Maken gezinnen zich klaar voor een economische winter?
De exploderende energieprijzen dreigen het gezinsbudget onder druk te zetten: elke euro die een gezin méér moet uitgeven aan elektriciteit en gas, kan dat huishouden niet meer besteden aan andere goederen en diensten. Voor zover de gestegen energiekosten niet op de een of andere manier gecompenseerd worden, is het automatische gevolg dat de algemene vraag (excl. energie) zal dalen. En gezinnen die de hand op de knip (moeten) houden, zijn slecht nieuws voor de economie in z’n geheel.
De consumptieve bestedingen van de huishoudens zijn verantwoordelijk voor ruwweg de helft van het bbp (met de consumptieve bestedingen van de overheid verantwoordelijk voor nog een kwart, en bruto investeringen in vast kapitaal van de overheid, huishoudens en -voornamelijk- ondernemingen voor het overige kwart). Valt de vraag van huishoudens naar goederen en diensten stil, dan zien bedrijven hun inkomsten danig teruglopen, en dreigt een vicieuze cirkel.
Om te weten of die dreiging vandaag al bewaarheid wordt, kijken we naar de evolutie van de consumptieve bestedingen van huishoudens in België: hoeveel besteden huishoudens aan goederen en diensten binnen een bepaalde periode? Cijfers hiervan zijn beschikbaar vanaf 1995 tot en met het tweede kwartaal van 2022.
De sterk stijgende energieprijzen, en het doorsijpelen van die prijsstijgingen in de prijs van andere producten, en dan vooral voeding, hebben voor een zelden geziene inflatieschok gezorgd. Willen we een correct beeld krijgen van de evolutie van de consumptieve bestedingen van huishoudens, dan moeten we dus ook het effect van die prijsstijgingen uitzuiveren: we moeten kijken naar (de evolutie van) het ‘volume’ van consumptieve bestedingen.
Gezuiverd voor het effect van het sterk stijgende prijspeil, zien we dat de consumptieve bestedingen van de huishoudens zich hebben hersteld tot het niveau pre-corona: alle huishoudens samen besteden vandaag ongeveer evenveel aan goederen en diensten als dat we deden vóór de corona-crisis toesloeg. We hebben echter (nog) niet opnieuw aangeknoopt met de tendens van structurele groei die onderbroken werd door corona.
Binnen de consumptieve bestedingen van huishoudens kunnen we bovendien nog een onderscheid maken tussen de aankoop van zgn. ‘duurzame goederen’, en de consumptie van niet-duurzame goederen en diensten. Tot die laatste grote groep behoren, naast alle aangekochte diensten (gaande van bezoeken aan de kapper en het café tot de kosten van een internet-abonnement), alle goederen die onmiddellijk of maar één keer verbruikt worden, zoals voedsel en drank, maar ook gas en elektriciteit. Duurzame goederen kunnen daarentegen (in principe) meermaals en gedurende langere tijd gebruikt worden, zoals kleding en schoeisel, elektronica, meubels, of huishoudapparatuur.
Terwijl de overige consumptieve bestedingen terug aanknopen met het niveau pre-corona, zien we dat de bestedingen van huishoudens aan duurzame goederen, die veel sterker correleren met de conjunctuur(-verwachtingen), in de eerste twee kwartalen van 2022 zeer sterk teruglopen. Als we het tweede kwartaal van 2020 even buiten beschouwing laten, een kwartaal dat immers bijna volledig in het teken stond van de lockdown, hebben huishoudens in België nooit minder uitgegeven aan duurzame goederen sinds 2015, toen Europa nog worstelde met de repercussies van de schuldencrisis.
Het lijkt er dus sterk op dat de gezinnen nu al aan het besparen zijn op hun discretionaire uitgaven, om zich in te dekken voor de economische winter die ze verwachten.