Erwin Cornelis
Europa’s vele zeeën bieden een groot potentieel om veel energie te oogsten, niet alleen met windturbines maar op termijn ook met golf- en getijdencentrales. Om er zeker van te zijn dat deze technologieën een wezenlijke bijdrage leveren aan het koolstofvrij maken van Europa tegen 2050, moeten we deze sector een duidelijk groeiperspectief bieden. Met de EU-strategie voor offshore hernieuwbaar, gepubliceerd op 19 november 2020, geeft de Commissie alvast de richting aan.
Polepositie voor Europa
De windturbines op de Europese zeeën hebben een capaciteit 12 GW; die produceren ongeveer evenveel stroom als alle Belgische kerncentrales samen. Die 12 GW vertegenwoordigen ook 42% van alle windturbines ter wereld, die maken van Europa een koploper voor offshore hernieuwbare energie. Maar het potentieel is veel groter; tegen 2030 zou het vijfvoud van deze capaciteit (60 GW) mogelijk moeten zijn en tegen 2050 zelfs het twaalfvoud (340 GW). Maar daarvoor is een ambitieus en gericht beleid nodig. Omdat offshore projecten een lange ontwikkeltijd hebben, geeft de Commissie nu al een duidelijke marsrichting aan de sector.
Zes werven
De Commissie groepeert haar acties in zes werven:
1. Ze wil de lidstaten ondersteunen in de opmaak van een ruimtelijk structuurplan voor de zee. Daarin moet voldoende ruimte komen voor hernieuwbare energieprojecten, zonder de andere functies van de zee, zoals natuurbehoud en visserij, in het gedrang te brengen.
2. We hebben meer verbindingen op zee nodig tussen de verschillende windparken en het vasteland. Dan kan via stroomkabels en via waterstofleidingen. De Commissie wil daarover afspraken maken met de lidstaten en netbeheerders.
3. De marktregels moeten aangepast worden aan deze nieuwe structuren. Ook neemt de Commissie de staatssteunregels onder de loep, zodat lidstaten offshore hernieuwbaar in hun subsidiesystemen kunnen opnemen.
4. De Commissie trekt zelf voldoende geld uit voor offshore hernieuwbaar, niet in het minst via het Herstelplan voor Europa dat de economie na de COVID19-pandemie weer op gang moet trekken.
5. Daarnaast voorziet ze fondsen om nieuwe technologieën te ontwikkelen, zoals nieuwe ontwerpen voor windturbines en circulaire materialen. Ze trekt ook geld uit om de milieu-impact van hernieuwbaar offshore te onderzoeken.
6. Ten slotte wil de Commissie alle beschikbare middelen inzetten om een volwaardige Europese maakindustrie voor offshore windenergie te ontwikkelen. Dat levert veel jobs op en biedt exportkansen aan Europese bedrijven.
België aan de bakermat
De Noordzee is met haar ondiepe wateren de bakermat voor de ontwikkeling van offshore wind in Europa. België mag dan wel bijzonder schaars bedeeld zijn geweest met een eigen territoriale zee, toch is ons land een actieve en belangrijke speler in de offshore hernieuwbare-energie-industrie. Zo heeft Elia als eerste een stopcontact op zee gebouwd.
Toch is er geen tijd om op onze lauweren te rusten. Zo moet België in het kader van de kernuitstap snel werk maken van de uitbouw van 2,2 GW aan extra capaciteit, zoals in het federaal regeerakkoord is aangegeven. De natuurinclusieve inrichting van de nieuwe windmolenparken is daarbij cruciaal om te garanderen dat zowel klimaatdoelen als natuurdoelen gehaald worden. Ook burgerparticipatie zou hoog op de agenda moeten staan bij de federale regering. Tal van burgers staan alvast te trappelen om aan die projecten te participeren en zo mee te genieten van de opbrengsten van hernieuwbare energie.
Op die manier draagt België niet alleen bij aan de Europese klimaatdoelstellingen, maar creëert ze duizenden nieuwe banen en extra export.