Waterkwaliteit moet landbouwbeleid sturen, niet omgekeerd
Heleen De Smet
Begin 2021 hekelde de Watercoalitie het gebrek aan ambitie in het Vlaams waterbeleid. Nog geen 10% van onze 195 waterlopen zou in goede kwaliteit gebracht worden tegen 2027. Recent raakte bekend dat Vlaanderen de lat voor nóg eens 10 extra waterlopen lager wil leggen. De druk van landbouwbelangen is hierbij bijzonder groot. De komende maand moet Vlaanderen haar waterbeleid gaan voorstellen aan Europa. Het kalf is nog niet verdronken, maar de tijd dringt om bij te sturen.
Elke waterloop een eigen ambitieniveau
In ons waterbeleid wordt aan elk van onze 195 waterlopen (rivieren, beken, kanalen) een ambitieniveau gekoppeld. Voor bijna een kwart van onze waterlopen, waaronder de Brugse reien en het Zwin, legt het beleid zich neer bij de “ambitie” van een slechte toestand op lange termijn, na 2033. De lat ligt niet laag, ze ligt gewoon onder de grond. Voor geen enkele West-Vlaamse waterloop staat een goede kwaliteit in 2027 nog in het vizier. Zowel op vlak van nitraat als fosfaat kleurt de hele provincie rood. Deze week raakte, naar aanleiding van een vraag in het Vlaams parlement, bekend dat nog eens 10 waterlopen een ambitieverlaging zouden krijgen. Frappant detail: maar liefst 8 van deze waterlopen zouden na 2027 enkel nog natuurlijk herstel nodig hebben, op voorwaarde dat ze nu een extra duw in de rug krijgen. Nu worden ze bij voorbaat opgegeven. Dat druist regelrecht in tegen de eis van Europa en tegen de eigen engagementen in het regeerakkoord. Vlaanderen speelt trouwens al verlengingen: oorspronkelijk moest onze waterkwaliteit tegen 2015 in orde zijn (en niet tegen 2027). Als één van de slechtste leerlingen uit de Europese klas, en met een bijna jaarlijks terugkerende structurele droogte, kunnen we ons niet permitteren om verder aan te modderen.
De sleutel ligt in het landbouwbeleid
Eén van de meest hardnekkige obstakels om waterverontreiniging in Vlaanderen terug te dringen, is de overbemesting. Na 20 jaar en 5 actieplannen (MAPs) blijft het probleem groot: in 2020 overschreed 33% van de meetpunten de nitraatdoelstellingen. Meer nog: wanneer we kijken naar het ijzerbekken zien we geen enkel verschil t.o.v. 2002. Ondanks de investeringen valt geen enkele verbetering op te tekenen. Het areaal intensieve, nitraatgevoelige teelten zoals aardappelen, groenten en maïs blijft stijgen. Het mag duidelijk zijn: de huidige maatregelen werken niet voldoende om de druk weg te nemen. Vorig jaar werd de Vlaamse overheid hiervoor al terecht in gebreke gesteld door milieuorganisatie Dryade.
In 2021 werd volop geschreven aan een vernieuwd en verstrengd mestactieplan (MAP6+) dat de problematiek kordater en meer brongericht zou aanpakken. Tegelijk werd ook het nationaal actieplan rond de reductie van pesticiden opgemaakt. En dan was er nog de stikstofcrisis. Stuk voor stuk handvaten voor de Vlaamse regering om een radicale ommezwaai te maken richting goede waterkwaliteit. Nog geen enkel van deze dossiers is finaal afgeklopt en de doelstellingen kunnen nog stevig bijgeschaafd worden. Het kalf is nog niet verdronken, maar de tijd dringt.
Als één van de slechtste leerlingen uit de Europese klas, en met een bijna jaarlijks terugkerende structurele droogte, kunnen we ons in Vlaanderen niet permitteren om verder aan te modderen met het waterbeleid.
De omgekeerde wereld
Wat Vlaanderen alvast niét mag doen is de povere ambitie nog verder verlagen. Dat gaat trouwens recht in tegen het regeerakkoord dat stelt dat “het mestbeleid, het erosiebeleid en het nieuwe landbouwbeleid maximaal afgestemd worden op het waterbeleid”. In de praktijk blijkt exact het omgekeerde te gebeuren.
Het waterbeleid wordt afgezwakt onder druk van landbouwbelangen. En bij dit alles mag er blijkbaar niet geraakt worden aan het landbouwsysteem waar kleine marges voor de landbouwer (en hoge winsten voor de agro-industrie) al jaren het argument zijn om ter plaatse te blijven trappelen. De prangende Europese waterdoelen blijken geen impact te hebben op hoe we onze mestproblematiek aanpakken en op welke manier we erosiegevoelige gebieden beheren. Men stelt zelfs de vraag niet of ons intensief landbouwsysteem wel aangepast is aan de kwetsbare omgeving. Nochtans is voldoende en proper water ook voor de landbouwsector van cruciaal belang en liggen de oplossingen binnen handbereik: betere naleving van de wetgeving, teeltkeuze op basis van de omgeving en een kleinere veestapel zouden ons al fors vooruit brengen.
Ironisch genoeg is voldoende en proper water ook voor de toekomst van de landbouwsector van cruciaal belang.
2022 zal het jaar van de waarheid zijn voor ons water- én landbouwbeleid. De tijd van compromissen en voortborduren op zwakke recepten, is voorbij. Tijd om werk te maken van een beleid met een integrale aanpak, gekenmerkt door gedurfde keuzes. Indien het gekozen beleid alweer onvoldoende blijkt, rest enkel nog de juridische weg om het recht op proper water af te dwingen.