Erik Grietens
Minstens 4.000 (en waarschijnlijk nog veel meer) Vlaamse bedrijven opereren zonder verplichte milieuvergunning. - © Wesley Poelman
Al jaren werken duizenden bedrijven in Vlaanderen zonder de verplichte milieuvergunning. Het probleem is ook al jaren bekend. Het grote knelpunt is het tekort aan mensen op het terrein om controles uit te voeren, zeker bij de gemeenten. Professor Kurt De Ketelaere onderzocht alvast hoe deze onvergunde bedrijven kunnen opgespoord en aangepakt worden. Hopelijk vormt dit onderzoek het startschot voor een échte aanpak van deze onverantwoorde en al veel te lang aanslepende situatie, en hopelijk komt er eindelijk ook meer geld voor de inspectiediensten.
Handhaving als sluitstuk van milieubeleid?
Volgens de Vlaamse milieuwetgeving worden bedrijven ingedeeld in drie klassen: klasse 1-bedrijven hebben de grootste milieu-impact en moeten een vergunning aanvragen bij de provincie. Klasse 2-bedrijven zijn kleiner van omvang of milieu-impact en moeten een vergunning aanvragen bij de gemeente, voor klasse 3-bedrijven volstaat een melding. De controle op klasse 1-bedrijven gebeurt door de Vlaamse milieu inspectie, de controle op klasse 2- en 3-bedrijven door de gemeentelijke toezichthouders.
Uit de jaarlijkse handhavingsrapporten van de Vlaamse overheid blijkt al jaren dat er meer dan 4.000 onvergunde bedrijven zijn, vooral bij de bedrijven in klasses 2 en 3. Dat is een onaanvaardbare situatie. Een vergunning is namelijk een hoeksteen van ons milieurecht, omdat via de vergunning milieunormen en -voorwaarden worden opgelegd, zoals bijvoorbeeld investeren in lucht- of waterzuiveringsinstallaties. Het valt ook niet te verantwoorden tegenover bedrijven die zich wél aan de regels houden en vaak dure milieuinvesteringen uitvoeren. Deze situatie zorgt voor oneerlijke concurrentie.
Dit cijfer van 4.000 onvergunde bedrijven is bovendien zeker een onderschatting. Jaarlijks worden gemeenten voor het handhavingsrapport bevraagd over het aantal onvergunde bedrijven op hun grondgebied. Slechts de helft van de gemeenten vullen die bevraging ook in. Het zal in de realiteit dus eerder om het dubbele aantal gaan. En meer dan 80 gemeenten die de bevraging wel invulden, geven aan zelfs niet te weten hoeveel niet-vergunde bedrijven er zijn op hun grondgebied.
Het valt ook niet te verantwoorden tegenover bedrijven die zich wél aan de regels houden en vaak dure milieuinvesteringen uitvoeren. Deze situatie zorgt voor oneerlijke concurrentie.
Meer boots on the ground nodig
In het parlement werden de afgelopen jaren regelmatig vragen gesteld over dit aanslepende probleem. Voormalig minister Schauvliege liet betijen, minister Demir gaf het Departement Omgeving de opdracht om de zaak verder uit te spitten. Dit onderzoek van professor De Ketelaere is daar het gevolg van.
Het onderzoek gaat in de eerste plaats na hoe deze onvergunde bedrijven best kunnen opgespoord worden, wat ook werd uitgetest in zes pilootgemeenten. Veldwerk blijkt daarbij het belangrijkste, dus fysiek op het terrein bij bedrijven langsgaan en controleren of ze een vergunning hebben. Dat is tijdrovend en in de meeste gemeenten ontbreekt daarvoor het personeel. Aanvullende methodes zoals bedrijfsreclames op het internet afspeuren of de kruispuntenbank voor bedrijven onderzoeken, kunnen wel helpen, maar zijn zeker niet zaligmakend.
Het grote pijnpunt - ook al jaren bekend - is dat er veel te weinig handhavers zijn. Zeker op gemeentelijk niveau is dat een probleem. Er zijn ongeveer 50.000 klasse 2-bedrijven. Daartegenover staan slechts 153 VTE aan gemeentelijke toezichthouders. Er zijn bovendien ook nog altijd gemeenten die helemaal geen toezichthouder hebben. En naast een tekort aan mensen, is er ook een schrijnend gebrek aan apparatuur voor monsternames, voor metingen en analyses.
Maar ook de Vlaamse milieu-inspectie werd de afgelopen jaren stelselmatig afgebouwd, omwille van besparingen. De Vlaamse milieu-inspectie moet in principe het ‘hoog toezicht’ uitoefenen over de gemeentelijke handhaving. Als die tekortschiet, kunnen zij tussenkomen. Maar omdat ze zelf al te weinig personeel hebben om toezicht te houden op de klasse 1-bedrijven - denk maar de PFOS-affaire - komt er van dit hoog toezicht op gemeenten bijna niets in huis. Dat komt bovenop de politieke druk die milieuhandhavers ervaren, zoals recent bleek in Pano.
Ook een goed gecoördineerde aanpak staat of valt met voldoende personeel. Extra investeringen in handhaving zijn onvermijdelijk.
Handhaving als sluitstuk van het milieubeleid
In juni werd in het Vlaams parlement een hoorzitting gehouden over de handhaving van het milieubeleid in Vlaanderen. Alle partijen in het halfrond zijn het erover eens dat handhaving het sluitstuk moet zijn van het milieubeleid, anders verliest het beleid elke geloofwaardigheid. Onvergunde bedrijven aanpakken is daarbij voor iedereen een prioriteit. Dit onderzoek werd aangekondigd als het startpunt om het aanslepende probleem eindelijk écht aan te pakken.
Het onderzoek schuift een gezamenlijke aanpak van gemeenten en Gewest naar voor als beste oplossing, met een coördinerende rol voor het Vlaams Gewest. Het Gewest moet daarbij een programma opmaken om per bedrijfssector de relevante wetgeving op te lijsten en checklists voor gemeentelijke handhavers op te stellen. Hiermee kunnen die gemeenten dan aan de slag op hun grondgebied. Een dergelijke, gecoördineerde aanpak kan ook helpen om tot betere afspraken te komen tussen de Vlaamse en gemeentelijke inspectiediensten, de politiediensten en het parket, want ook dat is vandaag een probleem. Maar ook die gecoördineerde aanpak staat of valt met voldoende personeel. Extra investeringen in handhavers van zowel de gemeenten als de Vlaamse overheid zijn dan ook onvermijdelijk.
lees het onderzoeksrapport over onvergunde inrichtingen