Jeroen Fonteyn
Laten we snel het juiste kader creëren voor een rechtvaardige industriële transitie, om de jobs van de toekomst veilig te stellen. - © Nate Johnston
“Koolstoftaks zou Belgische industrie zwaar treffen”: kopten de Morgen en het Laatste Nieuws. Beide kranten baseerden zich op een studie die werd gepubliceerd door de Nationale Bank en de ECB, maar gaven er een eenzijdige lezing van. Of er door een koolstoftaxshift jobs verdwijnen of net bijkomen, hangt vooral af van een flankerend beleid met sociale correcties.
Welke conclusies kunnen we trekken uit de studie?
De studie neemt de stelling van het IMF (Internationaal Monetair Fonds) als uitgangspunt: dat een taks van 75 dollar (60 euro) per uitgestoten ton CO2 (zoals aanbevolen voor de klimaatdoelstellingen) tot een hogere elektriciteitsprijs zal leiden. Die prijsstijging hangt sterk af van de energiemix: hoe minder fossiele brandstoffen, hoe beperkter de stijging.
Een koolstoftaks heeft tenslotte als doel om bedrijven te stimuleren om over te schakelen naar hernieuwbare energie. Ook bepalend is hoe de investeringskosten voor hernieuwbare energie gedragen worden: wanneer die door de elektriciteitsconsument gedragen worden, verzwaart dit de elektriciteitsfactuur. Maar vandaag bestaat die factuur voor een groot stuk uit belastingen. Een verlichting van die hoge lasten kan de incentives bieden om massaal in te zetten op elektrificatie van bedrijfsprocessen op basis van hernieuwbare energie.
Wat is nu de impact op de werkgelegenheid van de potentieel hogere elektriciteitsprijs na invoering van een koolstoftaks? Die relatie is erg complex: enkel in welbepaalde sectoren en regio’s zal de hogere elektriciteitsprijs een negatieve impact hebben op de werkgelegenheid. Denk daarbij aan de energie-intensieve industrieën die sterk afhankelijk zijn van elektrische energie (metaal, chemie, papier).
Een stijging van 20% van de elektriciteitsprijs zou daar kunnen leiden tot een verlies van werkgelegenheid van 2 tot 4% voor de meest geïmpacteerde bedrijven. Voor België schat men trouwens slechts een stijging van 14% op de elektriciteitsprijs. Het in de krantenartikels genoemde getal van 150.000 verloren jobs slaat op heel Noord-West-Europa. Alles bij elkaar zou het gaan om 1.000 tot 2.500 direct geïmpacteerde jobs voor Vlaanderen. In Zuid-Duitsland en Italië staan er naar verhouding veel meer jobs op het spel.
De overheid moet werk maken van opleidingen om werknemers klaar te stomen voor de nieuwe jobs van de circulaire economie van morgen.
Wanneer we uitzoomen naar het grotere plaatje, stipt de studie bovendien aan dat jobs in energie-intensieve sectoren mogelijk vervangen worden door jobs in meer energie-efficiënte sectoren. Het is zelfs niet uitgesloten dat er door hogere elektriciteitsprijzen zo netto jobs bijkomen, stelt de studie. Dat neemt niet weg dat stijgende elektriciteitsprijzen als gevolg van een koolstoftaks winnaars en verliezers zullen creëren, die we goed in de gaten moeten houden.
De studie doet dan ook enkele beleidsaanbevelingen, zoals gerichte steun aan bedrijven, werknemers en geaffecteerde gemeenschappen. Een goede arbeidsmobiliteit is belangrijk om werknemers te heroriënteren naar nieuwe job-skill-sets, en daar kan onze rigide Vlaamse arbeidsmarkt ons wel degelijk parten spelen. Het is aan de overheid om kosten en baten op evenwichtige en rechtvaardige wijze te verdelen.
Wat kunnen we in ons land verwachten?
Alles lijkt erop te wijzen dat ook België binnenkort het gebruik van fossiele brandstoffen zal gaan belasten, volgens het principe “de vervuiler betaalt”. Het federale regeerakkoord stipte echter al aan dat inkomsten van de koolstoftaks zouden worden “teruggegeven aan de bevolking en de bedrijven”, en dat een klimaattaxshift zou vergezeld worden van “flankerend beleid”, waarbij “de concurrentiepositie van bedrijven en de koopkracht van gezinnen wordt gevrijwaard, in voorkomend geval zal er sociaal en territoriaal gecorrigeerd worden.”
Deze laatste zin leidt ons naar de essentie. We moeten erover waken dat de taxshift sociaal rechtvaardig gebeurt en dat er netto geen jobs verdwijnen. Er kunnen zeker verschuivingen optreden, vooral in energie-intensieve sectoren, die bepaalde categorieën werknemers en bedrijven hard kunnen treffen. In tussentijd kunnen er in de sector van de hernieuwbare energie echter veel jobs bijgecreëerd worden. De overheid moet werk maken van plannen om werknemers klaar te stomen voor de nieuwe jobs van de circulaire economie van morgen. Investeren in de jobs van de toekomst, betekent dat bedrijven aangemoedigd worden om in te zetten op energie-efficiëntie, op investeringen in hernieuwbare energie, en op circulaire businessmodellen.
De Internationale Vakbondsconfederatie ITUC rekent België helaas tot de tien slechtste landen op vlak van “Climate Action and Just Transition”, samen met landen als Brazilië, Australië, Polen en Rusland. Er is dus nog veel werk aan de winkel. Laten we daarom snel het juiste kader creëren voor een rechtvaardige industriële transitie, om de jobs van de toekomst veilig te stellen.