Het overkomt ons te vaak. Je koopt een nieuw toestel. De aankoopprijs valt best mee, maar net na de afloop van de garantieperiode gaat het spul stuk. Herstellen? Pech. Als het ding al open te vijzen valt - vaak zit alles goed toegelijmd – blijkt dat de herstelling meer kost dan een nieuw toestel. Volgende keer beter denk je dan. En je neemt je voor om een toestel te kopen dat langer mee gaat. Dat vraagt om informatie. Wat is de verwachte levensduur van het nieuw machien waarop je je oog hebt laten vallen? Het internet op. Veel informatie, daar niet van, maar weinig dat je echt helpt om een betere koop te doen.
Te rap kapot, het wordt een echte plaag. Toestellen zoals smartphones, haardrogers en lampen gaan gemiddeld 20% sneller kapot dan 20 jaar geleden. Test-Aankoop richtte er al een meldpunt voor op.
"Toestellen zoals smartphones, haardrogers en lampen gaan gemiddeld 20% sneller kapot dan 20 jaar geleden"
PIETER VERBEEK, ADVISEUR VLAAMS ABV
Geplande veroudering heet het fenomeen. Fabrikanten beschikken over een flinke trukendoos om de levensduur van huishoudtoestellen te beperken en zo hun verkoop op peil te houden. Ze kunnen technische, technologisch en psychologische zetten doen. Eerst de technische truc. Die is er in veel varianten. Wisselstukken zijn duur en moeilijk te vinden. In sommige producten kan je de batterij niet vervangen omdat ze in het toestel gegoten is. Onderdelen worden minder stevig gemaakt. Dan de technologische truc: De toestellen worden steeds ingewikkelder. Daardoor zijn ze vaker defect en zijn ze moeilijker te herstellen. En last but not least de psychologische zet. Een bedrijf als Apple slaagde er vele jaren in om een happening te maken van de lancering van elke nieuwe IPhone. Gevolg: lange wachtrijen voor de winkels in Singapore, Sydney, Londen en Berlijn. Een vierde truc is nieuw: het ecologische argument. Oude toestellen moeten zogezegd vervangen worden door nieuwe exemplaren die minder energie verbruiken. Maar alvast voor traditionele kleine huishoudtoestellen gaat dat argument niet op: energetisch valt er niet gek veel meer aan te verbeteren.
Repair&Share wil het anders en lanceert het “Recht op Repareren”. Dat vinden wij van het middenveld nu eens een goed idee. Net zoals 9 op 10 consumenten, zo blijkt.
Het recht op repareren kadert in een bredere benadering om de levensduur van producten te verlengen. Dat is belangrijk, een langere levensduur betekent meer koopkracht, minder afval en een efficiënter gebruik van schaarse grondstoffen. Het Vlaams ABVV nam in 2018 congresresoluties aan om die omslag te steunen. Daarin pleiten we onder meer voor het optrekken van de garantieperiode voor producten, zodat fabrikanten verplicht zijn om ze duurzamer te maken. Ook nieuwe circulaire businessmodellen zijn een goed idee: ze zetten ondernemingen aan om toestellen op de meest robuuste, duurzame manier te produceren.
Het recht op repareren dan. Ook hier is de overheid aan zet. Ze kan fabrikanten verplichten om producten zo te maken dat ze gemakkelijk te herstellen zijn en ze kan een lagere btw op herstellingen veralgemenen. Ook kleinere ingrepen zijn mogelijk die toch heel wat verschil kunne maken. Zo kan de overheid de geïnde Recupel-bijdrage – waarmee nu de recyclagekosten betaald worden van afgedankte elektrotoestellen – deels gebruiken om de kringwinkels beter te financieren.
Met dat extra geld kunnen ze extra sociale tewerkstelling scheppen die meteen het herstel en het hergebruik van goederen bevordert. Kringwinkels kunnen bijvoorbeeld herstelpunten worden waar mensen hun goederen kunnen laten maken. Het worden dan permanente Repair Cafés.
Pieter Verbeek, adviseur Vlaams ABVV
Bron: https://arbeidenmilieu.be/2020/10/20/repareer-wat-meer/