Erwin Cornelis
Het Knack-artikel “De vervuiler betaalt niet, de vervuiler krijgt betaald” van 9 december maakte pijnlijk duidelijk dat het systeem voor emissierechten geld oplevert aan bedrijven in plaats dat het hen aanzet tot duurzaamheid. Maar een recente studie van Bond Beter Leefmilieu, Greenpeace en Arbeid & Milieu toont aan dat het Vlaams industrieel klimaatbeleid vol staat met kassa’s waarlangs de industrie kan passeren. Het is hoog tijd voor meer transparantie over de doeltreffendheid van deze steun.
Ontransparant en asociaal
Samen met Greenpeace en Arbeid & Milieu, lichtte de Bond Beter Leefmilieu in juni 2020 het ondersteuningsbeleid voor de energie-intensieve industrie door. Het was een echt kluwen om alle steunmechanismen te ontrafelen.
Na een grondige analyse bleek dat er tot een miljard euro aan subsidies, belastingvoordelen en andere financiële steun naar bedrijven in de basisindustrie vloeien. Deze zijn in belangrijke mate bedoeld om de bedrijven te compenseren voor de kosten van klimaatactie en hoge energiekosten. Of de steun ook effectief leidt tot emissiereducties is veel minder duidelijk, zoals ook het Rekenhof en de SERV al eerder rapporteerden. De beleidsinstrumenten, die de klimaattransitie moeten versnellen missen slagkracht, waardoor we de doelstelling van klimaatneutraliteit tegen 2050 dreigen te missen.
Bovendien zijn veel gunsten degressief - dat wil zeggen hoe hoger het energieverbruik, hoe hoger de gunst - waardoor de compensaties ook nog eens asociaal zijn. Een gemiddeld gezin betaalt in verhouding 20 keer meer voor groene stroom dan de grote bedrijven en zelfs 30 keer meer voor de windmolens op zee, zo blijkt uit het onderzoek. En door een gebrek aan transparantie missen al deze voordelen ook nog eens een democratisch draagvlak.
Gul met emissierechten
De door Knack aangehaalde studie concludeerde dat de Europese industrie tussen 2008 en 2016 voor miljarden euro aan emissierechten heeft overgehouden. Een flink deel daarvan is naar Vlaamse bedrijven gegaan.
De studie van BBL, Greenpeace en Arbeid & Milieu schat de waarde van de gratis emissierechten, die van 2013 tot en met 2019 aan de Vlaamse industrie werden toegekend, op zo’n 1,6 miljard euro, waarvan 563 miljoen in 2019 alleen al. Niet al deze gratis rechten waren nodig om de uitstoot van de bedrijven te dekken; de waarde van de overtollige rechten schatten we op 691 miljoen.
Daar bovenop krijgen de bedrijven ook een compensatie voor het doorrekenen van de koolstofprijs in de elektriciteitsfactuur. Alleen is deze compensatie hoger dan de effectieve kost, wat leidt tot een overcompensatie van bijna 40 miljoen euro per jaar.
Voordelen in de energieprijs
Om de energie-efficiëntie van de grootste bedrijven te bevorderen sloot de Vlaamse overheid Energiebeleidsovereenkomsten (EBO’s) met de industrie af. In totaal 345 bedrijven werken met een EBO. Daarvoor krijgen ze van de overheid allerlei tegemoetkomingen. Zo betalen ze minder belasting op elektriciteit, aardgas en gasolie. Ook dragen ze minder bij aan de ondersteuning van duurzame energie. Allemaal korting op het energieverbruik en omdat deze bedrijven tot de allergrootste van Vlaanderen behoren, dus gaat het over een grote hoeveelheid energie - in totaal 80% van wat alle bedrijven in Vlaanderen verbruiken - en dus ook over veel geld. Door het kluwen is het moeilijk om een precieze inschatting te maken, maar in totaal bedragen de tegemoetkomingen minstens een half miljard euro per jaar. Of de bedrijven elk jaar ook een half miljard euro investeren in energie-efficiëntie is nog maar de vraag.
Raar ook dat die bedrijven steun krijgen in functie van hun energieverbruik. Het zou logischer zijn om voor een deel tussen te komen in de investeringskost van de energiebesparende maatregelen, zeker van de maatregelen die een langere terugverdientijd hebben. Dat zou de bedrijven meer stimuleren om die maatregelen door te voeren. Nu staat die steun los van de investeringen en dat is ook zo in de hoofden van de bedrijfsleiders: de boekhouder behandelt de steun - de energiemanager de energiebesparingen en die laatste krijgt van de boekhouder vaak nul op het rekest als hij een relevant project voorstelt.
Steun aan duurzame energieprojecten
Niet dat de bedrijven geen steun kunnen aanvragen voor dergelijke projecten. Er is een breed scala aan bijkomende subsidies, aftrekposten en waarborgen, zoals subsidies voor warmtekrachtkoppeling en hernieuwbare energie, de vrijstelling voor onroerende voorheffing, doorstorting van bedrijfsvoorheffing, aftrek voor risicokapitaal, … Het gaat jaarlijks weeral om enorm grote bedragen, maar door het kluwen is niet te achterhalen hoeveel naar de industrie gaat.
En dan nog beoordelen veel bedrijfsleiders de rendabiliteit van duurzame energieprojecten zonder rekening te houden met deze subsidies omdat ze deze te onzeker achten. Is die berekening positief, dan gaan er ze ervoor en daarna strijken ze de voordelen op, zonder dat het echt een impact heeft gehad op de investeringsbeslissing.
Op naar een klimaatpact met de industrie
Ondanks al die geldstromen is de CO2-uitstoot van de Vlaamse ETS-bedrijven niet gedaald; vanaf 2013 is hij zelfs licht gestegen. Dat de uitstoot minder hard is gestegen dan de productiviteit van deze bedrijven is een magere troost.
Hoog tijd dus om al deze voordelen aan bedrijven kritisch tegen het licht te houden. Hoeveel CO2-reductie leveren die voordelen op? In welke mate slagen ze erin om een investeringsbeslissing voor een duurzaam project om te laten kantelen van negatief naar positief ? Hoe duur betaalt de overheid de vermeden CO2? Wie betaalt - wie ontvangt? Het zijn vragen die onze buurlanden gebruiken om hun beleidsinstrumenten te evalueren en die rapporten zijn publiek.
We stellen voor om de vrijwillige en ontoereikende EBO’s om te vormen tot een klimaatpact: bedrijven krijgen toegang tot een brede reeks bestaande en nieuwe steunmaatregelen, op voorwaarde dat de middelen ondubbelzinnig naar klimaatinvesteringen gaan die passen in het transitiekader dat minister Crevits heeft aangekondigd.
Om dat te realiseren is een doorlichting naar de doeltreffendheid van de bestaande instrumenten onmisbaar. Dit onderzoek en de opmaak van zo’n klimaatpact vormen twee fundamentele pijlers voor het nieuwe transitiekader. Zo vermijden we dat de vervuiler betaalt krijgt en zorgen we ervoor dat de sector haar transitie voor een groot stuk zelf mee financiert. De vervuiler betaalt: daar is iedereen het toch over eens?