Hoe geloofwaardig zijn klimaatplannen van grote bedrijven echt?
Yelter Bollen
Een rapportvan Carbon Market Watch en het New Climate Institute evalueert de klimaatplannen van 25 megabedrijven uit verschillende sectoren, waaronder IKEA, Carrefour, Apple en Maersk. De belangrijkste conclusie: door greenwashing, vage beloftes op lange termijn en selectieve rapportage over indirecte emissies leiden de plannen slechts tot 40% uitstootreductie, in plaats van de koolstofneutraliteit waar ze mee uitpakken. Tijd voor een sterker regelgevend kader.
Geloofwaardige klimaatplannen op bedrijfsniveau worden steeds belangrijker. Met name grote bedrijven zijn niet alleen zelf een belangrijke bron van vervuiling, ze hebben via hun rol in (mondiale) waardeketens ook een enorme invloed op de rest van de markt. De druk om deze impact in kaart te brengen en aan te pakken groeit dan ook.
Consumenten en investeerders willen weten of bedrijven bijdragen aan de strijd tegen klimaatverandering, en of ze geen geld stoppen in greenwashing of ‘stranded assets’. Maar ook activisten zetten al jaren de druk op de ketel, sinds kort ook via de rechtbank – met de Nederlandse uitspraak tegen Shell als voorlopig hoogtepunt. Steeds meer bedrijven beseffen om ecologische, commerciële of financiële redenen dat een koerswijziging zich opdringt.
Bedrijfsspecifieke (en sectorale) engagementen winnen ook aan belang voor beleidsmakers. Politici moeten namelijk op zoek naar een manier om doelstellingen en investeringen op lange termijn te verzoenen met vergunningen, subsidies en andere ‘individuele’ beslissingen op korte termijn. De roep om klimaatconditionaliteit klinkt daarbij steeds sterker. Aan het begin van de coronacrisis eisten zowel de milieubeweging als vakbonden bijvoorbeeld dat staatssteun voor de luchtvaartindustrie gepaard moest gaan met duidelijke en afdwingbare klimaatengagementen. BBL vraagt eveneens klimaatvoorwaarden als deel van het industrieel beleid. De Vlaamse regering kwam daar recent deels aan tegemoet, door voortaan een ‘klimaatroadmap’ te eisen in ruil voor bepaalde subsidies.
Cruciale vraag daarbij: hoe moeten deze klimaatplannen eruitzien, en hoe geloofwaardig en transparant zijn de claims die bedrijven zelf maken? De voorbije jaren regende het namelijk goede voornemens in de vorm van ‘net zero’ plannen. Recent liet zelfs Exxon weten dat het tegen 2050 koolstofneutraal wil zijn. Wat zijn zulke aankondigingen waard, en op basis van welke criteria kunnen we ze toetsen?
Veel bedrijven leunen sterk op ‘offsets’: koolstofkredieten die ze elders in de wereld aankopen, en die ze vervolgens aftrekken van de eigen uitstoot. Het plaatje klopt dan, boekhoudkundig. De realiteit is vaak anders.
Rapport: plannen volstaan niet
Het rapport van Carbon Market Watch en het New Climate Institute toonde aan dat veel van deze claims rusten op drijfzand. De ‘Corporate Climate Responsibility Monitor’ evalueert de klimaatplannen van 25 megabedrijven uit verschillende sectoren, waaronder IKEA, Vodafone, BMW, Google, Unilever, Hitachi, Sony, Maersk, Carrefour en andere. Deze bedrijven vertegenwoordigen ongeveer 5% van de mondiale emissies. Het rapport kijkt hoe zij hun uitstoot in kaart brengen, welke doelstellingen ze nastreven, of daar ook actie tegenover staat, en hoe ze omgaan met de CO2 die vervolgens nog rest. Het stelde daarvoor een uitgebreide methodologie op.
De belangrijkste conclusie is dat de doelstellingen van deze 25 een flinke dosis greenwashing bevatten. Gemiddeld leiden de plannen slechts tot 40% uitstootreducties (doorgaans tegen 2040), in plaats van de koolstofneutraliteit waar veel van hen mee uitpakken. Onduidelijkheden en een gebrek aan rapportage maken het bovendien moeilijk om deze plannen correct te interpreteren en controleren.
Vaak gaan de plannen slechts over een deel van de activiteiten of waardeketen. Carrefour houdt bijvoorbeeld geen rekening met de emissies uit haar warenhuizen, kijkt slechts naar een vijfde van haar filialen, en telt voor haar belangrijkste doelstelling (‘koolstofneutraliteit in 2040’) slechts 2% van de emissies die aan de onderneming kunnen worden toegeschreven.
Bedrijven houden vooral te weinig rekening met hun zogenaamde ‘scope 3’-emissies. Dit is de uitstoot die bijvoorbeeld veroorzaakt wordt door de productie van materialen die ze gebruiken of verkopen, het transport van hun toeleveranciers, het gebruik van hun goederen door consumenten, of de uitstoot die gepaard gaat met afvalverwerking aan het ‘levenseinde’ van producten. Zeker voor de enorme bedrijven waar hier sprake van is, geeft dat een vertekend beeld. Het eenvoudigste voorbeeld is dat van autoproducenten, die zelf directe controle hebben over de uitstoot in de ‘gebruiksfase’ door geen wagens met verbrandingsmotoren meer te produceren. Maar ook wanneer de controle minder direct is, hebben grote ondernemingen vaak veel invloed: via het design van producten, afspraken met toeleveranciers of de keuze voor bepaalde materialen.
Klimaatleiderschap claimen zonder scope 3 in rekening te brengen is daarom misleidend. Veel van de onderzochte bedrijven hebben deze overigens wel in kaart gebracht – maar ze tellen de cijfers niet of slechts ten dele mee voor hun doelstellingen. Ook de klimaatgeste van Exxon werd om deze reden neergesabeld, ze hield namelijk geen rekening met de uitstoot van de door haar geproduceerde brandstoffen.
Een ander probleem is dat de plannen soms vaag zijn, en bijvoorbeeld ‘koolstofneutraliteit’ vermelden zonder specifieke emissiedoelstellingen formuleren. Ze mikken bovendien overwegend op de lange termijn (>20 jaar), terwijl er weinig concrete doelstellingen zijn voor de komende jaren. Dat maakt het veel te makkelijk om de verantwoordelijkheid door te schuiven naar later. Er waren ook te weinig bedrijven die met een lijst geplande maatregelen kunnen aantonen hoe zij hun klimaatambities in de praktijk willen verwezenlijken.
Tot slot zetten veel bedrijven in op ‘offsets’: ze kopen koolstofkredieten van elders in de wereld, en trekken deze vervolgens af van de eigen uitstoot. Apple claimt bijvoorbeeld koolstofneutraliteit dankzij de financiering van projecten rond het herstel van bossen, mangroves en savannes in onder meer Kenia en Colombia. Maar zulke ‘nature based carbon removals’ zijn niet zomaar equivalent aan gereduceerde emissies (wat als het bos later toch gekapt wordt, of wat als het afbrandt?), ze zijn onderhevig aan dubbeltellingen en povere verificatie, en ze dienen hoogstens als laatste redmiddel voor CO2 die echt op geen enkele andere manier vermeden kan worden. Daar zijn we nog lang niet: ook de claim van Apple dekt in de praktijk slechts 1,5% van haar uitstoot.
Het is niet allemaal kommer en kwel: het rapport bevat ook veel goede voorbeelden, met inspiratie voor bedrijven (of beleidsmakers) die een meer sluitende klimaataanpak nastreven.
Goede voorbeelden
Toch bevat het rapport ook veel goede voorbeelden, met inspiratie voor bedrijven (of beleidsmakers) die een meer sluitende aanpak nastreven. Maersk, Vodafone en Deutsche Telekom hebben doelstellingen voor ‘diepe decarbonisatie’ (>90%) die hun hele waardeketen omvatten. Ook Unilever en Ikea willen hun ‘scope 3’-emissies aanpakken door afspraken aan te gaan met hun toeleveranciers, te werken aan productdesign, en andere maatregelen.
Op vlak van rapportage geeft Sony het goede voorbeeld, door gedetailleerde informatie vrij te geven over al haar emissies (scope 1,2,3), onderverdeeld in 15 verschillende categorieën en met schattingen voor nieuwe investeringen. Google heeft dan weer duidelijke en verifieerbare doelstellingen inzake de aankoop van hernieuwbare energie, en DHL lanceerde een eigen certificaat om groener transport te stimuleren bij haar onderaannemers.
Maersk, de grootste speler in maritiem transport, kreeg als enige bedrijf het etiket ‘redelijke integriteit’, de op een na hoogste categorie. Het bedrijf wil tegen 2040 90-95% van haar mondiale emissies reduceren, met inbegrip van scope 3. Dat is een ambitieuze doelstelling, gezien de nodige technologie (met name op vlak van brandstoffen) nog niet beschikbaar is. Maersk investeert bovendien ook zelf in alternatieve brandstoffen en nieuwe soorten schepen, en heeft een beleid dat de meer dubieuze soorten ‘offsets’ uitsluit. Toch geeft het rapport aan dat er nog ruimte voor verbetering is. Zo is het niet duidelijk of Maersk ook zal controleren of haar synthetische brandstoffen geproduceerd worden met hernieuwbare energie.
Regulering, handhaving en targets
Het rapport sluit af met een aantal beleidsaanbevelingen: een sterker regelgevend kader moet het risico op greenwashing indammen.
Dat komt de voorlopers ten goede, gezien deze op de korte termijn benadeeld worden door concurrenten die met de voeten slepen, maar ook consumenten of financierders die zelf niet over de middelen beschikken om allerhande ‘groene’ claims te verifiëren. Maar zo’n regelgevend kader is ook in het voordeel van ondernemingen die vandaag nog niet stilstaan bij de klimaatimpact van wat ze verwerken, vervoeren, produceren en verkopen. Ook hun overlevingskansen, zeker op middellange termijn, staan op het spel.
Onze overheden kunnen hiermee aan de slag. Ze moeten economische, regelgevende en andere instrumenten koppelen aan bedrijfsspecifieke klimaatplannen. Een mooie kans ligt nu trouwens op de plank van de Vlaamse regering: maakt ze werk van een toekomstgerichte hervorming van de energiebeleidsovereenkomsten (EBO’s) voor de zware industrie?