Een gezond leefmilieu garanderen gebeurt niet in achterkamertjes
De vele keuzes die moeten leiden tot de industrie van de toekomst, vergen een intensief debat tussen industrie, politiek én burgers. Dat vereist eerlijke informatie en transparantie, zowel van de overheid als van de industrie. Alleen neemt de Vlaamse overheid het niet zo nauw met het informeren van haar burgers. Eind januari dagvaardde de milieubeweging daarom de Vlaamse Overheid, OVAM en Lantis.
Gaan we de te nemen beslissingen in achterkamertjes bekonkelen? Of kiezen we voor een maatschappelijk debat?
Informatieplicht en zorgplicht voorop
De overheid heeft een actieve informatie- en onderzoeksverplichting tegenover haar burgers over mogelijke gezondheidseffecten, bijvoorbeeld door persistente chemische stoffen zoals PFAS/PFOS. Met de dag wordt duidelijker dat ze aan die verplichting verzaakt heeft.
De onderzoekscommissie, maar ook vooral wakkere burgers, hebben bovengespit dat er bijzonder veel informatie over PFOS, de omvang van de lokale PFOS-vervuiling, de gezondheidseffecten en de impact op het leefmilieu was bij alle partijen: OVAM, Lantis en de Vlaamse overheid.
Pijnlijk duidelijk is dat ze hebben nagelaten de bevolking tijdig te informeren over de mogelijke negatieve gezondheidsgevolgen in de omgeving rond de 3M-fabriek. Een manifeste schending voor van de zorgvuldigheidsnorm, die uitvoerig beschreven staat in het door België ondertekende Verdrag van Aarhus (1998).
Weg met de achterkamerpolitiek
Dat je de Vlaamse Overheid voor de rechter moet dagen om hen erop te wijzen dat ze hun burgers correct informeren, is ronduit verbijsterend. Het PFOS-dossier is daarin helaas geen toevalstreffer. Het gebrek aan transparantie en informatie zit nog dieper in het politieke bestel: zo veegt de Vlaamse Overheid ook haar voeten aan de Wet van Openbaarheid van Bestuur (WOB).
Volgens de Vlaamse Vereniging van Journalisten staat België op een 119de plaats in de lijst van 134 landen met openbaarheidsregelingen. Een plek tussen Saoedi-Arabië en de Dominicaanse Republiek.
Voor journalisten, maar ook voor milieuverenigingen, middenveldorganisaties en wakkere burgers is die wet nochtans vaak de enige manier om aan cruciale informatie te geraken over dossiers met een grote maatschappelijke impact. Een databank met beslissingen van onze overheden, en informatie over hoe die beslissingen tot stand komen (rapporten, verslagen,) bestaat helaas niet.
En we zijn nog niet aan de nieuwe patatjes. De komende jaren zullen heel wat beslissingen genomen worden: denk maar aan de energietransitie, de infrastructuur die we nog moeten bouwen of de totale omslag van onze industrie richting klimaatneutraliteit. Gaan we dat in achterkamertjes bekonkelen? Of kiezen we voor een maatschappelijk debat?
Laten we wel wezen: vandaag is dat laatste nog een verre droom. Een voorbeeld: Vlaanderen heeft een Vlaamse Industrieforum (VIF). Wie is present? De grote industriefederaties, die samen met de Minister-President, en onder andere de . ministers van Economie, Onderwijs en Milieu. Bestaan er officiële verslagen die we kunnen inkijken? Nee.
En herinnert u nog de “lening” van 350 miljoen van de Vlaamse Overheid via Finocas aan ArcelorMittal? Die kwam zogezegd uit de lucht vallen. In werkelijkheid was ze het resultaat van maanden gelobby en onderhandel tussen Arcelor en verschillende kabinetten. Niet bepaald transparant. Om toch een beetje tegemoet te komen aan de roep om transparantie, nodigde de Commissie Economie in het Vlaams Parlement Finocas uit. Hoopgevend. Tot bleek dat de hoorzitting achter gesloten deuren werd georganiseerd. Een officieel verslag werd niet opgemaakt. Onuitgegeven in de Vlaamse politiek.
Om de transitie naar een nieuwe, klimaatneutrale industrie te doen slagen, moeten we af van die defensieve muur, waarmee de kritische blik van middenveld en maatschappij geweerd wordt.
De uitdagingen zijn uitdagingen die je alleen gezamenlijk het hoofd kan bieden, met de hele verscheidenheid van het middenveld (vakbonden, milieubeweging, gezondheidsorganisaties, noem maar op) rond de tafel. Zal dat altijd even gemakkelijk gaan? Allicht niet, maar het zal resulteren in sterkere en beter gedragen besluitvorming.
Alleen als de politiek het debat over de toekomst van de industrie uit de achterkamers haalt, zal ze iets geleerd hebben uit het PFOS-schandaal.
Europa wijst de weg naar industrie van de toekomst
Wanneer het gaat over informeren naar de burgers, moet ook de industrie haar verantwoordelijkheid opnemen. De industrie van de toekomst zal niet alleen klimaatneutraal zijn, ze zal ook eerlijk en open informeren over de chemische producten die ze op de markt brengt.
Sinds kort is namelijk de planetaire grens van “nieuwe entiteiten” (zoals chemicalIën en zorgwekkende stoffen) overschreden, zo stellen wetenschappers. Het rapport van het Stockholm Resilience Centre ziet de toekomst somber: er zijn meer dan 350.000 synthetische chemicaliën, waaronder pesticiden, industriële verbindingen en antibiotica. Ook plastics worden genoemd. Van veel producten kennen we de effecten nog niet. En tegelijk hield de industrie lang vol dat ze veilig waren. Gelukkig bestaat er REACH: de Europese wetgeving (Registration, Evaluation and Authorization and Restriction of Chemicals) bestaat sinds 2007 en moet zorgen voor betere controle van geproduceerde chemicaliën. Maar de paradox is dat nieuwe chemicalIën sneller op de markt komen dan dat dit beleidsinstrument ze kan beoordelen. De opvolger van de huidige REACH-verordening wordt eind dit jaar verwacht. Het zou een hefboom kunnen worden naar een gifvrije leefomgeving en tegelijk de transitie richting veilige en duurzame chemicaliën en producten kunnen versnellen.
Balans tussen industrie en leefomgeving is voer voor debat
De tijd dringt voor een breder maatschappelijk debat over welke schadelijke productieprocessen en industrie we nog willen in een regio waar volksgezondheid en leefmilieu al stevig onder druk staan. De Porter-hypothese, geformuleerd door Amerikaans econoom Michael Porter, levert alvast een interessant inzicht: strengere milieuregelgeving werkt efficiëntie in de hand én stimuleert innovaties (bijvoorbeeld in de zoektocht naar alternatieve chemische stoffen of schonere technologieën). Tegelijk vergroot zo het commercieel concurrentievermogen. Strenge milieuwetgeving kan bijvoorbeeld ook betekenen dat een bepaald product verboden wordt, waardoor producenten gedwongen worden om op zoek te gaan naar alternatieven.
Een mooi voorbeeld is Denemarken, het land bande in 2019 PFAS in verpakkingen, na ontegensprekelijke studies over de effecten van PFAS op de gezondheid. Die beslissing werd door de industrie fel aangevochten met het argument dat er geen alternatieven zouden zijn. Wat bleek? Amper 3 maanden na de ban doken de PFAS-vrije popcornzakjes op en ontstonden er nieuwe economische kansen.
De vele keuzes die moeten leiden tot de industrie van de toekomst, vergen een intensief debat tussen industrie, politiek én burgers. Maar om die burgers goed te kunnen betrekken, is eerlijke informatie en transparantie nodig, zowel van de overheid als van de industrie.En die informatie moet ook op maat: burgers zijn nu eenmaal geen chemische experten. Nog te vaak worden we als burgers bedrogen door eufemistische reclame als “het is recycleerbaar” of “bevat geen CFK’s” (wat nu al verboden is). De industrie heeft een duidelijke verantwoordelijkheid: als ze moedwillig informatie over de veiligheid van haar stoffen achterhoudt, dan moet de overheid hard optreden.
Alleen als de politiek het debat over de toekomst van de industrie uit de achterkamers haalt, en de burger en z’n gezondheid ernstig betrekt in de keuzes die de komende jaren gemaakt worden, zal ze iets geleerd hebben uit het PFOS-schandaal.