Op 8 juni jl. kwam de G10 tot een tekst met een kader voor vier belangrijke dossiers voor de komende twee jaar, wetende dat het luik koopkracht/loonnorm doorverwezen was naar bemiddeling door de regering. Het valt alvast te betreuren dat het sociaal overleg, dat ons zo nauw aan het hart ligt, geen consensus heeft kunnen bereiken over het loonelement, één van de pijlers van een “normaal” IPA.
De 4 onderdelen van het akkoord van de G10
De 4 onderdelen van het akkoord van de G10 zijn:
- Een gefaseerde verhoging van het GGMI (Gewaarborgd Gemiddeld Minimum Inkomen): (€150 extra tegen 2026, waarvan meer dan €75 vanaf april 2022);
- Verlengde eindeloopbaanregelingen (SWT) en verbeterde tijdskredieten ‘eindeloopbaan’;
- Bijkomende flexibiliteitsmaatregelen (reeds bestaande maar tot eind 2022 verlengde overuren);
- Uitstel van de harmonisering van de tweede pensioenpijler en onder meer het behoud van de huidige belastingstelsels.
De bal in het kamp van de achterban van de vakbonden
Twee weken lang lag de bal in het kamp van de achterban van de vakbonden.
Nadat we onze manier van raadplegen hebben moeten aanpassen aan de regels van de pandemie, kunnen wij met trots en voldoening zeggen dat de syndicale democratie haar rol binnen de BBTK ten volle heeft kunnen spelen. Dit ondanks het feit dat sommige “politieke buitenstaanders” onafgebroken het resultaat van de raadpleging hebben trachten te beïnvloeden. De werknemers moeten zich op een serene manier kunnen uitspreken, zonder opbod of populisme. Dat is het fundament van onze vakorganisatie.
Onze raadpleging heeft uiteraard rekening gehouden met de context waarbinnen wij evolueren. Kortom, wij weten heel goed dat wat wordt voorgesteld bij niemand een “waw-gevoel” ontlokt.
Wanneer we een resultaat evalueren, moeten we kijken of er een evenwicht is bereikt tussen de eisen van de werkgevers en die van ons, rekening houdend met de algemene context, met name de pandemie en een herstel dat zich sneller aankondigt dan verwacht. We moeten ook inschatten wat er op tafel zal blijven liggen (zowel in positieve als in negatieve zin) als dit akkoord niet ondertekend wordt. De regering zal in dat geval het dossier weer in handen nemen, dat staat vast… Zal het dan beter of slechter zijn dan wat nu op tafel ligt? Dit is een belangrijke en terechte vraag als we moeten beslissen of het glas halfvol of halfleeg is.
In geval van afwijzing moet ook een duidelijk antwoord volgen op de vraag naar de krachtsverhouding die moet worden opgezet.
- Wat de bemiddeling door de regering betreft, is het standpunt van de BBTK duidelijk: NEE. De clausule “sociale vrede” heeft daar trouwens geen betrekking op.
- Wat het ontwerpakkoord in de G10 betreft, moesten wij dus nagaan of het glas halfvol of halfleeg was. Niets is zwart of wit. De kostprijs van het akkoord is onevenwichtig.
- De gemeenschap moet in de buidel tasten om het werk goedkoper te maken (overuren) en om de laagste lonen te verhogen (GGMI). Wat de flexibiliteit betreft, gaat het om tijdelijke maatregelen...
- Voor diegenen die een GGMI ontvangen, is dit een duidelijke verbetering. Niet genoeg, maar het is een belangrijke eerste stap. Dat is de essentie van interprofessionele onderhandelingen: solidariteit tussen de zwakkeren en de sterkeren. Wij voeren al jaren campagne om de koopkracht te verhogen en op termijn een minimumloon van €14/uur of €2.300/maand bruto voor iedereen te verkrijgen. Dit compromis is dus een belangrijke eerste stap!
- Wat de tweede pijler betreft, gaat het om een uitstel van de harmonisering en een status-quo van de fiscale maatregelen.
- Wat de eindeloopbaan betreft, verkrijgen we een verlenging van de cao’s en een verbetering van de tijdskredieten ‘eindeloopbaan’. Maar niets voor de bedrijven in herstructurering of in moeilijkheden.
Tot besluit
Als we nee zeggen, moeten we inschatten hoe de werkgevers zullen reageren en wat de regering al dan niet aan maatregelen zal overnemen. Een spelletje poker waarbij wij de kaarten niet meer in handen hebben...
Wij zeggen gewoonlijk dat het IPA een solidariteitsakkoord is. In de tekst waarover we ons moeten uitspreken, is het luik “solidariteit” heel duidelijk: €150/maand in fasen tegen 2026, met een eerste fase van meer dan €75/maand in april 2022 voor het GGMI. Het is inderdaad zo dat de gemeenschap betaalt, maar er wordt een return verwacht. Dit gezegd zijnde, laten we wel wezen... Waarover praten we als we dat vergelijken met de kost van de tax-shift (een ware hold-up op de overheidsuitgaven waarvan de echte toegevoegde waarde voor de werknemers ons nog steeds een raadsel is)? Hier zal het effect onmiddellijk voelbaar zijn in de portemonnee van de werknemers.
Op basis van die solidariteit heeft een meerderheid van de BBTK gestemd vóór wat er op tafel ligt. Het is dus een ‘ja’ geworden, maar zonder veel enthousiasme. Want als we willen dat de interprofessionele collectieve onderhandelingen weer vrij zijn, zullen we moeten blijven strijden tegen de wet van ‘96 in zijn huidige vorm. Onthouden we ook dat het hier niet gaat om een IPA als dusdanig aangezien over het loonelement werd bemiddeld door de regering en dat dit niet door de G10 werd aanvaard. Andere belangrijke eisen van de werknemers, zoals de CADV, werden tot dusver niet ingewilligd. Ook hier zullen we opnieuw druk moeten uitoefenen om eindelijk ons gelijk te krijgen. Zoals het geval is voor het beoogde minimumloon van €14/uur of €2.300/maand bruto. We zullen er ook op toezien dat de dereguleringsmaatregelen in die tekst niet de norm worden na eind 2022.
Waakzaamheid en strijdvaardigheid zullen onze wapens blijven tegen de werkgevers en elke regering die hen in een zetel wil zetten.
Zelfs tijdens de pandemie hebben wij onze acties vastberaden kunnen voeren, onze eisen weten uit te dragen en raadplegingen over het resultaat kunnen houden.
Bedankt aan onze militanten die deze brede raadpleging tot een goed einde hebben gebracht, bedankt aan onze onderhandelaars voor hun doorzettingsvermogen en hun transparantie tijdens de onderhandelingen.