De vaststelling dat veel leraars in de loop van de eerste jaren van hun loopbaan terug uitstappen, is voor COC geen verrassing. Wie een beetje vertrouwd is met hoe het er vandaag de dag in een klas aan toegaat, weet dat de werkomstandigheden in het onderwijs steeds problematischer worden. De Vlaamse Regering heeft recent een eerste stap gezet om aan de uitstroom tegemoet te komen via de nieuwe onderwijs-cao. Een pakket maatregelen in Cao XI pakt de werkzekerheid voor starters in onderwijs aan. Die grotere werkzekerheid moet gerealiseerd worden door de oprichting van een lerarenplatform - een vervangingspool nieuwe stijl. Startende leraren krijgen ook recht op aanvangsbegeleiding. Er zullen meer leraren vastbenoemd kunnen worden en dat zal ook sneller kunnen gebeuren, maar die sleutel hebben de schoolbesturen in handen.
Maar de maatregelen in Cao XI bieden geen oplossing voor de werkdruk die maar blijft toenemen. Daar zijn starters in onderwijs vaak niet op voorbereid. Wie in het onderwijs stapt met de verwachting een comfortabele job te hebben, is eraan voor de moeite. De dagtaak is zwaar, de emotionele belasting is groot. Er is het avond- en weekendwerk en zelfs in de vakanties zijn leraars nog vaak aan het werk voor school. De praktijkschok is voor velen dan ook (te) groot. Maar niet alleen de starters kreunen onder die werkdruk. Ook de ervaren leraars krijgen het steeds lastiger. De bewijzen daarvan liggen op tafel: de cijfers uit het ziekterapport swingen voor onderwijs de pan uit met een toename van 15 %. Het aantal burn-outs stijgt zienderogen. En wie niet ziek wordt, ziet zich vaak verplicht een deeltijdse opdracht op te nemen – en dus loon in te leveren – om het hoofd in de klas nog boven water te kunnen houden. De problematiek situeert zich niet langer enkel op het einde van de loopbaan. Ze deint ook uit naar de middengroep.
De bedoeling van het loopbaandebat was om maatregelen te nemen die hieraan tegemoetkomen. Dat debat ligt stil door een onderzoek naar de tijdsbesteding van leraars. COC is ervan overtuigd dit onderzoek zal aantonen dat de werkdruk, niet allen in het basisonderwijs maar zeker ook in het secundair onderwijs, te hoog is. De opdracht van de leraar moet dan ook dringend herbekeken worden. Er moet een kerntakendebat komen met als uitkomst dat de leraar terug kan lesgeven. Daar heeft hij studies voor gedaan, dat is zijn beroep, daar is hij expert in. Hij heeft er niet voor gekozen om administratie te doen, therapeut te spelen, zijn afwezige collega's te vervangen of mosselen op te dienen. Ook het idee dat het onderwijs alle maatschappelijke problemen moet oplossen, moet verdwijnen.
Een aantal maatregelen van zowel de Vlaamse als de federale regering hebben het probleem nog vergroot. Er zijn in Vlaanderen veel te weinig investeringen gedaan voor de uitrol van het M-decreet. De ondersteuningsnetwerken doen hun best maar kunnen de stroom aan zorgvragen niet aan. Men heeft de verwachting gecreëerd dat onderwijs aan elke individuele zorgvraag kan beantwoorden. Maar het is onmogelijk om individueel onderwijs te geven (dat zou trouwens niet alleen een slechte zaak zijn - goed onderwijs gebeurt collectief! – maar ook onbetaalbaar). Die zorgvraag in scholen neemt onrustwekkend toe. Veel te veel ligt de nadruk op het individu en zijn of haar problemen en te vaak wordt gesteld dat de leraar de problemen wel zal oplossen. Maar een leraar staat voor een klas van 25
leerlingen! Dergelijk beleid is dus niet alleen nefast voor de leraar maar ook voor de leerlingen zelf. Tenslotte draait het in een school om onderwijs, niet om zorg.
Daarnaast zijn de vervroegde uitstapregelingen die noodzakelijk waren voor die leraars die aan het einde van hun Latijn waren, afgeschaft. Federaal is de pensioenleeftijd stelselmatig verhoogd. En leraars krijgen ook nog eens minder pensioen door de afschaffing van de diplomabonificatie. Een lange loopbaan aan dit tempo en zonder uitzicht op een verbetering van de situatie, draagt niet bij tot de aantrekkelijkheid van het beroep.
Tot slot is de hoge uitstroom bij de starters in onderwijs ook nefast voor een evenwichtige en stabiele samenstelling van een lerarenteam. Het is net de grote meerwaarde van het secundair onderwijs om niet alleen verschillende leraars te hebben, elk met hun eigen stijl en persoonlijkheid, die verschillende vakken geven. Het is ook best om het lerarenteam zo divers mogelijk te maken: jong en oud, mannen en vrouwen, denkers en doeners... Zo krijgen jonge mensen goed onderwijs in een brede context. Onderwijs heeft dus nood aan die instroom van goed opgeleide jonge leraren, en niet alleen door het dreigende lerarentekort maar ook voor de kwaliteit van ons onderwijs. Die vind je en kan je houden als de job aantrekkelijk is.
Koen Van Kerkhoven
Secretaris-generaal COC