‘Als iedereen elektrisch rijdt, is het milieu niet gered’, kopte De Standaard enkele weken geleden. ‘Toch moeten we de energierevolutie alle kansen geven, en tegelijk de bestaande sociale en ecologische problemen doortastend aanpakken’, schrijft Olivier Beys.
In 2019 ging driekwart van alle wereldwijde investeringen in nieuwe elektriciteitsproductie naar installaties voor hernieuwbare energie. Dat is mede het gevolg van de forse kostprijsdalingen van zonnepanelen en windturbines, een fenomeen dat zich nu ook doorzet in opslagtechnologieën zoals batterijen. Volgens Bloomberg New Energy Finance gaat dat positieve elan nog even door. De kostprijs van PV daalt tegen 2030 naar verwachting met 34 procent, windenergie met 36 procent en voor batterijen halen we die kostendaling wellicht al in 2023.
Dat is geweldig nieuws. Het laat ons toe om op betaalbare wijze industrie te vergroenen, de voertuigen die we nog nodig hebben te elektrificeren en onze woningen zowaar “energiepositief” te maken. Op weg naar die betere toekomst liggen echter nog een pak hindernissen. Een daarvan is de impact op mens en milieu van de toenemende ontginning van grondstoffen die nodig zijn voor de zonnepanelen, windturbines, batterijen en bijhorende transportinfrastructuur.
Op dit moment worden gezondheid, leefomgeving en socio-economische rechten van miljoenen mensen en gemeenschappen veelvuldig en ernstig getroffen door de wereldwijde vraag naar grondstoffen. Het bekendste voorbeeld is wellicht de kinderarbeid in de Congolese kobaltmijnen, maar de lijst met wantoestanden is lang, zoals tal van VN-instanties, journalisten en ngo’s herhaaldelijk aanklagen.
Dat is geen voetnoot in de ontwikkeling van de klimaat- en energietransitie. Een rechtvaardige transitie moet niet alleen het klimaat maar ook mens en milieu ten goede komen. Zonder doortastende en proactieve maatregelen om de bestaande problemen aan te pakken, nemen verwoesting, armoede en uitbuiting alleen nog maar grotere proporties aan. Dat is de harde les van de mijnbouwindustrie tot dusver.
De vraag neemt sowieso toe
Op basis van scenario’s van het Internationaal Energieagenschap schat de Wereldbank dat de productie van grondstoffen zoals grafiet, lithium en kobalt nodig voor opslagtechnologieën moet vervijfvoudigen ten opzichte van 2018 als we onder de 2 graden klimaatopwarming willen blijven. Dit is slechts een voorbeeld van de toenemende vraag naar minstens 23 mineralen waaronder aluminium, ijzer, koper en tal van minder gekende stoffen zoals indium, gallium of selenium. De precieze samenstelling van pakweg batterijen in 2030 of 2050 is echter moeilijk te voorspellen.
Zo wil Tesla eind dit jaar kobaltvrije batterijen introduceren in hun nieuwe elektrische wagens. Dat is voordelig voor Tesla, want kobalt is het duurste metaal in de batterij. Het is onduidelijk in welke mate en hoe snel andere fabrikanten dit willen of kunnen oppikken. Bovendien vervangt Tesla het kobalt door een andere grondstof, en ook die komt ergens vandaan. Materiaalsubstitutie kan wenselijk zijn om vele redenen, maar leidt niet per definitie tot het verminderen van de totale vraag naar grondstoffen.
De mate van technische verbetering en materiaalsubstitutie zal afhangen van een brede waaier aan technologische, economische en maatschappelijke factoren en afwegingen. Ondanks die onzekerheid maken studies zoals die van de Wereldbank of van het VITO, dat een inschatting maakte van de Belgische vraag op basis van energiescenario’s van het Planbureau, duidelijk dat de totale vraag naar “energiemineralen” in elk scenario zal stijgen. Dat is een eerste conclusie die we niet kunnen negeren.
De uitdaging biedt kansen
Deze studies bieden een tweede belangrijke conclusie: het potentieel van circulaire strategieën om de grondstofvraag van de energie- en mobiliteitstransitie te beperken, is erg groot. Denk in eerste instantie aan systemen voor fors toegenomen recyclage en hergebruik van grondstoffen, door stevig in te zetten op innovatie en Europese regelgeving op vlak van ecodesign.
Het potentieel is nog veel groter als we parallel inzetten op maatschappij- en economiebrede innovatie. Denk aan de combinatie van een verregaande modal shift en elektrisch gedeeld vervoer, of fiscale hervormingen om product-dienstsystemen voor zonnepanelen te stimuleren en zo de levensduur van de panelen drastisch te verlengen. Dit vergt een cultuuromslag in de relaties tussen bedrijven, burgers en overheden.
Langs de andere kant zijn dit win-wins voor onze economie en ons levenscomfort, en kunnen ze de basis leggen voor leefbaardere steden. Onze doelstellingen op vlak van klimaat en circulaire economie gaan zo hand in hand met concrete verbeteringen in het dagelijkse leven van mensen in eigen land. Dat is een boodschap die nog al te vaak verdrinkt in de doemberichten over de energietransitie.
De mijnbouw van de 21ste eeuw moet anders
Maar wat dan met de bevolking en het milieu in de landen van herkomst? De poging om de toegenomen vraag zoveel mogelijk te beperken, is geen afdoend antwoord voor mensen die vandaag of in de toekomst uitgebuit worden, en het helpt fragiele en door mijnbouw bedreigde ecosystemen niet verder. Naast het reduceren van de vraag en het sluiten van de grondstofketen, is het daarom essentieel dat de ontginning die nog wel plaatsvindt verloopt met een absoluut respect voor mensenrechten en het milieu.
Er liggen heel wat pistes open om de mensenrechten in algemene zin te versterken en te garanderen. Een eerste weg verloopt via onderhandelingen over een bindend VN-verdrag rond mensenrechten en bedrijven. Een tweede route gaat via de EU over bindende wetgeving rond zorgplicht van bedrijven op vlak van mensenrechten en milieu. Een derde pad loopt op Belgisch niveau, waar het federaal parlement een wet kan aannemen die bedrijven een zorgplicht oplegt in de hele productie- en aanvoerketen, zoals onder meer Frankrijk al deed.
Op al die niveaus kunnen onze beleidsmakers een verschil maken. Dat geldt ook voor het Europees handelsbeleid. Tot dusver zijn de passages over “duurzame ontwikkeling’ in de Europese handelsakkoorden niet bindend, in tegenstelling tot de handelsclausules. Dat moeten we veranderen, net als de invoering in de akkoorden van een doeltreffend klacht- en sanctiemechanisme tegen de schendingen van de internationale mensenrechten-, arbeids- en milieuconventies.
Hoop is geen strategie, de Europese Green Deal wel
Tot slot vormen de Europese Green Deal en het nieuwe Europese actieplan circulaire economie een unieke opportuniteit om het industriële beleid te verduurzamen zodat iedereen baat heeft bij de klimaattransitie. De Europese Commissie en de overgrote meerderheid van de Europese lidstaten hebben zich er achter geschaard. Aangezien wij deel uitmaken van de EU, via België als lidstaat maar ook als Europees burger, kunnen we die richting ondersteunen en verder vormgeven als we dat willen.
We kunnen er onder andere bijdragen aan ambitieuze wetgeving rond batterijen, die mede dankzij de snelle energierevolutie aan herziening toe is. De mogelijkheden zijn veelvuldig: ecodesignmaatregelen voor recyclage en ontmanteling, inzamelingsdoelstellingen van minstens 90% voor kritische mineralen, het invoeren van een digitaal paspoort om kostbare mineralen te traceren, en nog veel meer.
Daarnaast is het aan ons om de vertaalslag te maken naar België. Aan werk is dus geen gebrek. Laten we niet naïeve hoop koesteren en louter wachten op technologische innovatie om al onze problemen op te lossen. Hoop is geen strategie. Een succesvolle en rechtvaardige transitie hangt vooral af van hard werk, ambitieus beleid en een visie voor de industrie in België en Europa die kansen grijpt, problemen oplost voor iedereen, en mikt op een duurzame lange termijn.
Lees meer over de toekomstscenario’s van België in het dossier van 11.11.11, Bond Beter Leefmilieu, Broederlijk Delen, CATAPA, FairFin en Justice et Paix.