Koopkrachtplakkaat

EnergieplakkaatC

173646265 10222054268599783 1356797931624160070 n

Delen van artikels

 

Economische migratie: hier om te blijven. Of niet?

Migratie is een begrip dat vele realiteiten omvat: reguliere en niet-reguliere migratie, arbeidsmigratie, asiel, gedetacheerden in het kader van vrij verkeer van diensten, studentenmigratie…  Mensen migreren dan ook van de ene plaats naar de andere om vele verschillende redenen: op zoek naar werk of opleiding, om terug bij hun familie te zijn, om politieke instabiliteit te ontvluchten of om aan armoede of de gevolgen van de klimaatopwarming te ontsnappen. Dat maakt migratie een complex beleidsthema en één van de wicked problems van vandaag. Een migratiebeleid vraagt flexibiliteit, voortdurende bijsturing en acties op verschillende beleidsdomeinen en verschillende beleidsniveaus. Quick fixes werken niet.

Dat geldt specifiek ook voor economische migratie. Vlaanderen is hiervoor sinds 2014 bevoegd en wil in dat kader Vlaanderen als een aantrekkelijke plaats om te werken op de kaart zetten, flexibel kunnen inspelen op pieken en dalen in de vraag naar arbeidskrachten en ook bestand zijn tegen misbruiken en sociale dumping. De recente en vele schandalen rond economische migratie – Borealis, een ingestorte school e.a. – tonen echter aan dat er heel wat hiaten zitten in dat beleid.

DE REGELS VANDAAG

Buitenlanders die hier in loondienst willen werken, hebben daarvoor in principe, maar niet altijd, een toelating tot arbeid nodig. De toelating hangt af van nationaliteit, jobinhoud, verblijfssituatie, duur van tewerkstelling en detachering. Europeanen en Zwitsers mogen om het even welke job bij om het even welke werkgever in Vlaanderen uitoefenen, net zoals erkende vluchtelingen en gezinsherenigers met een onbeperkt verblijfsrecht. Ook buitenlandse werknemers die voor een korte periode naar Vlaanderen komen voor werk dat verband houdt met de aard van hun beroep (denk aan sporters, journalisten, wetenschappelijke onderzoekers…) of buitenlandse gedetacheerde werknemers met een Europese of Zwitserse nationaliteit hebben geen toelating tot arbeid nodig.

Buitenlanders die hier in loondienst willen werken, hebben daarvoor in principe, maar niet altijd, een toelating tot arbeid nodig.

Voor alle andere buitenlandse werknemers bepaalt de jobinhoud, of het soort welk dat men zal verrichten, de toelating tot de arbeidsmarkt. Buitenlandse arbeidskrachten worden onderverdeeld in categorieën waarvoor er verschillende inhoudelijke criteria, voorwaarden en procedures zijn vastgelegd. De verschillende categorieën zijn grofweg in te delen in drie grote blokken: hoogopgeleide werknemers, middengeschoolde werknemers die een beroep komen uitoefenen opgenomen op de dynamische knelpuntberoepenlijst en een categorie ‘overige’. De eerste twee categorieën kennen een flexibele toegang tot onze arbeidsmarkt, voor de laatste categorie moet de werkgever aantonen dat hij geen werknemer op de Vlaamse arbeidsmarkt vond.

Daarnaast bepaalt de duur van de tewerkstelling welke toelating tot arbeid nodig is. Wanneer de toekomstige buitenlandse werknemer hier maximaal 90 dagen komt werken, vraagt de werkgever een arbeidskaart (voor de werknemer) en een arbeidsvergunning (voor de werkgever) aan. Voor werknemers die meer dan 90 dagen in België komen werken, wordt een gecombineerde vergunning van bepaalde duur (single permit) aangevraagd: een toelating die zowel een toelating tot arbeid als een toelating tot verblijf omvat. Wanneer buitenlandse werknemers reeds in België verblijven en voldoende gewerkt hebben met arbeidskaarten en of gecombineerde vergunningen, kunnen zij een toelating tot arbeid voor onbepaalde duur krijgen. Vanaf dan kunnen ook zij om het even welk beroep uitoefenen bij om het even welke werkgever.

VEEL HOOGGESCHOOLDEN

Op een krappe arbeidsmarkt is het moeilijk geschikt personeel te vinden. De arbeidsmarktkrapte kan je aflezen aan de spanningsindicator, die de verhouding tussen het aantal niet-werkende werkzoekenden en het aantal openstaande vacatures weergeeft. Tijdens de coronapandemie steeg de spanningsratio tot 4.6 (februari ’21), maar sinds de tweede helft van ’21 steeg het aantal vacatures exponentieel en daalde de spanningsratio tot een ongezien dieptepunt van 1.7. Het was dus nog nooit zo moeilijk om vacatures in te vullen. Gevolg: steeds meer werkgevers zoeken arbeidskrachten in het buitenland. Sinds mei ’21 zit het aantal aangevraagde en uitgereikte toelatingen tot arbeid voor buitenlandse werknemers in stijgende lijn. In 2022 werden er in Vlaanderen 16.086 toekenningen tot arbeid gegeven.

Wat zeggen die cijfers? In het jaarverslag van de dienst Economische Migratie vinden we terug dat 60% van de economische arbeidsmigranten die een toelating tot arbeid kregen in Vlaanderen hooggeschoold zijn. Zij moeten voldoen aan diplomavoorwaarden en een marktconforme verloning krijgen. Meer dan 1/3de van alle toekenningen gaat naar werknemers met de Indische nationaliteit. Samen met Japanse werknemers vertegenwoordigen zij bijna de helft van alle hooggeschoolde buitenlandse werknemers in Vlaanderen. Voor de categorie middengeschoolden werkt Vlaanderen sinds 2019 met een  ‘vermoeden van tekort naar specifieke middengeschoolde profielen’. Enkel de functies die vermeld staan op deze ‘dynamische knelpuntberoepenlijst’ komen in aanmerking voor economische migratie. Ongeveer de helft van de knelpuntberoepers komt uit twee herkomstlanden: Turkije en Marokko, uit deze landen komen de meeste vrachtwagenchauffeurs. Belangrijkste vaststelling is dat het aantal aanvragen voor knelpuntberoepen op een jaar tijd meer dan verdubbelde van 1558 in 2021 naar 3565 in 2022.

Belangrijkste vaststelling is dat het aantal aanvragen voor knelpuntberoepen op een jaar tijd meer dan verdubbelde.

Ook nieuw sinds 2019 is dat de toegang tot arbeid voor de categorie overige niet langer beperkt is tot de landen waarmee een tewerkstellingsakkoord werd afgesloten in de jaren ’60. Die vernieuwing zorgde voor een stijging in het aantal positief beoordeelde aanvragen, maar de cijfers dienen met de nodige omzichtigheid geanalyseerd: het grootste deel van de toelatingen wordt uitgereikt aan seizoenarbeiders uit derde landen (voornamelijk uit Oekraïne). Het aandeel seizoenarbeiders steeg in deze categorie van 20% in 2019 naar 60 à 70% in de jaren erop. In 2022 zien we dat er ook meer toelatingen uitgereikt worden aan grondwerkers, wegenwerkers en diverse profielen in de bouwsector. Om af te sluiten nog een interessant cijfer ter vergelijking: In 2021 kende het Commissariaat Generaal voor de Vluchtelingen en Staatlozen aan 10.093 personen de internationale beschermingsstatus toe.

EERST HIER ZOEKEN, DAN PAS ELDERS

Een belangrijke leidraad om het beleid rond economische migratie vorm te geven is het concentrisch model. Dat wil zeggen dat werkgevers altijd eerst arbeidskrachten in Vlaanderen zoeken, vervolgens in de andere gewesten, en dan pas elders.

Vandaag staat dat concentrisch model onder druk. De rijke industrielanden zijn verwikkeld in een ‘war on talent’, en elk land wil zich als aantrekkelijk voor arbeidsmigratie profileren. Vlaamse werkgevers klagen openlijk dat de procedures te belastend zijn, de doorlooptijden te lang en de knelpuntberoepenlijst te beperkt. Zij kiezen dan ook vaker voor andere wegen om de arbeidsmigrant hier te krijgen.

Meer en meer zien we dat bedrijven verschillende constructies en strategieën opzetten om bestaande inconsistenties tussen nationale en Europese wetgeving te exploiteren.

Eén van die manieren is detachering: buitenlandse ondernemingen zenden hun werknemers tijdelijk naar België voor een bepaalde opdracht. Tijdens die tewerkstelling moet de werkgever de Belgische arbeidsvoorwaarden naleven (denk aan het loon, de arbeidstijd, de feestdagen…), maar de sociale zekerheidsbijdragen betaalt hij in het zendland, volgens de daar geldende regels.  Volgens Myria waren er in 2021 248.053 personen naar België gedetacheerd, waarvan er 87% als werknemers aan de slag is (voornamelijk EU-burgers: de dominante nationaliteiten van gedetacheerden in België zijn Nederlanders, Polen, Roemenen, Duitsers en Oekraïners). We stellen vast dat ‘doordetachering’ een opmerkelijke groei kent: steeds meer derdelanders zoals Wit-Russen, Brazilianen, Indiërs, Bosniërs, Kosovaren en Serven worden gedetacheerd vanuit Polen, Litouwen, Portugal en Slovenië.

Detachering heeft een grote fraudegevoeligheid in zich, leidt tot oneerlijke concurrentie en sociale dumping. Buitenlandse bedrijven omzeilen vaak de wetgeving rond gelijke lonen en arbeidsvoorwaarden, waardoor zij zich goedkoper kunnen aanbieden dan Belgische bedrijven. Meer en meer zien we dat bedrijven verschillende constructies en strategieën opzetten om bestaande inconsistenties tussen nationale en Europese wetgeving te exploiteren. Zo ontslaan ze bijvoorbeeld mensen in eigen land om deze vervolgens weer aan te nemen via de onderaannemer in het buitenland, een praktijk waar vooral de meest kwetsbare werknemers mee akkoord gaan.

GROTE BELOFTES, MAAR…

Het huidige arbeidsmigratiebeleid is ontwikkeld vanuit één oogpunt: de noden op onze arbeidsmarkt opvangen en de werkgevers daarin tegemoet komen. De specifieke kwetsbaarheid en de nood aan werknemersbescherming blijft daarbij helaas in de schaduw.  De Borealis-zaak in de zomer van 2022 was één van de grootste zaken van mensenhandel en economische uitbuiting in ons land. Sindsdien halen ook regelmatig andere verhalen de pers, denk aan de recente visafraude met de gecombineerde vergunningen, de sociale fraude in de vleessector of de verhalen die aantonen dat arbeidsmigranten sterk afhankelijk zijn van hun werkgever.

Al deze schandalen vormden aanleiding om begin juli een interministeriële conferentie rond migratie en integratie samen te roepen om de strijd tegen uitbuiting en misbruiken bij arbeidsmigratie aan te pakken. Er worden op deze conferentie grote beloftes uitgesproken. De verschillende regeringen van ons land willen de kansen op oneigenlijk gebruik van arbeidsmigratie minimaliseren en spreken drie engagementen uit: de procedures aanscherpen, de arbeidsmigrant minder afhankelijk maken van de werkgever en uitbuiting tegen gaan door de arbeidsmigrant in staat te stellen zijn arbeidsrechten ten volle te benutten.

Na de grote beloftes stellen we vast dat het uiteindelijke resultaat van de conferentie vooral focust op efficiëntere procedures.

Maar…  na de grote beloftes stellen we vast dat het uiteindelijke resultaat van de conferentie (een Vlaams voorontwerp van wijzigingsbesluit rond de tewerkstelling van buitenlandse werknemers) vooral focust op efficiëntere procedures en helemaal niets vermeldt over de versterking van de rechten van de arbeidsmigranten. Zolang dit niet aangepakt wordt, blijven zij de verliezer in de ‘oorlog om talent’.

HOE DAN WEL?

Economische migratie is hier om te blijven. Het is jammer vast te stellen dat het wijzigingsbesluit geen enkele maatregel opneemt om buitenlandse werknemers te omkaderen en hun rechten te verzekeren. Er zijn nochtans opties. We doen een paar suggesties.

Een instapcursus arbeidsrechten voor elke arbeidsmigrant. Informatie voor werknemers in de eigen taal is cruciaal om ze weerbaarder te maken. In ieder uitbuitingsdossier blijkt het basisprobleem het gebrek aan kennis te zijn. Een voor de arbeidsmigrant verplichte en gratis instapcursus van twee of drie dagen zou er voor kunnen zorgen dat arbeidsmigranten beter geïnformeerd zijn om hun arbeidsrechten af te dwingen.

De kosten voor arbeidsmigratie zijn voor de werkgever. Arbeidsmigratie brengt kosten met zich mee: denk aan verplaatsingskosten, maar ook de administratieve kosten voor de behandeling van de aanvraag. Maak het expliciet verboden om die kosten terug te vorderen van de arbeidsmigrant en zorg er voor dat werknemers die gevraagd worden een terugbetaling te doen dat kunnen melden.

Versterk de mogelijkheid om klacht in te dienen tegen malafide werkgevers. Vandaag lopen arbeidsmigranten het risico om hun verblijfsrecht te verliezen, wanneer ze klacht indienen tegen hun werkgever. Werknemers die de malafide praktijken van hun werkgever willen aanklagen, worden zo gegijzeld in de tewerkstelling, want: de vergunning wordt ingetrokken wanneer de arbeidsmigrant zijn werk verliest. De arbeidsmigrant heeft dan 90 dagen om een nieuwe werkgever te vinden, die periode is vaak te kort. Als de klacht terecht blijkt zou men er voor kunnen zorgen dat de arbeidsmigrant pas na 180 dagen zijn verblijfsrecht kan verliezen, zodat er tijd is om nieuw werk te zoeken.

Als Vlaanderen zich echt wil profileren als aantrekkelijk land voor economische migranten, dan zijn deze maatregelen cruciaal om aan te pakken. Alleen een arbeidsmigratiebeleid dat rekening houdt met alle belangen en verlangens van alle betrokkenen kan een succes worden. En wie weet is dan ook de economische arbeidsmigrant met zijn talent echt hier om te blijven.

 

Adviseur onderwijs- en competentiebeleid, diversiteitsbeleid en sectoraal arbeidsmarktbeleid op de Studiedienst van het Vlaams ABVV.

 

Bron: https://abvv-experten.be/werken/economische-migratie-hier-om-te-blijven-of-niet/