitgeroeid en in 1971 was er geen difterie meer.

Tegen die tijd had Fidel bedacht dat Cuba hoe dan ook iets beter moest bedenken dan wat in Oost-Europa bestond.

Terwijl in de eerste jaren na de revolutie gewoon werd geprobeerd om gezondheidszorg tot bij iedereen te krijgen, werd vanaf 1964 gewerkt met een systeem van integrale polyklinieken die preventief én curatief werkten. In 1974 werd overgeschakeld op polyklinieken voor de verschillende gemeenschappen, met specialisten zowel als met doktersbezoeken aan huis.

In 1984 tenslotte werden er wijkcentra aan toegevoegd met één arts en één verpleegkundige die middenin de verschillende wijken woonden en met direct contact tussen bewoners en artsen. Het is dat systeem dat ervoor zorgt dat preventief kan worden opgetreden, dat de traditionele genezers of ‘curanderos’ erbij betrokken kunnen worden, en dat supersnel kan opgetreden worden bij grotere risico’s.

Internationale solidariteit

Het tweede grote kenmerk van de Cubaanse gezondheidszorg is de internationale solidariteit. Die gaat niet enkel naar socialistische landen zoals Venezuela of Bolivië. In totaal zijn meer dan 120 duizend zorgverstrekkers al actief geweest in 154 landen! Het gaat dan over ‘gewone’ gezondheidszorg, volgens het Cubaanse model, maar ook om militaire artsen in conflictgebieden (zoals Angola) en om spoedartsen bij rampen.

Bij de natuurramp in New Orleans liet de V.S. geen Cubanen binnen, maar in Haïti zijn ze erg actief geweest, net zoals na de orkaan Mitch in Honduras. En wie herinnert zich nog dat vijfentwintig duizend kinderen uit de buurt van Chernobyl zijn opgevangen in Cuba?

Met ‘Misión Milagro’ werden inmiddels zo’n drie miljoen mensen aan de ogen geopereerd en beschermd tegen blindheid.

Cuba heeft bovendien een wereldberoemde school om artsen op te leiden, de ELAM, waar duizenden jonge mensen, vooral uit het Zuiden,’ komen studeren. Cuba heeft o.m. meer dan tienduizend Afrikanen en zesenzestig duizend latino’s opgeleid om ebola te bestrijden.

Een Nobelprijs?
Tijdens de ‘speciale periode’, na de val van de Sovjet-Unie en het wegvallen van de steun uit dat land, zagen de Cubanen echt zwarte sneeuw, maar nooit werd bespaard op gezondheid of op onderwijs.

Cuba doet veel meer met veel minder, zoveel is duidelijk, met een goed georganiseerd systeem van het volk, en niet voor het volk, zoals de auteur stelt.

Zowel tijdens de HIV/AIDS epidemie als nu met COVID werd supersnel opgetreden. In de wijken kon meteen de koorts gemeten worden en zieke patiënten werden een-twee-drie in quarantaine geplaatst. Pas daarna, op 22 maart, viel de eerste dode, duizend patiënten lagen in het ziekenhuis, en de grenzen werden gesloten. Vedado, de erg toeristische wijk in Havana, werd volkomen afgesloten. Terwijl wij nog op zoek waren naar mondkapjes en tests, waren ze in Cuba voldoende beschikbaar. De verspreiding van de ziekte kon snel worden gestopt.

Hoe sceptisch iemand ook mag staan t.a.v. dit socialistisch regime, de manier waarop erg intensief voor de bevolking wordt gezorgd en waarop de internationale solidariteit wordt beoefend, dwingt bewondering af. Dit systeem werkt, zeer duidelijk, en beter dan ons gezondheidssysteem, met minder middelen. Het kan dus! Dat we moeten opkijken naar hoe een arm land dat bovendien permanent wordt bedreigd door een grootmacht, dit kan bereiken, spreekt boekdelen over de rol van de overheid en van politieke wil voor het beschermen van mensen.

Er is momenteel een voorstel op de Nobelprijs, voor de Vrede toe te kennen aan de Henry Reeves Brigade die telkens klaar staat van zodra er ergens dringende hulp nodig is. Henry Reeves was een V.S. burger uit New York die het leven liet in de eerste onafhankelijkheidsoorlog van Cuba tegen Spanje.

Verdiend, zou ik zeggen, Cuba doet meer voor de mensen dan welk ander land ook. Geef die Nobelprijs voor één keer aan iemand die het echt verdient!

Bron: http://www.uitpers.be/artikel/2020/07/09/gezondheidszorg-in-cuba/