images/headerlefonline.jpg
Delen van artikels

Naar schatting 2,73 miljoen Belgen sparen op individuele basis voor hun pensioen in de zogenaamde derde pijler. Meer en meer jongeren rekenen na hun loopbaan op een appeltje voor de dorst, zo berichtte deze krant (DM 8/1). Maar draaien we jonge mensen geen rad voor de ogen? Laten we opletten met een vals gevoel van veiligheid. Enkele kanttekeningen zijn op hun plaats.


In de hoerastemming over het succes van het pensioensparen, zouden we bijna vergeten dat onder impuls van de regering Di Rupo-I gretig geknaagd wordt aan het wettelijke pensioen en de jaren die voor onze pensioenberekening meetellen. De welvaartsenveloppe voor de uitkeringen 2013 en 2014 werd met 40 percent verminderd, wat de beleidsmarge voor hogere pensioen beperkt. De Inkomensgarantie voor Ouderen (IGO, een soort minimumpensioen) ligt met 990 euro voor een alleenstaande onder de armoededrempel. Bovendien tellen tijdskrediet, landingsbanen en andere systemen om de loopbaan wat meer te spreiden in de tijd alsmaar minder mee voor het pensioen. Het individuele pensioensparen is een mistgordijn dat de erosie van ons gezamenlijke wettelijke pensioen moet toedekken.

Bovendien is overheidssteun aan spaarproducten op de beurs op zijn minst paradoxaal te noemen. Is het aan een overheid om de lasten te dragen als de markt (opnieuw) tegenvalt? Of hebben we nood aan een overheid die de pensioenopbouw niet laat afhangen van grillige beurscijfers, maar zekerheid wil bieden door een versterkt wettelijk pensioen?

Interessant is om na te gaan of de fiscale aftrek een groot verschil maakt voor de individuele pensioenspaarder. Het verschil met of zonder fiscale aftrek voor iemand die gedurende dertig jaar elk jaar pakweg duizend euro opzijzet, is enkele tientallen euro's per maand gedurende de gemiddeld 15 jaar die we na de pensioengerechtigde leeftijd nog voor de boeg hebben. En dat in een optimistisch scenario met een jaarlijkse gemiddelde rentevoet van 3 procent.

De globale kost voor de overheid is echter aanzienlijk en wordt geraamd op 1,5 à 2 miljard euro per jaar. Is die spaarder dan niet méér gebaat met een voldoende hoog wettelijk pensioen, voldoende ruimte voor zorgverlof tijdens de loopbaan, de gelijkstelling van landingsbanen voor het pensioen, en andere mogelijkheden om de eindeloopbaan te spreiden en dus langer werken werkbaar te maken? Nu zwaait men met lekkers (fiscale aftrek pensioensparen), maar ondertussen worden belangrijkere sociale verworvenheden door Di Rupo-I onderuit gehaald.

Ook de aanvullende bedrijfspensioenen (tweede pijler) zijn beursafhankelijk en bieden weinig garanties. Vorig jaar bleek nog dat drie op de tien pensioenfondsen in de problemen zaten. En ook binnen de groepsverzekeringen vallen rake klappen, zoals blijkt uit het failliet van Apra en het lobbywerk van de sector om de rendementsvooruitzichten naar beneden te brengen.

We dagen de federale regering uit om een nauwkeurige kosten-batenanalyse te maken van de tweede en derde pensioenpijler. Hoeveel investeert de federale overheid via de belastingaftrek? Wat is de return? En wat indien dat geld gebruikt zou worden om het wettelijke pensioen op te trekken, of om maatregelen te nemen waardoor de eindeloopbaan draaglijker wordt, en mensen langer aan de slag kunnen blijven?

 

Wouter De Vriendt

 

Federaal Volksvertegenwoordiger voor Groen

 

(Dit opiniestuk verscheen op woensdag 9 januari 2012 in De Morgen)

artikel gepubliceerd op 10/01/2013 in Sociaal

 

http://www.wouterdevriendt.be