Koopkrachtplakkaat

EnergieplakkaatC

173646265 10222054268599783 1356797931624160070 n

Delen van artikels

Op zijn veertiende ging Lahaut als arbeider werken in een kleine koperfabriek. Vervolgens was hij als staalarbeider aan de slag bij Cockerill, waar hij actief werd in het syndicalisme. Lahaut werd ontslagen toen hij deelgenomen had aan de staking van 1902.

In 1905 was hij medeoprichter van de metaalarbeidersvakbond Relève-toi, die aan de basis zou liggen van de latere Centrale van Metaalarbeiders binnen de Belgische Werkliedenpartij. Wegens zijn syndicale activiteiten werd hij in 1908 ontslagen bij de kristalfabriek Val-Saint-Lambert. Vervolgens werkte Lahaut als syndicaal afgevaardigde. In 1913 werd hij opgepakt tijdens de laatste algemene staking voor het algemeen stemrecht.

Hoewel Lahaut bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog in 1914 niet gemobiliseerd werd, besloot hij zich als vrijwilliger aan te sluiten bij het Belgische leger. Hij werd ingedeeld bij het Belgische pantserkorps Korps Autos-Canons-Mitrailleuses (ACM) en in 1915 werd hij naar het front van Galicië gestuurd. Hij bracht het tot onderofficier en maakte met de ongeveer 400 andere ACM-leden alle avonturen van het korps mee. Hun expeditie groeide uit tot een driejarige odyssee: vertrek per schip naar St Petersburg in het najaar van 1915, frontdienst in Galicië in 1916-17, oponthoud in Kiev na de Russische Oktoberrevolutie, per trein dwars door Siberië naar Vladivostok, overtocht naar de VS, propagandatocht van San Francisco naar New York en uiteindelijk Atlantische overtocht naar Frankrijk met aankomst in Bordeaux in juni 1918. Lahaut heeft geen enkel geschrift nagelaten over zijn deelname aan die driejarige expeditie als oorlogsvrijwilliger in Belgische militaire dienst.

Na de oorlog hernam Lahaut zijn syndicale activiteiten en werd hij secretaris van de Luikse federatie van de Centrale van Metaalarbeiders. Door zijn sympathie voor het bolsjewisme en zijn radicale syndicale praktijken werd hij in 1921 uit de BWP en de Centrale van Metaalarbeiders gezet. Vervolgens stichtte hij de vakbond Chevaliers du Travail, die zich aansloot bij de Rode Vakbondsinternationale. In 1924, 1927 en 1930 nam Lahaut als verantwoordelijke deel aan het derde, vierde en vijfde congres van deze organisatie.

In 1923 sloot Lahaut zich aan bij de Kommunistische Partij van België en in 1926 werd hij voor deze KPB verkozen tot gemeenteraadslid van Seraing. Na een zware ziekte verbleef hij in 1928 lange tijd in de Sovjet-Unie. In 1929 werd hij verkozen tot provincieraadslid van Luik.

Tijdens de mijnstaking van 1932 werd hij opgesloten in de gevangenis. Hetzelfde jaar werd hij voor het arrondissement Luik verkozen in de Kamer van volksvertegenwoordigers, waar hij bleef zetelen tot aan zijn dood in 1950. In 1936 volgde hij Joseph Jacquemotte op als een van de drie secretarissen-generaal van de KPB.

Als antifascistisch militant ondersteunde Lahaut tijdens de Spaanse Burgeroorlog de Republikeinen. Toen Nazi-Duitsland in 1940 België binnenviel, bleef hij op post als gemeenteraadslid van Seraing en werd hij korte tijd aangesteld tot schepen van Openbare Werken.

In 1941, bij de inval van de nazilegers in Rusland, werd hij opgepakt door de Gestapo en overgebracht naar de citadel van Hoei. Uiteindelijk werd hij afgevoerd naar het concentratiekamp Neuengamme waar hij door zijn altruïstische houding als bijnaam kreeg: "l'homme qui a le soleil dans sa poche", "de man die de zon in zijn broekzak heeft". Hij werd er ter dood veroordeeld en in 1944 afgevoerd naar het concentratiekamp van Mauthausen. Op 5 mei 1945 wordt het kamp bevrijd door de Amerikanen.

Na de Tweede Wereldoorlog werd hij voorzitter van de KPB, die toen op het toppunt van haar populariteit stond. Hoewel niet de voorzitter, maar wel secretaris-generaal Edgar Lalmand de echte partijleider was, werd de welsprekende tribuun Lahaut een populaire politicus. Ook was hij actief in de Waalse acties tegen de terugkeer van koning Leopold III.

Toen prins Boudewijn op 11 augustus 1950 in het parlement de eed aflegde als Koninklijke Prins, een gebeurtenis die het formele einde van de Koningskwestie betekende, werd de plechtigheid verstoord door de kreet "Vive la République". Lahaut werd aangeduid als diegene die dit had geroepen. In werkelijkheid hadden verscheidene communistische parlementsleden - ook Lahaut - dit geroepen. Een van hen, Georges Glineur, verklaarde later dat het zijn stem was, en niet die van Lahaut, die hoorbaar is op de bandopname van de plechtigheid

Op zijn begrafenis waren er naar verluidt meer dan 100.000 rouwenden. Het gerechtelijk onderzoek dat daar op volgde onder leiding van onderzoeksrechter René Loupe en anderen werd in 1972 met een buitenvervolgingstelling afgesloten. Algemeen werd aangenomen dat Lahaut werd vermoord door wraakzuchtige royalisten die het niet konden verkroppen dat Koning Leopold III moest abdiceren onder druk van 'het gepeupel' en 'straatoproer'.

De namen van een aantal leden van het moordcommando werden in 1985 onder een pseudoniem bekendgemaakt: ene "Adolphe" uit Halle. Zijn echte naam, François Goossens, werd in 2002 publiek gemaakt door toenmalig senator Vincent Van Quickenborne. Adolphe' zat in de Tweede Wereldoorlog in het Leopoldistisch verzet. Een groot deel van dit verzet kwam in anticommunistisch vaarwater terecht. De strijd om de terugkeer van Leopold III bracht tegelijk een enorme polarisatie teweeg. De Koude Oorlog kwam op kruissnelheid. De Amerikaanse inlichtingendienst CIA is in deze context in heel Europa tussengekomen. 'Adolphe' zou volgens sommigen dan ook deel hebben uitgemaakt van een door de CIA opgezet "stay-behind netwerk" (Gladio). de moord gepleegd werd door een anticommunistisch netwerk dat reeds in 1945 actief was en vanaf 1948 gefinancierd werd door de twee grootste holdings van het land: Société Générale en Brufina. Aanvankelijk Er was sprake van een driekoppig moordcommando uit Halle: François Goossens en de zoon en de schoonzoon van de toenmalige CVP-burgemeester van Halle, Jan-Niklaas Devillé. Uit een reportage Keerpunt op de Vlaamse tv-zender Canvas (17 december 2007) blijkt dat er een vierde deelnemer was geweest, die echter niet genoemd wilde worden. Deze vierde man zou de dodelijke schoten gelost hebben toen Julien Lahaut zijn deur opende, terwijl François Goossens enkel een schot heeft gelost bij het weglopen. Het artikel in het dagblad De Morgen (4 december 2007) wijst in de richting van de enige in 1950 reeds volwassen zoon van de toenmalige Halse burgemeester die nu nog in leven is ('nu', d.i. op 4 december 2007, datum van het krantenartikel). Goossens was echter de leider van het commando. Hij werkte onder meer voor het anticommunistisch netwerk van André Moyen en was eveneens verbonden met een netwerk dat contact had met monseigneur Leclef, privésecretaris van de Belgische kardinaal Jozef Van Roey. Dat netwerk werd geleid door Auguste Roeseler.

Er zijn uitstekende boeken over ulien Lahaut geschreven:

De moord op Lahaut door Rudi Van Doorslaer en Etienne Verhoeyen bij kritak.

Wie heeft Lahaut vermoord door Françoise Muller en Widekind De Ridder bij uitg Davidsfonds

Julie Lahaut door Bob Claessens bij Dacob of Carcob

Julien Lahaut vivant door Jules Pirlot bij édit du cerisier et carcob préface de José Gotovitch.

LEON