Joke Schauvliege, Vlaams minister van Omgeving, Natuur en Landbouw (CD&V) wil de jeugd opnieuw de kans geven om meer te kunnen spelen in het bos. Een lovenswaardig initiatief. Alleen jammer dat ze er de verkeerde oplossing voor heeft gekozen.
Uiteraard verdienen alle pogingen om de jeugd weer de natuur in te krijgen onze steun. Hoe vroeger jongeren in contact komen met de natuur, hoe meer kans er is dat ze er in hun latere leven voeling mee blijven houden en er met respect mee zullen omgaan.
Dat het thema leeft bij de jeugdsector, bleek uit hun blije reactie over de beslissing van de minister. Vanuit de natuur- en bossector gaan we heel graag in op hun uitnodiging om hierover overleg te plegen, want dat er dringend meer speelgroen en meer toegankelijk groen moet komen, staat buiten kijf.
Er is een enorm tekort aan toegankelijk en veilig bereikbaar speelgroen in Vlaanderen
De minister opent met haar voorstel de deur om meer speelgroen te creëren, alleen moeten zowel de natuurbeheerders als de jeugdsector wel de juiste acties en instrumenten gebruiken om dit waar te maken op het terrein. We moeten erop toezien dat die speelnatuur daar komt waar onze jeugd kán spelen. Dat kan je niet realiseren door, zoals nu wordt aangekondigd, in één beweging iedereen de toelating te geven om overal de paden te verlaten in alle bossen van de Vlaamse overheid, simpelweg omdat het ene bos het andere niet is: sommige bostypes zijn robuust genoeg om regelmatig bezoek van groepen ravottende kinderen aan te kunnen, andere bestaan uit kwetsbare biotopen die een dergelijke betreding absoluut niet zouden verdragen.
De bosbeheerder moet dus over een flexibel instrumentarium beschikken om daarop in te spelen, zodat hij in voldoende speelgelegenheid kan voorzien voor de jeugd zonder de kwetsbare natuurwaarden in zijn gebied al te zeer te verstoren. De terreinmensen van het Agentschap voor Natuur en Bos leveren in de bossen die zij beheren – de zogeheten domeinbossen, waarop de maatregel van minister Schauvliege betrekking heeft – nu al formidabel werk. Zij moeten de zeer diverse en soms massale recreatiestromen (fietsers, wandelaars, mountainbikers, ruiters, hondeneigenaars, personen met een beperkte mobiliteit, kinderen die willen ravotten, ook buiten de paden) kansen bieden om hun activiteiten te ontplooien en ten volle te genieten van alle geneugten die het bos te bieden heeft, zonder daarbij onherstelbare schade te berokkenen aan onze natuur. Dat is geen gemakkelijke opdracht in het zo bosarme Vlaanderen. De beslissing om al die bossen zomaar open te gooien voor betreding, staat haaks op een goed beheer van die recreatiestromen.
We zijn het au fond eens met de minister en met de jeugdsector: er is een enorm tekort aan toegankelijk en veilig bereikbaar speelgroen in Vlaanderen. Alleen moet je dat speelgroen vooral inrichten vlak bij de lokalen, de scholen, de kampplaatsen en de vakantiespeelplekken, goed bereikbaar met fiets en openbaar vervoer. Het toegankelijkheidsbeleid op twee sporen dat nu dreigt te ontstaan – één type toegankelijkheid in de domeinbossen en een ander in de rest van ons bosareaal – zal meer problemen creëren dan het oplossingen biedt. Wie van ons weet immers welk bos een domeinbos is, of een privébos, of een bos dat beheerd wordt door lokale vrijwilligers? De jeugdvereniging die gewoon in het bos wil gaan spelen al zeker niet.
Het siert de minister dat ze werk wil maken van meer en beter toegankelijk speelgroen. Maar dat kan niet met één pennentrek. Dat vergt overleg tussen alle betrokken sectoren. Een krachtdadiger bosuitbreidingsbeleid met aandacht voor de speelnoden van de jeugd is een zaak, het behoud en de verdere inzet van een instrumentarium op maat voor onze bestaande bossen een andere.
Bron: https://www.bosplus.be/k/nl/n167/news/view/44190/33712/opinie-het-ene-bos-is-het-andere-niet.html