ACLVB stelt vast: Belgische lonen zijn wél competitief
De vakbond ACLVB leest in het jaarverslag van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven een heel andere visie op de loonkloof. Die is in tegenstelling tot wat werkgeversorganisaties beweren voordelig van België. Het verslag geeft meerdere argumenten. De ACLVB strijdt dan ook verder voor wijziging van de 0,4 procent loonnormwet.
De Algemene Centrale der Liberale Vakbonden (ACLVB) las het technisch jaarverslag van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven (CRB). De CRB is een overlegorgaan van de overheid dat werd opgericht in 1948. Deze Raad verzamelt de standpunten van de representatieve organisaties van werkgevers en werknemers en geeft daarover advies aan het parlement, de regering en de samenleving.
Om de twee jaar onderhandelen werkgevers en werknemers over een Interprofessioneel Akkoord (IPA) dat een algemene maximale loonnorm vaststelt voor alle sectoren voor de komende twee jaar.
Op 10 februari publiceerde de CRB zijn verslag over de maximaal beschikbare loonmarge voor de komende jaren op basis van de cijfers van de Nationale Bank van december 2021. Dit zijn enkele van de vaststellingen die de ACLVB er in leest.
Voor de periode 2020-2022 was de loonkloof tussen België en het buitenland -2,6 procent, met andere woorden in het voordeel van het eigen land. Als men bovendien rekening zou houden met alle loonsubsidies en lastenverlagingen die de bedrijven ontvangen van de belastingbetaler bedroeg de loonkloof eind 2020 zelfs -3,8 procent.
Betoging voor pensioenrechten 15 mei 2018. Foto: aclvb.be
Het klopt dat prijzen en lonen voor het ogenblik fel stijgen in België, maar dat doen ze ook in het buitenland. Eind 2022 zal het verschil tussen België en het buitenland beperkt blijven tot 1,2 procent. De eigenlijke loonkloof sinds 1996 wordt eind 2022 -2,6 procent, nog steeds in het voordeel van België.
Indien men dit cijfer zou toepassen, zou er volgens de ACLVB helemaal niets moeten afgetrokken worden van de volgende marge zoals de huidige onrechtvaardige loonwet dit voorschrijft.
Voor de daaropvolgende periode 2023-2024 blijven de geïndexeerde loonaanpassingen 2,5 procent onder die in de buurlanden. In de periode 2023-2024 zouden de buurlanden een logische inhaalbeweging maken in de loonkostenontwikkeling met +6,1 procent ten opzichte van lagere indexeringen in België van +3,6 procent.
Dit illustreert dat er geen sprake is van een ontsporing van de loonkosten, integendeel. Zonder de vele onrechtvaardige correctiemechanismen die vervat zitten in de loonwet, zou er zelfs ruimte zijn voor een mooie loonmarge. Nu zal dat uiterst beperkt blijven in 2023-2024, ondanks de veel snellere loongroei in de buurlanden tijdens die periode.
Werknemers verdienen respect
Door jarenlange loonmatiging is een Belgische werknemer 3,9 procent goedkoper dan in de buurlanden wanneer rekening wordt gehouden met de hogere productiviteit. Bovendien liggen de bruto winstmarges in België veel hoger dan in de buurlanden.
Een tekort aan concurrentie heeft ervoor gezorgd dat veel ondernemingen de lagere loonkosten hebben gebruikt om hun winstmarges te verhogen. Nu worden diezelfde winstmarges veilig gesteld door de toegenomen kosten integraal of zelfs buitensporig door te rekenen naar de eindconsument.
De strenge loonwet van 1996 met haar bijkomende verstrengingen uit 2017 zal de mogelijkheden tot vrije loononderhandelingen sterk blijven inperken. Nochtans tonen de cijfers uit het recent technische verslag van de CRB een heel andere economische realiteit.
De ACLVB blijft onverminderd samen met ACV en ABVV strijden voor een wijziging van de loonnormwet.