Op naar een Europese eiwitstrategie?
Een hogere productie van plantaardige eiwitten in Europa is een van de meest efficiënte manieren om een antwoord te bieden op de klimaat- en milieu-uitdagingen waarvoor we staan. Vanuit die vaststelling pleiten de Franse en Oostenrijkse landbouwministers voor een overkoepelende Europese eiwitstrategie. Zet Vlaanderen, gesterkt door haar eigen eiwitstrategie, die vraag kracht bij?
In hun vraag aan de Europese Commissie winden beide landbouwministers er geen doekjes om: duurzame voedselketens zullen er enkel komen als we de Europese productie van plantaardige eiwitten naar een hoger niveau tillen. Ze onderstrepen in hun betoog expliciet dat eiwitrijke gewassen zoals bonen en erwten stikstof vasthouden, en ze hebben het ook over de kansen die dit biedt voor voedselveiligheid en -soevereiniteit in Europa. Beide landen ontwikkelden zelf al een nationale eiwitstrategie, maar nu is het volgens hen hoog tijd om hier op Europees niveau werk van te maken.
Waar een wil is, is een weg
Het is een idee dat al langer rijpt. Al sinds begin 2018 wordt op Europees niveau gefluisterd over een Europese eiwitstrategie. Daar is alle reden toe: momenteel importeren we massaal plantaardige eiwitten om ons vee te voederen. En ook wij eten wereldwijd jaar na jaar meer plantaardige en minder dierlijke eiwitten. Een voedselpatroon dat de EU trouwens graag wil aanmoedigen - onder andere in de Farm-to-forkstrategie - gelet op de duidelijke klimaat- en milieuvoordelen en de potentiële positieve impact op onze gezondheid. Dé vraag is dus: waarom zouden we die plantaardige eiwitten niet zelf, binnen Europa, produceren? Ook voor de landbouwers en (vee)voedingsproducten zou een verhoogde Europese productie voordelen kunnen bieden, zeker wanneer consumenten de hogere productiestandaarden van de Europese voedingsindustrie erkennen en waarderen.
Waarom het er dan nog niet van gekomen is? Europa formuleerde enkele uitdagingen, die wat ons betreft de boel niet hoeven te blokkeren. Zo werd er verwezen naar het gebrek aan onderzoek, iets dat prima geïntegreerd kan worden in de eiwitstrategie zelf. Een andere uitdaging die Europa identificeerde is de concurrentie voor het gebruik van landbouwgrond. Maar ook dat is geen hindernis. Een meer plantaardig voedselpatroon zal véél minder ruimte in beslag nemen. Wat de economische rentabiliteit betreft, en ons vermogen om te concurreren met plantaardige eiwitten vanuit andere werelddelen: daar bieden onder andere onderzoek, innovatie en opschaling vermoedelijk oplossingsrichtingen. Goed om te onthouden: het Europese wetsontwerp om enkel nog grondstoffen te importeren die niét bijdragen tot ontbossing (buiten Europa), zal de kaarten schudden voor bijvoorbeeld de import van soja. Inderdaad, er zijn uitdagingen om de productie van plantaardige eiwitten in Europa te verhogen, maar gelet op de enorme positieve impact, moeten we die volop aangaan.
Veel kansen, veel potentieel
Een Europese eiwitstrategie zou kunnen bijdragen aan de doelstellingen van onder meer de Farm-to-Forkstrategie, die een duurzaam voedselpatroon centraal stelt, en het Fit for 55-pakket, dat toewerkt naar -55% emissiereductie tegen 2030. Als het slim aangepakt wordt, zou zo’n strategie bovendien ook kunnen leiden tot minder ontbossing en minder biodiversiteitsverlies buiten Europa.
Een overkoepelende strategie op Europees niveau biedt ook voor de Vlaming voordelen. Vlaanderen lanceerde in 2021 haar eigen eiwitstrategie met 6 oplossingsrichtingen: meer duurzame dierlijke productie, meer duurzaam diervoeder, meer nieuwe eiwitten, meer plantaardige eiwitten, duurzame consumptie en meer productdiversiteit. In het bijzonder onderzoek en innovatie op Europees niveau kunnen deze Vlaamse strategie een stevige duw in de rug geven.
Ook op vlak van regelgeving, financiële regulering en sensibilisering zou Europa deuren kunnen openen voor de verdere uitrol van onze eigen strategie, bijvoorbeeld door versoepelingen in het kader van de Novel Food-wetgeving voor nieuwe plantaardige eiwitten of door promotiebudgetten voor landbouwproducten aan lidstaten nog sterker te linken aan de eiwittransitie. Zo kreeg VLAM dit jaar nog 2,4 miljoen euro Europese subsidies voor promotie-acties, waaronder 1,7 miljoen voor de promotie van kalfsvlees. Deze budgetten zouden vanuit Europa slimmer ingezet kunnen worden. Ook in het Europees landbouwbeleid kan de eiwittransitie nog sterker doorvertaald worden.
Kortom, een Europese eiwitstrategie biedt erg veel kansen om het ecologische, sociale en economische potentieel van meer Europese plantaardige eiwitten in onze landbouwsector te verzilveren.
Hopelijk steunen onze landbouwministers Crevits en Clarinval daarom hun collega’s in hun terechte vraag aan de Commissie.