Op een moment waar de samenleving op grote schaal wordt gevraagd om de gezondheids-, sociale en economische schade die door COVID-19 wordt veroorzaakt (uitgaven voor gezondheidszorg, steun aan bedrijven, tijdelijke werkloosheidsuitkeringen, etc.) aan te pakken, lijkt het nuttig om te kijken naar de evolutie van de financiering van diezelfde samenleving door bedrijven. Concreet, op basis van het brutosalaris van de werknemers, hoeveel dragen de bedrijven bij aan de financiering van de staat en de sociale zekerheid?
Op 21 april heeft de werkgeversfederatie van de scheikunde, essenscia, de resultaten van de sector voor 2019 in de media verspreid. Onder deze schijnwerpers werd veel goed nieuws geduid: stijging van de tewerkstelling, omzetgroei, toename van de investeringen,… Vanuit syndicaal oogpunt juichen ook wij de evolutie van bepaalde parameters toe en zijn wij van plan deze te gebruiken als argumenten om het dagelijks leven van de werknemers te verbeteren. We denken daarbij met name aan de koopkracht (het minimum sectoraal loon is minder dan € 1900 bruto per maand) en de verbetering van de arbeidsomstandigheden (ritme, stress, flexibiliteit, ploegen- en nachtarbeid,…).
In deze periode van gezondheidscrisis lijkt het echter ook nuttig om enkele van de door de werkgeversfederatie gepubliceerde cijfers van naderbij te bekijken om zo de bijdrage van een welvarende sector aan de financiering van de gemeenschap te meten.
Tussen 2015 en 2019 heeft de taxshift toegepast door de regering, geleid tot een vermindering van de werkgeversbijdragen aan de sociale zekerheid met 8 tot 16%.
In dit verband lezen we dat de sector goed is voor 5% van alle bijdragen aan de sociale zekerheid in de Belgische economie, dit voor een bedrag van een 2,7 miljard euro. Helaas volgen bij dit percentage en dit cijfer geen verdere details over de verlaging van de werkgeversbijdragen voor de sociale zekerheid waarvan bedrijven de afgelopen jaren hebben kunnen genieten. Ter verduidelijking tonen we in onderstaande tabel de ontwikkeling van deze bijdragen voor de verschillende brutosalarissen.
Tussen 2015 en 2019 heeft de taxshift toegepast door de regering, geleid tot een vermindering van de werkgeversbijdragen aan de sociale zekerheid met 8 tot 16%.
Parallel aan deze verlagingen zijn de loonsubsidies voor bedrijven die gebruikmaken van ploegenarbeid of volcontinuarbeid gestaag toegenomen. Sinds 2016 ontvangt het bedrijf, in geval van ploegenarbeid, een subsidie van 22,8% op het belastbaar inkomen van de werknemer. Deze subsidie wordt rechtstreeks ingehouden op de bedrijfsvoorheffing van de werknemer. In het geval van volcontinuarbeid bereikt de subsidie 25%. De onderstaande tabel toont het belang van deze steun aan door middel van verschillende brutolonen.
We stellen vast dat voor een werknemer met een brutoloon van bijvoorbeeld € 3500 per maand de werkgever een maandelijkse loonsubsidie krijgt van € 694 in geval van ploegenarbeid en € 761 ingeval van volcontinuarbeid.
Aan de ene kant zijn de werkgeversbijdragen aan de RSZ verminderd, aan de andere kant zijn de loonsubsidies vermeerderd.
Aan de ene kant zijn de werkgeversbijdragen aan de RSZ verminderd, aan de andere kant zijn de loonsubsidies vermeerderd. Om hier even verder op in te gaan, integreren we beide vaststellingen samen in de onderstaande tabel. Dit stelt ons in staat om de reële bijdrage van het bedrijf aan de sociale zekerheid te bepalen, na aftrek van de uit andere bronnen ontvangen loonsubsidie. Ook al valt een van de onderdelen onder parafiscaliteit (sociale zekerheidsbijdragen) en de andere onder fiscaliteit (loonsubsidies), beiden vallen onder de financiering van collectieve diensten.
In het licht van bovenstaande cijfers zien we dat de werkgeversbijdragen aan de sociale zekerheid in zeer ruime mate worden gecompenseerd door de loonsubsidies die het bedrijf ontvangt. Het verschil tussen de werkgeversbijdragen en de loonsubsidie bedraagt maximaal 3,27% van het brutoloon. Wat de onderneming aan de sociale zekerheid betaalt, wordt met andere woorden grotendeels terugbetaald aan de onderneming door middel van fiscale steun.
Deze verschillende resultaten tonen de significante impact aan van de maatregelen die de afgelopen jaren zijn genomen ten gunste van de ondernemingen en ten koste van de overheidsfinanciering van de sociale zekerheid. Deze vaststellingen vormen een dubbele uitdaging gezien de huidige behoeften van de publieke overheid enerzijds en de welvaart (met name) de chemiesector aan de dag legt anderzijds.
Wat de onderneming aan de sociale zekerheid betaalt, wordt met andere woorden grotendeels terugbetaald aan de onderneming door middel van fiscale steun.
Daarbij komt dat de financiën van de sociale zekerheid voor het begin van de gezondheidscrisis al niet meer toereikend waren. In dit verband lijkt het verstandig om de werkgeversbijdragen naar het oude niveau terug te brengen, zodat ons systeem van sociale bescherming naar behoren kan functioneren en zijn activiteiten kan voortzetten. Ook fiscale voordelen zoals loonsubsidies moeten worden herzien om te komen tot meer fiscale rechtvaardigheid. Als het goed gaat met een sector, is het logisch om meer bij te dragen aan de financiering van de gemeenschap.
Dit artikel werd geschreven door Andrea Della Vecchia (Federaal secretaris) en Thomas Edelynck (Sectormedewerker).