Maandag startte in Genève de jaarlijkse conferentie van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO). Tijdens deze conferentie beoordeelt de Commissie voor de Toepassing van de Normen een reeks landen die op het matje moeten komen voor schending van door hen geratificeerde IAO-conventies. Marc Leemans, voorzitter van het ACV, is in deze commissie woordvoerder van de internationale werknemersgroep. In overleg tussen werkgevers en vakbonden werd er een lijst van 23 landen opgesteld. Die landen moeten vanaf vandaag een voor een voorkomen.
Kinderarbeid
Normaliter moeten 24 verschillende landen verschijnen, maar – bijzonder ongebruikelijk – moet Bolivia twee keer voorkomen. Eén keer voor kinderarbeid en later op de conferentie een tweede keer wegens vermeende schending van de conventie over het minimumloon, omdat de werkgevers daar vinden dat ze niet voldoende betrokken waren bij de verhoging ervan.
Voor kinderarbeid staan ook terecht: Samoa, wegens teveel uitzonderingen op de leerplicht en seksuele uitbuiting van kinderen. En ook Bosnië-Herzegovina omdat het nog altijd geen lijst heeft van verboden arbeid voor minderjarigen.
Werken onder dwang
Daarnaast weer een reeks pijnlijke gevallen van dwangarbeid. Eritrea voor zijn verplichte gemeenschapsdienst die verder gaat dan wat de IAO toelaat (militaire dienst, overmacht of spoedeisendheid) en dwangarbeid voor dissidenten.
Wit-Rusland voor een reeks merkwaardige praktijken van dwangarbeid: in de houtindustrie mogen werknemers hun contract niet beëindigen zonder toestemming van de werkgever. Wie er een jaar geen 183 dagen werkt, mag het jaar daarop kiezen tussen hogere belastingen of verplichte gemeenschapsdienst. Drug- en alcoholverslaafden moeten verplichte arbeid verrichten in zgn. medische centra.
Cambodja moet uitleg geven over dwangarbeid opgelegd aan politieke dissidenten, waaronder vakbondsleden en mensenrechtenactivisten.
En wat nog? Haïti staat terecht wegens geen maximum op de arbeidsduur per dag en per week. Bahrein is niet het eerste land uit het Midden-Oosten dat spitsroeden moet lopen voor onvoldoende bescherming tegen discriminatie, of het nu gaat om migranten, huispersoneel of vrouwen. Georgië moet voorkomen omwille van een gebrekkige wetgeving rond gelijk loon voor vrouwen. Moldavië en Oekraïne investeren onvoldoende in een performante arbeidsinspectie. Libië moet het komen uitleggen voor het falen van zijn werkgelegenheidsbeleid, al is dat niet het enige dat daar faalt. En Maleisië schendt de gelijke behandeling voor migranten die het slachtoffer worden van een arbeidsongeval.
Schenden van overleg
En dan zijn er nog een reeks landen die zondigen tegen de vrijheid van vakvereniging, het recht op collectieve onderhandelingen en de principes van sociale dialoog: Algerije, Botswana, El Salvador, Servië, Myanmar, Nigeria, Japan, Honduras,... Met als speciaal geval Brazilië, dat voor een ruime categorie van zgn. autonome medewerkers (hoge opleiding en hoog loon) wil toelaten dat uit cao's kan worden gestapt. Dat geval krijgt hier bijzonder veel aandacht omwille van de gebeurtenissen rond voormalig president Lula.
En in dit rijtje is zeker ook Griekenland niet te vergeten, ook hier op het lijstje, omdat de gevolgen van de aanvallen van de trojka op het sociale overleg zichtbaar worden. Meer dan de helft van de ondernemingsakkoorden worden vandaag gemaakt met groeperingen van werknemers, buiten de vakbonden om, meestal om loonsverlagingen door te duwen. Of hoe fundamentele arbeidsnormen ook in Europa zonder verpinken op de schop worden genomen.