Koopkrachtplakkaat

EnergieplakkaatC

173646265 10222054268599783 1356797931624160070 n

Delen van artikels

In een arrest van 11 maart 2021 (2020/AL/255) stelt het Luikse arbeidshof dat de versterkte degressiviteit van de werkloosheidsuitkeringen zoals ingevoerd in 2012 strijdig is met het standstillbeginsel. Het veroordeelt de RVA tot betaling van de werkloosheidsuitkeringen zoals vóór de inwerkingtreding van de versterkte degressiviteit.

De zaak werd ingeleid door Mevrouw B, die in 1997 werd toegelaten tot werkloosheidsuitkeringen (op basis van tewerkstelling). Ze zoekt actief naar werk en haar zoekgedrag wordt positief geëvalueerd. Op 1 november 2012 treedt de versterkte degressiviteit in werking. Hierdoor zal haar uitkering tussen 2013 en 2015 geleidelijk dalen van 43,22€ tot het minimumbedrag van 36,66€ per dag. Mevrouw B gaat hiermee niet akkoord en eist voor de arbeidsrechtbank werkloosheidsuitkeringen zonder degressiviteit vanaf 1 november 2013. De arbeidsrechtbank (vonnis 27 april 2020) wijst haar eis af als ongegrond en bevestigt de beslissing van de RVA. Mevrouw B tekent beroep aan. Ze stelt dat het standstillbeginsel is geschonden en dat ze in de armoede wordt geduwd. Ze toont aan dat ze financieel ondersteund moet worden door haar ouders.

Het arbeidshof verwijst naar de bestaande rechtsleer en rechtspraak mbt het standstillbeginsel. Het stelt vast dat de beslissing tot invoering van de versterkte degressiviteit onvoldoende is gemotiveerd. Er is ook geen afweging gemaakt tussen de doelstellingen en de achteruitgang in sociale bescherming van de betrokkenen, noch is er ooit een evaluatie gebeurd. Het hof stelt verder dat elke vermindering van uitkeringen een significante achteruitgang in sociale bescherming vormt, gezien men morrelt aan de bestaansmiddelen van een kwetsbare groep. Deze achteruitgang wordt niet gecompenseerd door de iets hogere uitkeringen in de eerste maanden werkloosheid, en wordt evenmin geneutraliseerd door een betere begeleiding naar werk. Het hof stelt dus vast dat er een significante achteruitgang is in de bescherming van de betrokkene zonder dat dit verantwoord is vanuit een doelstelling van algemeen belang. Het beslist om de bestreden bepaling buiten toepassing te laten en veroordeelt de RVA tot betaling van werkloosheidsuitkeringen volgens de reglementering zoals van toepassing vóór de inwerkingtreding van de versterkte degressiviteit.

In dit arrest beslist het hof om de versterkte degressiviteit niet toe te passen in de voorliggende zaak. De bewuste bepalingen zijn dus niet vernietigd en blijven voorlopig van toepassing voor andere uitkeringsgerechtigden. De uitspraak is bovendien gebaseerd op het standstillbeginsel, en is dus hoofdzakelijk relevant voor uitkeringsgerechtigden die zowel vóór als na de reglementaire wijzigingen van 2012 uitkeringen ontvingen. In veel gevallen zullen zij de herziening van hun uitkering vandaag niet meer kunnen aanvechten.

Uiteraard heeft een dergelijk arrest wel gezag en kan het ingeroepen worden in gelijkaardige rechtszaken. Nog belangrijker is dat dit zeker niet het eerste of enige arrest is dat de onredelijke verstrengingen van de werkloosheidsreglementering in 2012 ongrondwettelijk verklaart. Denk maar aan de verschillende arresten mbt de beperking in de tijd van inschakelingsuitkeringen. Een sociale herziening van deze reglementering dringt zich dan ook steeds meer op.

Astrid Thienpont

Dit artikel verscheen eerder in Echo,, uitgave van de studiediensten van het ABVV, en werd overgenomen met toelating van de auteur.