Koopkrachtplakkaat

EnergieplakkaatC

173646265 10222054268599783 1356797931624160070 n

Delen van artikels

 

Waarom een index van centen in plaats van percenten geen goed idee is

Een hervorming van de index, waarbij iedereen hetzelfde bedrag krijgt als ‘indexering’, is géén goed idee. We leggen uit waarom.

De vraag rijst wel eens “of een index in centen niet rechtvaardiger is dan een index in percenten.” Dit zou betekenen dat elke werknemer of uitkeringsgerechtigde – ongeacht zijn inkomen – geen indexering van bijvoorbeeld 2% ziet, maar van een vast bedrag.

Waarom is dit een slecht idee?

1. De index is neutraal

De automatische indexering van lonen en uitkeringen is niet rechtvaardig of onrechtvaardig, maar neutraal. Het is een bescheiden bescherming tegen koopkrachtverlies in tijden van oplopende prijzen. Het is een buffer tegen armoede. Zonder automatische indexering zouden er vandaag in ons land aanzienlijk meer mensen in armoede verkeren.

De index is slechts een gedeeltelijke dekking tegen de toenemende levensduurte. Bepaalde producten, zoals alcohol, tabak en transportbrandstof, worden bijvoorbeeld niet mee in rekening genomen bij de berekening van het indexcijfer.

In de index zit een vertragingsmechanisme ingebouwd. Afhankelijk van sector tot sector varieert het moment van indexering. In sommige sectoren zien werknemers hun loon slechts één keer per jaar geïndexeerd. Als de inflatie zwaar oploopt van pakweg februari tot en met augustus, en je moet nog tot januari van het volgende jaar wachten op een loonindexering, dan ben je die koopkracht in de voorgaande maanden definitief kwijt.

2. De index is geen herverdelingsmechanisme

Het is niet de bedoeling om via de automatische loonindexering te komen tot minder maatschappelijke ongelijkheid. De index is niet het juiste instrument voor herverdeling. Daarvoor dient de fiscaliteit. Betere manieren om de ongelijkheid te verkleinen is de heffing van een vermogensbelasting, een belasting op inkomsten uit aandelen, enzovoort.

Vandaag zien we dat vooral grote verdieners – die vaak huur- of andere kapitaalopbrengsten hebben – de belastingdans ontspringen. Wanneer iedereen zijn eerlijk steentje bijdraagt, neemt de ongelijkheid in onze samenleving af.

Een hervorming van de index zou op lange termijn de ongelijkheid enkel doen toenemen. Grote verdieners staan immers sterker om los van de index te onderhandelen over allerlei vormen van (netto) loonsverhoging: bedrijfswagen, bonussen, aandelenopties, enzovoort. Kleinere verdieners staan op dat vlak veel minder sterk.

3. Koopkrachtverlies is voor niemand goed

Wanneer lonen en uitkeringen met een vast bedrag geïndexeerd worden, gaan mensen vanaf een bepaald inkomensniveau er systematisch op achteruit. Stel dat het forfaitair bedrag wordt vastgelegd op 2% van een gemiddeld Belgisch loon, dan betekent dat afgerond €75 indexering voor iedereen.

Voorbeeld:

  • Werknemer 1: van €2.750 naar €2.825 bruto/maand = +2,72%
  • Werknemer 2: van €3.748 naar €3.823 bruto/maand = +2%
  • Werknemer 3: van €4.533 naar €4.608 bruto/maand = +1,65%

In dit voorbeeld zou dus enkel de eerste werknemer – bij een inflatie van laat ons zeggen 2% – er lichtjes op vooruitgaan. De koopkracht van werknemer 2 blijft min of meer stabiel. Werknemer 3, met het gemiddelde Brusselse brutoloon, ziet zijn koopkracht verslechteren. Hij of zij wordt bij elke indexering een stukje armer.

De vakbonden pleiten voor een grondige opwaardering van de lagere lonen om te komen tot een opwaartse harmonisering. Dit staat los van de index.

4. Waar leg je de grens?

Het bovenstaande voorbeeld maakt duidelijk dat het niet vanzelfsprekend is een cijfer te bepalen. Opdat het hervormde systeem interessant zou zijn voor werkgevers, moet het bedrag laag genoeg zijn. Anders zouden die werkgevers moord en brand schreeuwen over een zogenaamde “aanval op de concurrentiekracht van ondernemingen.”

Een laag bedrag betekent echter dat een heel pak mensen zijn koopkracht niet meer beschermd ziet en bij elke prijsstijging in de toekomst armer wordt.

5. De overheid verliest inkomsten

De automatische indexering van lonen en uitkeringen geldt vandaag als een percentage van de bruto bedragen. En gelukkig maar. De indexering van een hoog loon brengt voor de overheid in verhouding meer inkomsten op.

Een hervormde index van centen in plaats van percenten zou de brutolonen drukken en dus ook de inkomsten voor de overheid en voor de sociale zekerheid stelselmatig doen afkalven. Deze inkomsten zullen elders gecompenseerd moeten worden. Hierdoor bestaat het risico dat de overheid andere belastingen verhoogt, zoals bijvoorbeeld de btw, die verhoudingsgewijs zwaarder weegt voor de lage inkomens.

Sociale rechten van werknemers zijn ook verbonden aan het brutoloon. Wanneer het brutoloon niet stijgt met de levensduurte, dan zullen ook de ziekte-uitkering en de pensioenen lager uitvallen. Dat is sociale achteruitgang.

6. De index is universeel

Het mooie aan het systeem van automatische indexering van lonen en uitkeringen is net de universaliteit. Wanneer een systeem voor iedereen geldt – jong en oud, rijk en arm, werkend en niet-werkend – dan bestaat er een groot draagvlak voor. Het is altijd riskant wanneer bepaalde politieke partijen willen gaan prutsen aan de index en er allerlei voorwaarden aan koppelen. Voor je het weet, smelt het maatschappelijk draagvlak ervoor weg, en zien sluwe politici hun kans schoon om het hele systeem op de schop te doen.

Bron: https://denieuwewerker.be/waarom-een-index-van-centen-in-plaats-van-percenten-geen-goed-idee-is/