door Herman Michiel
28 juli 2021
Ik had niet gedacht ooit de liberale ideoloog Marc De Vos instemmend te citeren in deze kolommen. De Vos is een rechtse rechtsprofessor, ‘visiting fellow’ bij de door hem opgerichte Belgische liberale denktank Itinera, ontvanger van de Liberales prijs, enzovoort. Maar wat hij schrijft in “De Poolse paleisrevolutie raakt een open zenuw in de constructie van de EU” wijst terecht naar een weinig besproken, maar daarom niet minder reële aberratie in het Europese bouwsel, namelijk de bewering dat “het Europees recht primeert op het nationale”. Je moet geen professor in de rechten zijn om het aberrante ervan in te zien, ik heb het zelf in enig detail onlangs nog uitgelegd (zie De zanderige ondergrond van de Europese rechtsorde). Als er ergens een juridische betwisting is in een EU-lidstaat omwille van een mogelijke tegenspraak tussen nationaal en Europees recht, wordt de knoop doorgehakt door het Europees Hof van Justitie in Luxemburg, dat zich dan beroept op het genoemde principe “Europees recht primeert op het nationale”.
Maar wie heeft dit principe goedgekeurd? Het Europees Hof van Justitie! Een paar rechters in Luxemburg! Een zo fundamentele herschikking van bevoegdheden is nooit door één parlement besproken, laat staan goedgekeurd, het staat in geen enkel Europees verdrag (ook al zou dat maar een bedenkelijke democratische legitimiteit inhouden). Rechtskundige Marc De Vos hierover:
- “De Unie is het eindresultaat van verdragen die Europese landen sinds de jaren vijftig in golven hebben afgesloten. Bij elk verdrag staan de verdragsluitende landen een deel van hun soevereiniteit af aan Brussel. Geleidelijk aan kreeg de Unie zelf de bouwstenen van een rechtsstaat: een verkozen parlement, de benoemde Europese Commissie als feitelijke regering, een Europese rechtbank in Luxemburg. De Europese Unie is een proto-federale staat. Eén zaak ontbreekt echter: een duidelijke keuze, vastgelegd in de constitutionele verdragen van de Unie, over de hiërarchische verhouding tussen de Unie en de lidstaten. Bij de start van de Europese eenmaking bestond daarover geen politieke eensgezindheid, misschien zelfs niet het politieke inzicht. Het Hof in Luxemburg bestond wel. Al in 1964 oordeelde het Hof dat Europees recht automatisch voorrang moet hebben op nationaal recht. Op dat beginsel van primauteit stoelt de hele architectuur van Europa.”
Dat deze kaduke rechts-‘orde’ pas sinds enkele jaren tot betwistingen leidt (het eerst in Duitsland, door klachten bij het Constitutioneel Hof) is omdat eurofiele regeringen deden alsof de naakte koning wél kleren droeg, of in de woorden van Marc De Vos, omdat “op het edict van primauteit uit Luxemburg de nationale rechters overal spontaan zijn gevolgd.” Maar nu, aldus De Vos, “vertoont de kadaverdiscipline van de rechtbanken uit de 27 landen barsten. Zowel in Frankrijk als in Duitsland hebben hoge rechtscolleges vraagtekens geplaatst bij de werking van het Hof van Justitie. Dat was nooit gezien. Het Poolse hof gaat een stap verder met de contestatie van de rechtskracht van het Europese recht.”
Volgens De Vos pakken zich door deze kwestie “boven de Europese Unie de donderwolken samen van een storm die al bijna zestig jaar in de sterren geschreven staat.” Of het zo ‘n vaart zal nemen valt te betwijfelen. De Europese Unie vond tot nog toe altijd wel een of andere kunstgreep om haar eigen contradicties voor zich uit te schuiven. Democratische bekommernissen spelen daarbij in het liberale Europa slechts een figurantenrol. Dat kun je ook horen in de onderkoelde toon waarmee liberaal De Vos – niet gekant tegen de liberale EU als zodanig – de naaktheid van de koning beschrijft: “Het is niet gezond dat een fundamenteel democratisch principe over de machtsbalans tussen Europa en de natiestaat louter op creatieve rechtspraak stoelt.”
Bron: https://www.andereuropa.org/een-open-zenuw-in-de-constructie-van-de-eu/