Verkiezingen ja, maar waarover?
Politici, of ze nu links, rechts of iets daar tussenin zijn, allemaal proberen ze elkaar, vaak op onbeschofte wijze, vliegen af te vangen, schrijft MO*columnist Walter Zinzen. Hij doet een oproep aan ‘de politiek’ om het ons, kiezers, niet meer zo moeilijk te maken. ‘Politici, doe er alles aan om ervoor te zorgen dat de verkiezingen weer over vitale kwesties gaan en niet over al dan niet gekwetste ego’s.’
Maar nu reeds lopen de politieke partijen zich warm. 1 mei vonden ze een ideale gelegenheid om proefballonetjes op te laten, media-aandacht te krijgen en te hopen dat ze een paar kiezers zouden overtuigd hebben.
Vroeger, lang geleden, was het Feest van de Arbeid het Feest van de Socialisten. Met velen kwamen ze op straat, fanfares op kop.
De katholieken deden hetzelfde op Hemelvaartdag om een pauselijke encycliek te vieren, Rerum Novarum geheten. Dat was het antwoord van de Kerk op het “goddeloze” socialisme. Een christelijke arbeidersbeweging was geboren. Vandaag de dag vieren zelfs liberalen en extreemrechts 1 mei.
Extreemrechts trekt naar de kiezer met een programma dat zo uit de socialistische bibliotheek kan komen, maar dan natuurlijk wel alleen voor de “eigen mensen”.
Toch was het naar ouder gewoonte de voormalige socialistische partij, die met de meeste media-aandacht ging lopen. Vooruit-Voorzitter Conner Rousseau verbaasde vriend en vijand met zijn voorstel om mensen, die meer dan twee jaar werkloos zijn, hun uitkering af te pakken als ze weigeren een “basisbaan” aan te nemen.
Het voorstel oogstte veel applaus ter rechterzijde en evenveel kritiek bij links.
Socioloog Jan Hertogen, die zijn sympathie voor de PvdA niet weg steekt, schreef er zelfs een nieuwe versie van de Internationale over.
(À propos, heeft iemand op de vele 1-mei-bijeenkomsten de Internationale gehoord? In de radio- en TV-verslagen was er alleszins geen noot van te bespeuren.)
Maar hier dus de Hertogen-tekst:
Geen Vooruit in achteruit
met de werklozen onderuit
op 1 mei geen rechts gefeest
dan is het volk er geweest
het is nu aan de rode vlag
geef echt links het gezag.
Echt links? Wat kan dat zijn? Hertogen bedoelt zonder twijfel de Partij van de Arbeid. Maar zowel de PS in Franstalig België als Vooruit vinden zichzelf ook echt links. Rousseau’s voorganger John Crombez noemde Groen ooit niet links maar wel progressief. Hij en zijn partij waren de echte linksen.
Maar Rousseau zelf krijgt het verwijt dat hij rechts achterna loopt met zijn opvattingen over migratie, zijn voorstel om kinderopvang te verplichten en nu weer met zijn plan om langdurig werklozen te straffen. Terwijl diezelfde Rousseau toch ook pleitte voor het optrekken van de minimumlonen.
Maar uitgerekend voor zijn “linkse” uitspraken ondervindt hij concurrentie van het Vlaams Belang dat steun zoekt – en vindt – bij voormalige socialistische kiezers. Extreemrechts trekt naar de kiezer met een programma dat zo uit de socialistische bibliotheek kan komen, maar dan natuurlijk wel alleen voor de “eigen mensen”. De “extreemlinkse” Partij van de Arbeid is dan weer de enige die de handen niet heeft vuil gemaakt in de zaak van de pensioenen voor parlementsleden.
Soms heb ik de indruk dat zowat iedere Belg behoort tot de categorie mensen die zich niet gehoord, niet begrepen en niet vertegenwoordigd voelen.
Verwarring troef dus.
Ter rechterzijde is het beeld al even troebel. N-VA en Open VLD zijn allebei liberaal maar de enen zijn identitair of, beter, Vlaams-nationalistisch terwijl de anderen juist het Belgisch niveau willen versterken. En bij CD&V zitten heel wat rechtse rakkers die de invloed van de Rerum Novarum-vleugel grondig haten.
Daar bovenop komt dat politici, of ze nu links, rechts of iets daar tussenin zijn, allemaal proberen elkaar vliegen af te vangen. Ze doen dat vaak op onbeschofte wijze, zeker op asociale media, en denken daarmee kiezers te winnen. Alsof die over een jaar nog weten wat vandaag de dag die media overheerst.
Wat moeten wij, simpele kiezers, met deze georganiseerde kakofonie? Hoe kiezen tussen rechtse socialisten, linkse liberalen, centrum-personalisten en nationalisten als windhanen?
Hoe talrijk zijn de burgers die bij iedere verkiezing wel weten voor welke partijen ze nooit ofte nimmer zullen stemmen maar zich wanhopig afvragen op welke lijst ze wél een bolletje willen rood kleuren? Een kleine, zij het onwetenschappelijke, rondvraag leert: ze zijn met velen, heel velen.
Bij zowat elke partij vinden ze wel iets dat hen aanspreekt, maar minstens evenveel of zelfs meer dat hun absoluut niet bevalt. Niet alle Vlaamsgezinden zijn sociaaleconomisch rechts. Niet alle katholieken zijn ethisch conservatief. Vele progressieven vinden zowel Vooruit als Groen sympathiek maar hebben tegelijk ook kritiek op beiden.
En dan zijn er natuurlijk nog de velen die zich niet gehoord, niet begrepen en niet vertegenwoordigd voelen. Soms heb ik de indruk dat zowat iedere Belg tot die categorie behoort. Daarbovenop komt de algemene onvrede over zowel het Vlaamse als het federale regeringswerk. Het onophoudelijke geruzie en de schandalen, die ermee gepaard gaan, voeden wat men de anti-politiek noemt.
Geen enkele partij wordt nog vertrouwd, of ze nu regeert dan wel in de oppositie zit. Alleen Vlaams Belang en PvdA, die nog nooit mee geregeerd hebben, schijnen min of meer aan dat wantrouwen te ontsnappen.
Dat verleidt de klassieke politici ertoe te waarschuwen voor de “extremen”. Met name N-VA-voorzitter De Wever vindt dat wie het cordon sanitaire voor het Belang verdedigt dat ook voor de PvdA moet doen. Extreemlinks of extreemrechts zijn voor hem soortgelijk. Een fundamentele vergissing.
De enige bestaansreden voor de afspraak om nooit met Vlaams Belang te besturen is het racisme van die partij. Van de PvdA kun je veel kwaad denken maar het is geen racistische partij. Dat Vooruit in één gemeente en in één Antwerps district samen met de PvdA in het lokale bestuur zit, maar nooit met het Belang wil samenwerken is dus helemaal niet inconsequent zoals De Wever dat voorstelt.
Het op één hoop gooien van de “extremen” is hoogst onfatsoenlijk en bedrieglijk. Het verhoogt de verwarring, die zich nu al van de kiezer heeft meester gemaakt.
Alsof dat nog niet volstaat heeft de politieke klasse ook van de verkiezingen zelf een onoverzichtelijke puinhoop gemaakt. Hoewel we federaal geregeerd worden door zowel Frans-als Nederlandstaligen is het voor Vlamingen onmogelijk om op Waalse kandidaten te stemmen en voor Walen om hun stem aan een Vlaming te geven.
Zelfs in het veeltalige Brussels gewest kunnen de kiezers pas hun burgerplicht vervullen nadat ze zich als Nederlands- dan wel als Franstalige hebben aangemeld. Toch vindt het voorstel om een federale kieskring in te richten nergens genade, behalve, heel beperkt, bij de Vlaamse liberalen.
Om de kiezer helemaal hoorndol te maken worden de drie parlementsverkiezingen dan ook nog eens samen op één dag georganiseerd. Hoeveel kiezers zijn er die haarfijn weten wat de bevoegdheden van het federale en het regionale parlement zijn? De campagne wordt op die manier grotendeels ondoorzichtig.
Erger nog: over Europa gaat het in die campagne vrijwel niet. Alsof Europa er eigenlijk niet toe doet en het Europees parlement een opvangcentrum is voor politici, die in het binnenland uitgeblust zijn. Terwijl Europa juist nu belangrijker is dan ooit.
Waar en wanneer is er in om het even welk parlement gedebatteerd over de militarisering van onze op vrede en voorspoed gerichte Europese Unie?
Toen in 1957 de Europese Economische Gemeenschap werd opgericht, waaruit de huidige Europese Unie is gegroeid, was het de bedoeling oorlog op Europees grondgebied voorgoed uit te bannen door de voormalige vijanden economisch te laten samenwerken. Dat was – tot voor kort – een groot succes.
Vandaag de dag lijkt de EU veeleer een oorlogsmachine en een deel van de NAVO te zijn. Uitgerekend de commissaris voor de Interne Markt, de Fransman Thierry Breton, reisde de Europese munitiefabrieken af om ze aan te sporen hun gezamenlijke granatenproductie op te drijven tot één miljoen in één jaar.
De Standaard vatte zijn inspanningen samen in deze kop: ‘Blitzkrieg van Breton’ moet Europese munitieproductie op oorlogssterkte krijgen. Op oorlogssterkte ! Natuurlijk, die granaten gaan we niet zelf gebruiken, ze zijn bestemd voor Oekraïne.
Maar toch. Waar en wanneer is er in om het even welk parlement gedebatteerd over de militarisering van onze op vrede en voorspoed gerichte Unie? Is er ook maar iemand die gelooft dat dit een thema wordt in de verkiezingscampagne, die onze politici nu al aan ’t voorbereiden zijn? Is er ook maar één partij (behalve wellicht de PvdA ) die een radicaal ander beleid zal verdedigen?
En vooral: waar blijven de anders zo welbespraakte Vlaams-Nationalisten? Ze zijn de erfgenamen van de Vlaamse oud-strijders van de Eerste Wereldoorlog. Van hen was de eis: ‘Nooit meer oorlog’, een leuze die in vier talen nog steeds op de IJzertoren staat.
Maar ook voor N-VA en Vlaams Belang schijnt solidariteit met Oekraïne alleen te kunnen via wapengekletter. Waar gaan de verkiezingen van volgend jaar dan nog over?
Neen, dit is geen pleidooi om dan maar niet te gaan stemmen. Integendeel. Het is wel een oproep tot “de politiek” om het ons, kiezers, niet meer zo moeilijk te maken.
Dames en heren politici, doe er alles aan om ervoor te zorgen dat de verkiezingen weer over vitale kwesties gaan en niet over al dan niet gekwetste ego’s. In het Oude Rome werden beslissingen genomen door de “Senatus Populusque”: de senaat én het volk. Denk daar eens over na. Alstublieft.
Bron: https://www.mo.be/column/verkiezingen-ja-maar-waarover?utm_campaign=daily&utm_medium=newsletter&utm_source=email