Persbericht ACV: Pensioenkloof nog stuk groter dan loonkloof / Internationale Vrouwendag 8 maart
Vrouwen verdienen gemiddeld 23,1% minder per jaar dan mannen. Wanneer ze met pensioen gaan, ligt hun pensioen gemiddeld zelfs 30% lager dan dat van mannen. De pensioenkloof is dus nog groter dan de loonkloof! Met de campagne ‘Super Maria, mini pensioen?’ schuift het ACV in aanloop naar de Internationale Vrouwendag op 8 maart zijn voorstellen naar voor om hier iets aan te doen. Voor de pensioenhervorming waaraan de regering werkt is het cruciaal om dit genderperspectief mee te nemen.
Er zijn verschillende oorzaken van de pensioenkloof tussen mannen en vrouwen, de belangrijkste zijn:
- Essentiële en toch minder goedbetaalde jobs en sectoren waarin vrouwen werken. Het loon is de basis waarop je pensioen berekend wordt. Bovendien zijn de werkomstandigheden fysiek of mentaal vaak zo zwaar dat een volledige loopbaan haast onmogelijk is.
- 43,5% van de vrouwen werkt deeltijds (tegenover 11% van de mannelijke werknemers) en dit is zeer zelden een bewuste of zelfs een vrije keuze . De impact op het loon en op het latere pensioen is enorm.
- Moederschap zorgt voor een fikse daling van het inkomen van vrouwen.
Het ACV wil deze pensioenkloof wegwerken door:
- Het plan 55-60-65: landingsbanen vanaf 55 jaar in alle sectoren, vervroegd pensioen vanaf 60 jaar en pensioen op 65 jaar.
- Vermindering van het aantal vereiste loopbaanjaren voor een volledige loopbaan tot 40 jaar (je kunt meer dan 40 jaar werken, dan heb je een hoger pensioen).
- Een hoger minimumpensioen.
- Behoud en versterking van gelijkgestelde periodes.
- Versterking en bescherming van eindeloopbaanregelingen en een nuchtere kijk op zware beroepen, preventie van zwaarte en loopbaanplanning.
- Een gezonde en stabiele financiering van het wettelijke pensioenstelsel.
- Duurzame vooruitzichten op een kwaliteitsvol leven tijdens de loopbaan, op een eindeloopbaanregeling en op pensioen op 65 jaar.
- Een verbetering van de vervangingsratio (het bedrag van de uitkering in verhouding tot het laatst verdiende loon) van alle uitkeringen, zodat deze groot genoeg zijn om in een degelijke levensstandaard te voorzien.