Koopkrachtplakkaat

EnergieplakkaatC

173646265 10222054268599783 1356797931624160070 n

Delen van artikels

 

Let’s talk about subsidies

Er is iets grondig mis in het publieke debat over subsidies, zoals dat vandaag wordt gevoerd. Wat in essentie middelen zijn om maatschappelijke doelstellingen te helpen realiseren, krijgt steeds vaker een kwalijke geur. In plaats van te praten over die doelstellingen, gaat het bij een aantal beleidsmakers plots over afhankelijkheid van subsidies, soms zelfs over misbruik of zelfbediening. Die verschuiving dient een agenda. Want door de focus te verleggen naar de middelen, verdwijnt ook het doel uit het zicht. De subsidies staan onder vuur, maar daardoor ook de maatschappelijke meerwaarde.

Twee elementen van tijdsgeest zijn de drijver van deze kwalijke trend. Ten eerste is er de algemene sfeer van anti-politiek die politici (en bij uitbreiding eigenlijk al wie wat hoger op de maatschappelijke ladder lijkt te staan) afschildert als graaiers in een breed verspreide cultuur van zelfbediening. De concrete slechte voorbeelden helpen helaas niet om dat beeld te ontkrachten. En als de verstrekkers van subsidies ‘verdacht’ zijn, dan straalt dat ook af op de ontvangers ervan.

Ten tweede is er de mate waarin er met een economische bril naar zowat alle aspecten van onze samenleving gekeken wordt. Onderwijs moet onze kinderen niet alleen meer opvoeden tot kritische en zorgzame mensen maar hen vooral doen renderen voor de arbeidsmarkt. Mobiliteit dient om ons op het werk te brengen of economische goederen te vervoeren. Ontspannen doen we om daarna weer flink te werken. Een onuitgesproken maar diep geworteld geloof in trickle down effecten ligt daar al sinds de laatste decennia van de vorige eeuw aan de basis van. Wat goed is voor de economie, is automatisch goed voor iedereen.

Wat goed is voor de samenleving, is dat niet per definitie ook voor de economie.

Die redenering wordt doorgetrokken naar al wat gesubsidieerd wordt, want dat zijn immers zaken die niet rendabel genoeg zijn om zonder subsidies te overleven. Zij bestaan bij gratie van wie wél iets opbrengt. Het summum daarvan is de figuur van de kunstenaar, met als tegenhanger de mythe van de ondernemer: hard werkende, creatieve mensen die met hun blote handen en op eigen houtje de meerwaarde uit de grond stampen waar alle anderen op teren. In een moeite worden subsidies daardoor gelijkgesteld met ‘niet economische’ sectoren, met alles wat niet voor monetaire winst werkt. Vzw’s, social profit, of het denigrerende ‘projectjes’.

De reacties op de recente publicatie van een Vlaams subsidieregister illustreren dit verhaal. Objectief gesproken is een duidelijk overzicht hebben van waar subsidies naartoe gaan een goede zaak. Al was het maar omdat het invoeren ervan duidelijk maakt dat de Vlaamse Regering tot voor kort hier geen duidelijk zicht op had, wat redelijk verontrustend is. Tegelijk zie je echter dat zo’n register meteen vanuit allerhande hoeken wordt aangegrepen om te tonen wie ‘te veel’ krijgt. Oftewel wie niet ‘rendabel’ is, wie ‘het’ niet redt.

Tijd dus om even terug te spoelen en stil te staan bij het wat, waarom en voor wie van overheidssubsidies.

WAARVOOR DIENEN SUBSIDIES?

Wat goed is voor de samenleving, is dat niet per definitie ook voor de economie. Subsidies zijn een manier voor de overheid (voor ons allemaal samen dus) om wat maatschappelijk waardevol is – lees: de dingen die iets opbrengen voor de samenleving, op welke manier dan ook – te ondersteunen. Soms gaat het om dingen die ook (maar niet uitsluitend) een economisch nut hebben, zoals het opleiden van onze kinderen of het redden van een bedrijf in moeilijkheden. Soms gaat het om iets maatschappelijk waardevol waarvan de economische return ver te zoeken is. Zo subsidiëren we ouderschapsverlof voor ouders van kinderen tot 12 jaar (al staat ook dat principe onder druk) en verbieden we dat die kinderen in de fabriek gaan werken.

Er zijn ook zaken die een duidelijk economische meerwaarde hebben maar waarbij de maatschappelijke meerwaarde twijfelachtig is. Als de return (monetair of niet monetair) naar de samenleving er niet is, dan spreken we bij steun eraan van giften of liefdadigheid, eerder dan een subsidie. Een fundamenteel verschil.

VOOR WIE ZIJN DE SUBSIDIES ?

Maar dat wil dus niet zeggen dat economische spelers geen ontvangers kunnen zijn van subsidies. Integendeel. Een van de grootste misvattingen over subsidies is het idee dat vooral vzw’s of grote middenveldspelers de hoofdontvangers zijn. Dat klopt niet. Private bedrijven zijn, zeker in ons land, bij uitstek grootontvangers van subsidies.

In de eerste plaats gebeurt dat via loonsubsidies. Over de hoge lasten op arbeid hoor je vaak spreken, over de compenserende subsidies veel minder vaak. In België worden de loonkosten verlaagd door allerlei subsidies: nachtwerk, overuren, ploegenarbeid, R&D … In 2020 bedroegen deze loonsubsidies meer dan 9 miljard euro. De loonsubsidies zijn de zwaarste economische steun die in België wordt gegeven. In de buurlanden bestaan ze amper of veel minder, zoals onderstaande grafiek uit de sociaal economische barometer ABVV 2022 illustreert.

Maar ook als we het bredere plaatje bekijken is ons land kampioen in het subsidiëren van bedrijven. Van alle landen in de Europese Unie, zijn de netto-subsidies die België geeft aan bedrijven de hoogste. Zo blijkt uit studie van econoom Eric Dor van de IESEG School of Management. Het gaat om een kleine 16 miljard projectsubsidies (2021), goed voor 7,35% van de netto toegevoegde waarde van de bedrijven en tweede plaats onder de landen van Europa. Wat betreft investeringssubsidies komt men aan 3,123 miljard euro of 1,46 procent van de netto toegevoegde waarde. Hier scoort België rond het Europese gemiddelde.

Van alle landen in de Europese Unie, zijn de netto-subsidies die België geeft aan bedrijven de hoogste.

Maar wacht eens, we hebben ook hoge belastingen toch? Vlakken die de steun niet uit? Niet echt. Uit de studie blijkt dat als we het geheel van de subsidies verminderen met de belastingen en dan de rangschikking maken (de netto overheidsbijdrage aan bedrijven berekenen dus), ons land uitkomt op… plaats 1 in heel Europa. Wat onze overheid netto aan bedrijven geeft, is dus na aftrek van belastingen hoger dan in alle andere EU-landen.

VOOR WAT HOORT WAT?

Zoals gezegd, subsidies zijn een middel om tot een doel te komen. En zolang de meerwaarde, maatschappelijk of economisch, goed in de gaten gehouden wordt, is er niet echt een probleem. Je kan dan discussiëren over welk niveau welke steun verdient, maar dat is een legitiem onderdeel van het politieke en publieke debat.

Het probleem ontstaat pas wanneer het toekennen van subsidies die logica ontglipt en er andere motieven beginnen spelen. In Vlaanderen zagen we de laatste jaren reeds enkele verontrustende voorbeelden in die zin de kop opsteken. Minister Bart Somers (Open VLD) kwam bijvoorbeeld in opspraak toen hij in het regeerakkoord het volgende liet opnemen: “het louter terugplooien op de eigen etnisch-culturele groep belemmert een gedeelde Vlaamse samenleving”. Bijgevolg zou men organisaties die zich op etnisch-culturele basis organiseren principieel niet meer subsidiëren. Al snel bleek deze passage ook een drukkingsmiddel te zijn om het mondige en kritische Minderhedenforum de mond te snoeren en te dwingen tot een interne hervorming.

Het lijkt erop dat de criteria die de maatschappelijke en economische return moesten bepalen ondergeschikt werden gemaakt aan lobbywerk.

Een recenter maar heel ander voorbeeld vinden we bij minister Hilde Crevits (CD&V). Zo’n honderdtwintig miljoen aan Europese innovatiesubsidies werden via Vlaanderen verdeeld, maar bij de toewijzing ervan bleken sommige bedrijven wel een heel grote inspraak te hebben gehad in de manier van evaluatie van de aanvraag en was er sprake van druk op ambtenaren die de toekenning onder hun hoede hadden. Het lijkt erop dat de criteria die de maatschappelijke en economische return moesten bepalen ondergeschikt werden gemaakt aan lobbywerk en aan het idee dat de subsidies kost wat kost uitgegeven moesten worden.

Op een derde voorbeeld, dat van de Vlaamse energiesteun voor bedrijven, gaan we nog even wat dieper in.

DE NIEUWE ENERGIESTEUN VOOR BEDRIJVEN: EEN PRECEDENT

In december 2022 besliste de Vlaamse regering om naar aanleiding van de hoge energieprijzen een nieuwe regeling energiesteun voor bedrijven in het leven te roepen. Gedurende twee kwartalen kunnen bedrijven tot 7,5 miljoen euro steun aanvragen indien ze in de problemen dreigen te komen.

Eigenaardig genoeg bleek de maatregel niet populair. Slechts zes van de voorziene 250 miljoen euro werd uitgekeerd. De geringe opname van de steun zou volgens werkgeversorganisaties liggen aan te strenge voorwaarden. Zo moest het gaan om bedrijven die economisch gezond zijn, moet de energiefactuur minstens verdubbeld zijn, mag men niet meer dan 35% beroep doen op tijdelijke werkloosheid (een andere steunmaatregel waar bedrijven van kunnen genieten), en mag het bedrijf in dezelfde periode als het steun krijgt geen dividenden uitkeren. Niet meer dan logisch. Als je steunmaatregel geldt voor wie in moeilijkheden dreigt te komen door hoge energiekosten, dan ga je die niet geven aan wie winst uitkeert. Anders geef je die overheidsmiddelen rechtstreeks aan de aandeelhouders.

Niet zo voor de Vlaamse regering. Die stuurde eind januari de voorwaarden om in aanmerking te komen bij. In plaats van een verdubbeling van de energiefactuur moet een bedrijf nu slechts een stijging van 50% kunnen voorleggen. En opvallender: het is niet langer een maatregel enkel voor bedrijven die verlies maken door de energiecrisis. Als je 50% minder winst maakt is het ook goed. “We willen iedereen, van de lokale bakker tot de buitenlandse productievestiging, ondersteunen”, aldus minister Jo Brouns (CD&V).

Eigenlijk gaat de overheid nu zo ver om met subsidies de winstcijfers op peil te houden en garandeert men compensatie vanaf het moment dat een bedrijf minder winst maakt dan het voorbije jaar.

Maar is dat wel zo, willen we dat? Want de minister overschrijdt hiermee toch wel een grens. Dat bedrijven op de overheid rekenen om hen bij grote crisissen overeind te houden is sinds de COVID crisis eens te meer duidelijk geworden. Ook nu zijn er, gezien de impact van de energiecrisis op burgers en op de economie, goeie argumenten om steun te verlenen. Het opvangen van schokken met belastinggeld is immers verdedigbaar voor zover dit ook een return geeft op maatschappelijk vlak, bijvoorbeeld omdat er geen jobs verloren gaan. Dat betekent concreet dat je een bedrijf tijdelijk gaat helpen om niet overkop te gaan door uitzonderlijk geleden verliezen die de tewerkstelling kunnen bedreigen.

Maar nu doet men iets heel anders. Eigenlijk gaat de overheid nu zo ver om met subsidies de winstcijfers op peil te houden en garandeert men compensatie vanaf het moment dat een bedrijf minder winst maakt dan het voorbije jaar, nochtans een periode waarin de groei terug flink aantrok. Dient ons belastinggeld dan om een bepaald niveau van winst te garanderen? Dat lijkt toch wel een brug te ver en een gevaarlijk precedent.

Energiesteun kan natuurlijk nog om andere redenen gegeven worden, bijvoorbeeld om investeringen in energiebesparing aan te moedigen. Deze steunregeling doet uitschijnen dat dit de bedoeling is, omdat er ook de voorwaarde is om een energiebeleidsovereenkomst af te sluiten tussen het bedrijf en de overheid. Ook dit is echter slechts schijn. Zo’n overeenkomst geldt enkel voor grote energie-intensieve bedrijven en niet voor de bakker om de hoek. En belangrijker: hoewel zo’n overeenkomst een aantal inspanningen vraagt, brengt ze op zich ook voordelen mee zoals een accijnsverlaging op gas en engageert de overheid zich ertoe om het bedrijf vrij te stellen van nieuwe eisen inzake energie-efficiëntie of CO2-reductie in de nabije toekomst. Met andere woorden: het opent de deur naar meer subsidies en minder verplichtingen.

BACK TO BASICS

Het is makkelijk om in het debat rond subsidies te vervallen in platitudes en populisme over wie er allemaal te veel krijgt. Daarom blijft het belangrijk om het doel van subsidies en waarvoor je ze inzet goed voor ogen te houden. De return die er voor de samenleving tegenover staat (monetaire of andere) moet het uitgangspunt blijven.

Het is, zeker bij ons, niet zo dat subsidies alleen een zaak zijn van niet-economische actoren, wel in tegendeel. Ons land is kampioen in het subsidiëren van bedrijven. Ook daar moet echter die return naar de samenleving voorop blijven staan. Wat de Vlaamse regering nu doet met haar energiesubsidies aan bedrijven overschrijdt die grens. Belastinggeld inzetten om winst op peil te houden is niet de weg die Vlaanderen op moet gaan en ondergraaft het hele opzet en legitimiteit van een doordacht subsidiebeleid. Meer nog: het is geen subsidiebeleid. Noem het liefdadigheid van de politiek aan bedrijven, met het geld van de burger.

Directeur Studiedienst Vlaams ABVV.

 

Bron: https://abvv-experten.be/geld/lets-talk-about-subsidies/