Nu de kernuitstap nakend is, leggen energiebedrijven een voor een concrete plannen voor gascentrales op tafel. Vaak gaat het om enorm grote, weinig flexibele installaties. Hoewel de kernuitstap een federale beslissing is, komen de vergunningsaanvragen voor de gascentrales nu op het bord van Vlaanderen. Dat moet nu strenge voorwaarden opleggen. Anders riskeren we ons vast te klikken aan fossiele mastodonten die een verduurzaming van het energiesysteem in de weg staan.
Gascentrales op de tekentafel
Op maandag 18 januari organiseerde Dils-Energie een infoavond om omwonenden te informeren over de centrale met Stoom- en Gasturbine, die ze willen bouwen in Dilsen-Stokkem. Die centrale zal een vermogen van 920 MW hebben. Twee dagen eerder organiseerde Luminus een gelijkaardige infoavond in Seraing. Daar plannen ze de bouw van een Stoom- en Gasturbine met een vermogen van 870 MW. Hetzelfde bedrijf wil de centrale aan de Ringvaart in Wondelgem ook uitbreiden met 6 open cyclus gasturbines, samen goed voor een vermogen van 234 MW. Daarnaast staan nog zes andere projecten op stapel, zo blijkt uit een overzicht van De Tijd.
Eerst inzetten op alternatieven
Vlaanderen is verantwoordelijk voor energiebesparing en voor de uitbouw van hernieuwbare energieproductie door zonne-energie en windenergie op land. Daar moet ze eerst en vooral op inzetten.
Stroom die niet verbruikt wordt, moet ook niet geproduceerd worden. Het verleden leert dat via energie-efficiëntie en vraagsturing de bouw van ettelijke honderden MW aan vermogen vermeden kan worden. Verder moet Vlaanderen het vertrouwen in hernieuwbare energie dringend weer opbouwen na het debacle van de terugdraaiende teller.
Randvoorwaarden aan centrales
Niet al de geplande gascentrales zullen het daglicht zien. De meeste rekenen op overheidssteun via het federale Capaciteits Remuneratie Mechanisme (CRM) en zullen pas in het najaar beslissen of hun project rendabel genoeg is. Toch zetten ze zich nu al klaar voor de race met de vergunningsaanvragen. Maar de ene gascentrale is de andere niet.
De geplande mastodont van Dils-Energie bijvoorbeeld, mag dan wel zeer efficiënt aardgas naar elektriciteit kunnen omzetten, toch zal de installatie minstens 40% van het aardgas vernietigen tot nutteloze warmte, die in de vergunningsaanvraag nog gewoon geloosd wordt. Met de warmte die deze centrale per jaar zou dumpen, kunnen alle gebouwen van Dilsen-Stokkem tot tien jaar lang verwarmd worden. Vlaanderen moet dan ook de recyclage van restwarmte opnemen in de vergunningsvoorwaarden.
Vraag is ook of zo’n mastodont wel voldoende vlot zal kunnen inspelen op een wisselend aanbod van zon en wind en of er niet beter geïnvesteerd wordt in kleinere centrales: meer eenheden met een lager vermogen. Dat biedt niet alleen meer kansen voor het hergebruik van restwarmte, maar zal ook leiden tot een hoger rendement en minder emissies, omdat die installaties vaker op volle toeren zullen draaien.
Tenslotte moeten de centrales klaar zijn voor de toekomst, want ze zullen er staan voor de komende twintig à dertig jaar. De waterstofeconomie is nog in volle ontwikkeling. Eenmaal voldoende groene waterstof beschikbaar is, moeten de centrales vlot de omslag kunnen maken, en daar moeten ze nu al op voorzien zijn. Ook dat moet Vlaanderen in de vergunningsvoorwaarden vastleggen.