Koopkrachtplakkaat

EnergieplakkaatC

173646265 10222054268599783 1356797931624160070 n

Delen van artikels

 

Hoe Vlaanderen de Europese milieuregels voor industrie losjes interpreteert: de Total-case 

  Hoe de Europese verplichting om de 'Beste Beschikbare Technieken' toe te passen, nogal losjes geïnterpreteerd wordt: de Total-case. - © Tom Fisk
 
Recent tekende BBL bezwaar aan tegen de geplande hervergunning van de Total-raffinaderij in de Antwerpse haven. Reden: ze zou een eeuwige aanslag vormen op het klimaat- en stikstofbeleid. Maar hoe kon het zover komen? Zijn er dan geen krachtige Europese instrumenten die de industrie verplichten om gebruik te maken van de Beste Beschikbare Technieken (BBT)? Toch wel. Maar Vlaanderen helpt Total om die regels nogal losjes te interpreteren.
 

The Good: Richtlijn Industriële Emissies 

De Richtlijn Industriële Emissies (RIE) bestaat sinds 2010. Doel van dat stukje Europese wetgeving: de menselijke gezondheid en het milieu beschermen tegen schadelijke verontreiniging veroorzaakt door de industrie. De RIE bepaalt welke activiteiten daaronder vallen, legt minimumvoorschriften op over evaluaties en legt ook de drempels voor uitstoot vast. Ze stelt ook Europese-referentiedocumenten (BREF) op en omschrijft daarin de Beste Beschikbare Technieken (BBT). Deze moeten uiteindelijk worden vertaald naar regelgeving in de lidstaten. Vlaanderen zet deze wetgeving om in de VLAREM III. 

De RIE is een belangrijk stuk Europese wetgeving: het covert maar liefst 50.000 Industriële installaties in de EU. De regionale autoriteiten kunnen alleen vergunningen afleveren als ze overeenkomen met de eisen van deze richtlijn. In Vlaanderen gaat het over 1.891 installaties: 916 industriële en 975 in de veeteelt. Dit worden ook wel de GPBV-installaties genoemd (geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging).

Vier jaar na de publicatie van de conclusies over de ‘Beste Beschikbare Technieken’ (BBT) moeten deze worden toegepast in de vergunningen. Vlaamse exploitanten krijgen nog wel wat tijd: binnen 2 jaar na publicatie worden vergunde installaties geëvalueerd en worden hun vergunningen aangepast.

De Europese richtlijn verwacht ook dat de lidstaten alle relevante milieueffecten van de betrokken installaties controleren. Bij bedrijven moet ook regelmatig getoetst worden of ze de BBT’s wel toepassen. De bedrijven moeten daarnaast rapporteren over hun emissies aan de Vlaamse Overheid en die laatste rapporteert dan aan de EU. Het gaat over emissies, de toepassing van de BBTs en het verlenen van vrijstellingen.

The Bad: Total en de vele afwijkingen op de BREF

Laten we eens zo’n Europees referentiedocument eens van dichterbij bekijken. Voor Total is naast de BREF REF (raffinaderijen) de BREF LVOC (large volume organic chemicals)  van groot belang.

Voor de BREF REF bestaan er gigantisch veel afwijkingen voor Total. Raffinaderijen, nochtans in Europa één van de meest vervuilende installaties, krijgen een speciale behandelingskuur. Vooral het “bubbel-concept” roept vraagtekens op. Het betekent dat je voor NOx en SOx slechts 1 emissienorm hebt voor alle schoorstenen van een site samen, en niet per schoorsteen. Dat maakt dat “meer vervuilende” schoorstenen worden uitgemiddeld. 

Op de site van Total staat er een naftakraker, die gas kraakt tot bouwblokken zoals ethyleen voor de chemie. Die kraker bestaat uit 9 verschillende kraakovens en stoot veel stikstof uit. Deze kraker is onderworpen aan de BREF LVOC. Uit de BBT-conclusies blijkt dat voor NOx-uitstoot een vork van 70 - 200 mg/Nm³ wordt opgelegd voor bestaande kraakovens. Dat werd ook zo doorvertaald naar de VLAREM III. Die normen zijn van toepassing sinds 7 december 2021.

Uit de MER (milieueffectenrapportage) blijkt dat Total daar totaal niet aan voldoet. In 2019 lag de uitstoot van de stikstof van haar kraakovens tussen 157,8 en 275,5 mg/Nm³. Slechts één oven kan voldoen aan de huidige emissiegrenswaarden. Intussen heeft Total haar ovens nog niet onder handen genomen. Ze nam geen milderende of preventieve maatregelen. Met de huidige BBT (2017), waarin (ultra)low Nox-branders of SCR een onderdeel vormen, wordt niet aan de slag gegaan. Nochtans zijn deze broodnodig om NOx-uitstoot van de kraker naar beneden te halen. 

Al bij een evaluatie in 2016 werd berekend dat het bedrijf de emissienormen tussen 75 mg/Nm³ en 100 mg/Nm³ zou kunnen halen als het de Beste Beschikbare Technieken maar zou toepassen. Waarom Total dat nalaat? Wegens financiële redenen. Een besparing op kap van de volksgezondheid, dus.

Voor nieuwe krakers worden intussen nog veel strengere eisen opgelegd: tussen de 60 en de 100 mg NOx/Nm³. Dat Total als één “van de beste ter wereld wordt beschouwd” is dan ook complete nonsens. In Nederland bijvoorbeeld kiest men voor veel strengere normen en lopen ze dus voor op Vlaanderen. Shell in Moerdijk en Chemelot in Geleen kregen bijna 10 jaar geleden al een //www.raadvanstate.nl/@38846/200802429-1/">norm van 125 mg NOx/Nm³ opgelegd.

The Ugly: Vlaanderen en de zesjescultuur

Eigenlijk is het wraakroepend dat Vlaanderen steeds voor de makkelijkste norm van de vork kiest. Als we onze industrie een toekomst willen geven en voorop willen lopen, dan zullen we moeten inzetten op een strenger milieubeleid. Zo creëren we plaats voor nieuwe industriële installaties die toekomstbestendig zijn. 

Maar Vlaanderen hanteert een ‘no gold-plating beleid’ en dat komt ons nu duur te staan: ons stikstofbad zit vol en we missen een industriële beleidsstrategie met een uitgewerkt energieplan. Zo lopen we beloftevolle toekomstgerichte investeringen mis. BBL roept op om te stoppen met onze zesjescultuur en meer te eisen van onze industrie én ons milieubeleid weer naar de top te duwen. Het hele PFOS-dossier illustreert wat er gebeurt als je voor lakse milieuwetgeving kiest. 

De Europese Commissie plant in het voorjaar van 2022 een nieuw voorstel van de RIE-richtlijn. De Europese milieubeweging pleit er alvast voor om CO2 op te nemen, zodat de industriële transitie kan versnellen. Ongetwijfeld zal ook dit implicaties hebben voor de Vlaamse industrie.