LERAREN MOETEN KUNNEN FOCUSSEN OP KERNTAKEN
OPROEP AAN DE VLAAMSE REGERING: VOORZIE MIDDELEN IN DE VLAAMSE BEGROTING
Onderzoekers van de Research Group TOR van de VUB stelden gisteren de resultaten voor van het Grote Tijdsonderzoek in het basis- en secundair onderwijs. Het onderzoek toont aan dat leraren te veel uren werken en dat niet alleen overdag op school maar ook 's avonds thuis, in het weekend en tijdens de vakanties.
Begin 2017 werd, in het kader van het loopbaandebat, voorgesteld om de contacturen voor een voltijdse betrekking in de tweede en derde graad van het secundair onderwijs te verhogen naar 22. Die verhoging zou financiële middelen genereren om een eventueel loopbaanpact te bekostigen. COC uitte toen zware bedenkingen bij deze plannen, omdat hierdoor de werkdruk nog maar eens zou toenemen.
Het Grote Tijdsonderzoek in het Vlaamse leerplichtonderwijs dat minister Crevits daarom eerst liet uitvoeren, brengt nu de werkdruk van leraren in kaart. Bijna 10.000 leraren uit het basis- en secundair onderwijs werkten eraan mee. COC dankt alle leraren die deelnamen. Dankzij een massale deelname en een controlesysteem bieden de gehanteerde methode en het aantal respondenten volgens de onderzoekers garanties op een betrouwbaar resultaat.
Te veel uren
De resultaten zijn geen verrassing. Leraren werken hard! Berekend over een volledig kalenderjaar – de vakantieperiodes dus inbegrepen – werkt de voltijdse leraar in het basis- en secundair onderwijs gemiddeld 41u30' per week. In het basisonderwijs is dat 41u11' en in het secundair onderwijs 41u50'. En niet alleen het werk overdag is belastend – heel wat leraren werken en eten tegelijkertijd tijdens de middagpauze –- ook 's avonds is één op de drie leraren nog aan het werk voor school. Op een zogezegde 'vrije' woensdagnamiddag werkt ongeveer 50 % en tijdens het weekend begint 25 % al op zondagavond aan de werkweek. Zelfs tijdens een vakantieweek zit de leraar niet stil. Ook dan wordt er gemiddeld nog 17u23' wekelijks gepresteerd.
Te complex takenpakket
Een leraar werkt niet alleen (te) hard, hij kan ook (te) weinig tijd spenderen aan zijn kerntaak. Gemiddeld wordt slechts 60 tot 70 % van de werktijd besteed aan lessen voorbereiden, lesgeven en verbeterwerk. De rest van de werktijd gaat naar individuele leerlingenbegeleiding, contacten met ouders, administratie en beleidsondersteunende taken, nascholing, overleg met collega's, opvang en toezicht, participatie in het schoolmanagement, extra-curriculaire activiteiten... In totaal krijgt een leraar tot 51 verschillende activiteiten per week op de schouders! De 'schoolopdracht' bestaat dus al en is té zwaar en té complex.
Nog twee opvallende vaststellingen
Deeltijdse leraars met een 4/5 opdracht werken niet veel minder dan voltijdse leraars. Zij nemen een verlofstelsel om nog kwalitatief werk te kunnen bieden maar ondertussen leveren zij wel een heel stuk loon in. Het onderzoek bevestigt het vermoeden van COC. Want ondanks de kleinere lesopdracht blijven ook deze deeltijdse leraars toch betrokken bij de schoolorganisatie en het schoolbeleid, hebben zij ongeveer evenveel contact met leerlingen en ouders, volgen zij evenveel vorming en nemen zij zeker evenveel tijd voor professioneel overleg en administratie. De groep deeltijdsen spendeert zelfs meer tijd aan voorbereiding en verbeterwerk dan de voltijdse leraars.
COC hoort ook de vooroordelen tegenover de vastbenoemde leraars. Eenmaal vastbenoemd vallen ze in een luie zetel. Maar klopt dat wel? Het onderzoek schept ook hierover duidelijkheid. Vastbenoemde leraars werken per week gemiddeld 2 uur minder dan niet-vastbenoemde. Maar een voltijdse, tijdelijke leraar in de eerste graad van het secundair onderwijs werkt per week 2u05' meer aan zijn lesvoorbereidingen en verbeterwerk dan zijn meer ervaren vastbenoemde collega. Wanneer we de tijd die gespendeerd wordt aan lesvoorbereiding en verbeterwerk buiten beschouwing laten, zien we dat de gemiddelde vastbenoemde leraar in het secundair onderwijs exact even hard werkt als de niet- vastbenoemde.
Opdrachtbreuken nog steeds verantwoord
Wanneer we teruggaan naar de concrete aanleiding voor het onderzoek, namelijk de vraag of verschillende opdrachtbreuken (20, 21 en 22) in het secundair onderwijs nog moeten blijven bestaan, is het antwoord voor COC duidelijk. Een gemiddelde leraar (voltijds en deeltijds) in het basisonderwijs werkt 39u13'. In de eerste graad van het secundair onderwijs is dat 39u33'. In de tweede graad wordt gemiddeld 40u36' gewerkt. En in de derde graad werkt de leerkracht gemiddeld 40u55'. De noemers 22, 21 en 20 die de opdracht van een leraar in het secundair onderwijs omschrijven, geven nog steeds goed de verhoudingen in taakbelasting weer. Ze zijn dus nog altijd verantwoord en moeten voor COC dan ook behouden blijven.
Oplossingen
Het onderzoek toont aan dat van alle onderwijsniveaus en -vormen de werkdruk in het ASO het hoogst is. De extreem hoge werkdruk met een gemiddelde van meer dan de 50 uur in de derde graad tijdens de lesweken – en tegelijkertijd ook de laagste werkvoldoening – smeekt om maatregelen om de werkdruk te verminderen. Een mogelijke oplossing ligt voor COC in de activiteitenlijst. Inzoomend op die activiteiten, toont het onderzoek dat een leraar secundair onderwijs aan de activiteitenclusters 'opvang en toezicht' en 'schoolorganisatie en beleidsondersteuning' samen, tussen 9 en 16% van zijn werktijd per week spendeert, afhankelijk van onderwijsvorm, graad en vak. Volgens COC is een mogelijke oplossing leraren vrij te stellen van 'vervangingen en toezichten'. Dat zijn namelijk taken die via extra aanwervingen ook door niet-leraars kunnen opgenomen worden. Zo kan de algemene werkdruk naar omlaag en kan de leerkracht zich meer focussen op zijn kerntaak. Daarnaast moeten alle leraren een uur klassenraad in hun opdracht krijgen, zodat overlegtijd effectief als werktijd gevalideerd wordt. Dat geldt trouwens ook voor klastitularissen. Die mogelijkheden bestaan technisch al, maar worden in vele scholen al lang niet meer toegepast.
En nu?
COC wacht nu op een uitnodiging van minister Crevits om het loopbaandebat alsnog de juiste richting uit te sturen. Dit onderzoek toont overduidelijk aan dat (nog meer) besparen in het onderwijs niet gerechtvaardigd is. Deze en volgende Vlaamse Regeringen moeten dan ook maatregelen nemen om paal en perk te stellen aan de overbevraging van leraren en investeren in haar onderwijspersoneel. Alleen zo wordt werkbaar werk mogelijk en kan de lerarenloopbaan weer aantrekkelijker worden. Zij moeten de leraar laten doen wat hij goed kan en graag doet: lesgeven! COC roept de Vlaamse Regering dan ook op om middelen vrij te maken in haar begroting om de taken van de leraren tot redelijke proporties te herleiden.
Koen Van Kerkhoven
secretaris-generaal COC