Wat varkensland Denemarken ons kan leren over de toekomst van de landbouw
Dit stuk verscheen eerder in De Morgen (27/06/22)
Nederland, Denemarken en België hebben een aantal zaken gemeen: een grotendeels vlak landschap, een koningshuis en varkens. Véél varkens. Per 100 inwoners telt het land maar liefst 215 varkens, een wereldwijd record. Nederland heeft 70 varkens per 100 inwoners, België 54. Kijken we naar het aantal varkens per oppervlakte, dan kaapt Vlaanderen de bedenkelijke hoofdprijs weg: 425 varkens per vierkante kilometer.
Ondertussen is algemeen bekend dat zowel het produceren als consumeren van grote hoeveelheden vlees problemen met zich brengt, zowel voor gezondheid, milieu en klimaat als voor de dieren zelf. Hoe gaat Denemarken daarmee om? Zet het land met nationale gerechten als “pulled pork” en “flaeskesteg” (ook varkensvlees, maar dan met een krokant korstje) de hakken in het zand? Spoiler alert: nee, ze grijpen hun kans om de hele voedingsindustrie te hertekenen.
Eerst en vooral: de Denen hadden de problematiek op tijd in de gaten. Dat maakt de kwestie eenvoudiger. Er werd al langer streng geoordeeld over mogelijke uitbreidingen van veestallen. Ze hebben niet gewacht op een onvermijdelijk stikstofarrest, zoals hier in Vlaanderen.
De Denen hebben niet gewacht op een onvermijdelijk stikstofarrest, zoals hier in Vlaanderen.
Denemarken heeft de vlucht vooruit genomen. Het land besloot massaal te investeren in plantaardige voeding. In oktober 2021 werd een investering van 1 miljard kronen (zo’n 168 miljoen EUR) aangekondigd. Een groot deel daarvan gaat naar onderzoek in de landbouw en verwerkende sector. Maar er zijn ook mooie aanmoedigingspremies opzij gezet voor boeren die inzetten op eiwitrijke gewassen. En de overheid focust op de promotie van plantaardige voeding. Wat een contrast met België, waar minister Clarinval dit jaar nog een brief tekende tegen de verduurzaming van het Europese voedingspromotiebeleid.
Een gedurfde zet van de Denen? Eigenlijk niet: ze beschouwen het als een onvermijdelijk gevolg van hun plan om de broeikasgassen met 70% te verminderen tegen 2030. Die doelstelling bereiken, kan pas als je grondig bijstuurt in de landbouw- en voedingsindustrie. Ook voor het beperken van de milieudruk, zoals het stikstofprobleem, is een shift van dierlijke naar plantaardige eiwitten cruciaal. Dat het akkoord ondertekend werd door alle politieke partijen, maakt duidelijk dat dit besef er goed doorgedrongen is in alle politieke geledingen.
Hoe anders gaat het in Vlaanderen. Het Vlaamse stikstofakkoord van februari leidde tot een aantal harde, maar noodzakelijke maatregelen. En dat is dan nog het minimum minimorum om het stikstofprobleem eindelijk aan te pakken. Minder veehouderij vormt uiteraard de basis van de oplossing, maar minder vleesconsumptie zal niet automatisch volgen zonder aantrekkelijke alternatieven. Laten we dus ook volop inzetten op plantaardige producten en de productieketens die erbij horen.
Het bestaan van een Vlaamse eiwitstrategie is een stap in de goede richting, maar om België op de kaart te zetten als speler rond plantaardige voeding is duidelijk nog meer budget, promotie en beleidsaandacht nodig.
Bij veel van de Vlaamse bedrijven is de goesting er al. Dat hoeft niet te verbazen trouwens, want tussen 2018 en 2020 groeide de Europese plantaardige markt met maar liefst 49%, van 2.4 naar 3.6 miljard EUR. Waar wacht de Vlaamse overheid nog op?