Gemeentebelastingen in de strijd richting duurzame omslag in de industrie
Traditioneel gaat het nieuwe jaar gepaard met veranderingen. Ook zo voor de bedrijven in de Gentse kanaalzone en North Sea Port. Stad Gent lanceerde een nieuw belastingsysteem waardoor bedrijven er niet langer betalen voor het vermogen van hun motoren, maar voor hun effectieve energieverbruik. Hoog tijd dat ook andere steden met veel industrie, zoals Antwerpen, deze hefboom inschakelen om de industrie duurzamer te maken.
De belasting op motoren, ook bekend als de belasting op drijfkracht, bestaat in elke Vlaamse gemeente. Iedere gemeente heeft dan ook haar eigen reglement. Vooral grote installaties (met veel vermogen), zoals industriële bedrijven in de havens, brengen heel wat geld in het laatje van de gemeente (voor Stad Gent bedragen de bedrijfsbelastingen ongeveer 20 miljoen € per jaar). Maar die belasting is een beetje passé: ze maakt geen onderscheid tussen gebruikte of niet-gebruikte motoren en elektrische motoren worden evenveel belast als motoren die op fossiele brandstoffen draaien. Willen we een klimaatomslag maken, dan is een hervorming van deze belastingen aan de orde.
Stimuleren van groene en efficiënte motoren
Een belasting op het effectieve energieverbruik is een goede zaak. Stad Gent maakte er werk van om de duurzaamheidscomponent op te nemen. Door minder energie te gebruiken, kan dit zelfs leiden tot een lagere belasting voor de bedrijven. Bovendien zorgt die belasting er ook voor dat elektriciteit minder belast wordt dan olie, gas en steenkool. Hoe vervuilender, hoe meer een bedrijf wordt belast. Efficiënte en zuinige motoren worden dan weer beloond. Stad Gent zal daarom werken met omzettingsfactoren (aardgas telt voor meer mee dan elektriciteit, zie in onderstaande tabel). Bedrijven die op aardgas draaien, zullen dat voelen in hun portemonnee, bedrijven die omschakelen richting groene energie zullen beloond worden.
Voor kleinere bedrijven wordt er wel nog een overgangsperiode voorzien: pas vanaf 2027 wordt hun energieverbruik ten volle belast, intussen krijgen ze de tijd om hun energieverbruik alvast te minderen.
Stora Enso, een grootschalig papier-en pulpverwerkingsfabriek (onder andere recyclage van papierafval) in de Gentse haven, heeft stookinstallaties met een vermogen van 278.09 MW. Ze laat die zowel draaien op aardgas, restwarmte als biomassa vanuit hun eigen centrales. Toch blijft er potentieel om het aardgas terug te schroeven en elektrische boilers te installeren, of nog meer in te zetten op groene warmte. Op termijn vaart het bedrijf daar wel bij.
Het bredere plaatje: overal in Vlaanderen toepassen
Stad Gent, met heel wat grote bedrijven op haar grondgebied, zet zo stappen in de richting van de industriële transitie. Door onderscheid te maken tussen fossiel aangedreven en elektrische motoren, worden bedrijven getriggerd een omschakeling te maken in de manier waarop zij hun installaties voeden.
Anno 2022 is het logisch dat je het gebruik van fossiele brandstoffen afraadt. Maar niet alleen Gent heeft veel industrie, ook Antwerpen (die het nog tot 2025 met een gedateerd systeem doen) kan met Port of Antwerp een serieuze omslag maken. Daarnaast zijn er heel wat industrieterreinen in ons Vlaamse landschap: denk maar aan Laakdal en Geel, maar ook aan Beringen en Tessenderlo, langs het Albertkanaal. Willen we ook deze bedrijven transformeren, dan moet Vlaanderen samenwerken met de gemeenten en moet het een kader voorzien met uniforme belastingen voor elke gemeente en voor energieverbruik.