Ik hoor ze al, de stemmen die protesteren en stellen dat de ontwikkelingssamenwerking toch geen epidemie kan tegen houden? Dat klopt. Maar als op de ‘gouden bruiloft’ van de ontwikkelingssamenwerking die op 20 oktober in Brussel werd gevierd, wordt uitgepakt met de mooie resultaten op het vlak van levensverwachting en armoede, dan moet men ook bereid zijn naar de negatieve ontwikkelingen te kijken.
De ebola-epidemie is een ramp die nooit had mogen gebeuren. Tot nog toe zijn bijna vijfduizend mensen aan de ziekte gestorven. De Wereldgezondheidsorganisatie vreest dat er tegen december zowat vijf tot tien duizend nieuwe ziektegevallen per week kunnen bijkomen.
VS-president Obama heeft alvast een paar honderd militairen (!) gestuurd om ziekenhuizen te bouwen, Artsen zonder Grenzen zet zijn strijd onvermoeibaar voort, Cuba heeft eveneens honderden artsen en verplegers gestuurd, er wordt nu geld en noodhulp beloofd. België beloofde 7 miljoen euro. De ngo’s zoeken milde schenkers. En Facebook’s Mark Zuckerberg doneerde 25 miljoen US$, meer dan Frankrijk, Canada en China samen … Hoe is het zover kunnen komen?
Mondiale problemen
De paniek in Europa en in de Verenigde Staten is groot. Toch is de ziekte al meer dan zes maanden geleden uitgebroken en werd er wel degelijk aan de alarmbel getrokken door Artsen zonder Grenzen. Maar rijke landen reageren niet als ze niet zelf rechtstreeks bedreigd worden. ‘Gezondheid’ in Afrika of elders is hun zorg niet, enkel ‘global health’, de ziekten die ook ons kunnen treffen, krijgen wat aandacht. Zo gaat het ook met veiligheid: in Centraal Afrika mogen er miljoenen mensen sterven in een oorlog die zijn naam niet zegt, enkele onthoofdingen door djihadisten die ook naar Europa kunnen komen zijn wel een probleem.
Wie vandaag de kranten en tijdschriften doorneemt vindt alle cijfers over het aantal ziekenhuizen dat nu gebouwd wordt, over de bedden die er beschikbaar zullen zijn, over hoeveel een isolatiepak kost, en zo meer. Vrijwilligers om te gaan helpen zijn er echter niet. Want we willen wel ‘helpen’, maar zelf geen enkel risico lopen. Dit zijn de grenzen van ‘ontwikkelingshulp’.
De vraag naar het failliet van de ontwikkelingssamenwerking vloeit hier uit voort. Want nee, de Afrikaanse landen zijn niet ontwikkeld, ze hebben geen verzorgingsstaten met een goed werkende gezondheidszorg die de epidemie in de kiem had kunnen smoren, en ja, zelfs onze zo geroemde vierde pijler – de peer-to-peer hulp - schiet te kort als we met een besmettelijke ziekte te maken krijgen.
Gedeelde verantwoordelijkheid
Een verantwoordelijkheid voor de rampzalige situatie is er dus zeker wel. Er is geen ‘ontwikkeling’ in Afrika en de verantwoordelijkheid daarvoor ligt in het Noorden zowel als in het Zuiden. Ja, de levensverwachting in zwart Afrika is gestegen van 36 jaar in de jaren ’50 tot 56 jaar in 2010. In Sierra Leone is het echter nauwelijks 45 jaar. De kindersterfte onder de 5 jaar (per 1000 geboren kinderen), bedraagt 5 in Frankrijk, maar 110 in zwart Afrika en 187 in Sierra Leone. In de hoge-inkomenslanden sterven nauwelijks 7 % van de mensen aan overdraagbare ziekten, in zwart Afrika is dat 61,6 %. Frankrijk heeft 318 artsen per 100.000 inwoners, zwart Afrika heeft er 20, Liberia 1 en Sierra Leone 2. Tegenover de 930 verpleegsters per 100.000 inwoners in Frankrijk staan er 111 in zwart Afrika, 27 in Liberia en 17 in Sierra Leone. Frankrijk geeft per persoon en per jaar 3650 Euro uit aan gezondheidszorg, zwart Afrika 75, Liberia 51 en Sierra Leone 74 Euro. Van alle kosten voor gezondheidszorg moeten de gezinnen in Frankrijk 7,4 % zelf betalen, de Afrikanen 32,1 % en de gezinnen in Sierra Leone niet minder dan 76,2 %.
En de armoedecijfers? De millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling zijn toch gehaald? Jawel, maar vooral dank zij China. In zwart Afrika is het percentage van extreem arme mensen nauwelijks gezakt, in aantallen mensen is er een verdubbeling sinds de jaren ’80. Maar de Wereldbank heeft een oplossing: ze heeft haar berekeningswijze nog een keer aangepast, en binnenkort zal de extreme armoede officieel met een klap instuiken. Niet dat het iets uitmaakt voor de arme mensen ginder, maar ze zullen tenminste uit de statistieken zijn verwijderd.
De landen van zwart Afrika zijn arm. Of toch niet? Is het enkel de bevolking die arm is? Liberia kende de afgelopen vier jaar een economische groei van meer dan 10 % per jaar. Sierra Leone haalde de afgelopen twee jaar zelfs 15,2 % en 20,1 % groei. Guinea, het derde land dat zwaar door ebola wordt getroffen, haalde telkens rond de 4 %.
Onderzoek, filantropie en sociale bescherming
De grote farmabedrijven hebben geen belangstelling voor mensen zonder koopkracht. Je kan het hen niet kwalijk nemen, waarom zouden ze vaccins produceren als ze die niet kunnen verkopen? Maar kunnen regeringen van rijke en arme landen die vaccins dan niet bestellen? Natuurlijk wel, maar dat deden ze dus niet tot hier toe. Nu wordt GlaxoSmithKline ter hulp geroepen om gauw gauw zijn vaccin op mensen te testen. Grote filantroop Bill Gates heeft met zijn vrouw honderden miljoenen US$ besteed om transgene muggen te maken tegen dengue, laserstralen te ontwikkelen die malariamuggen van mensen weg houden en genetisch gemodificeerde drankjes tegen cholera.
Misschien zullen enkele van die hoogtechnologische innovaties ooit succes hebben. Maar ondertussen vergeet men dat cholera ook met een goede riolering en waterzuivering kan vermeden worden, dat een goed gezondheidssysteem met lokale dispensaria en geschoold personeel elke epidemie in de kiem kan smoren, dat mensen die gezond zijn en geen honger lijden ook minder kwetsbaar zijn voor ziekten. Dat simpele hygiëne bijzonder doeltreffend is. Ebola kan je te lijf gaan met bleekwater.
De ontwikkelingssamenwerking heeft zich de afgelopen twintig jaar toegelegd op zogenaamde ‘armoedebestrijding’, terwijl overvloedig werd aangetoond dat hiermee geen enkel probleem, ook de armoede zelf niet, kon opgelost worden. Wie armoede – in Europa of elders – wil bestrijden met groei en werk, zal altijd bedrogen uitkomen.
Niet armoede, maar de ongelijkheid is het grote probleem. Sociale bescherming met gezondheidszorg, onderwijs, arbeidsrechten en sociale diensten is het enige middel dat sociale ontwikkeling kan brengen. En noodgedwongen samen moet gaan met economische ontwikkeling, dat is een modernisering en een diversifiëring van de economie, aandacht voor boeren en voor een duurzame landbouw. Aandacht voor rechtvaardige belastingen en herverdeling. De VN heeft er herhaaldelijk op gewezen, maar het werd ondertussen even vergeten.
Vroeger en nu
De geschiedenis leert hoe het fout gelopen is in Afrika. Liberia is nooit een kolonie geweest, maar was wel de facto in handen van Firestone, dat er zijn rubber voor de autobanden en de VS haalde. Guinea was het enige Afrikaanse land dat in 1958 ‘nee’ zei tegen de door Frankrijk voorgestelde Frans-Afrikaanse Gemeenschap. De Fransen vertrokken en lieten geen cent en geen potlood achter. In de jaren ’60 en ’70 verging het de meeste landen vrij goed, hoewel er van democratie geen sprake was. Democratie kwam er wel in het kielzog van het neoliberalisme dat elke droom van economische ontwikkeling de grond in boorde. Het beetje sociaal beleid dat er was, verdween. Sociale diensten werden afgebouwd. Liberia en Sierra Leone kwamen in een bloedige burgeroorlog terecht, hoewel de handel in ‘bloeddiamanten’ bloeide.
Alle landen dienden ‘armoedestrategieën’ in bij de Wereldbank, maar er veranderde niets. Vandaag is de officiële strategie opnieuw gewijzigd. De aandacht gaat nu naar ongelijkheid en sociale bescherming. De ILO keurde een aanbeveling goed om ‘sokkels van sociale bescherming’ in te voeren, een agenda die minder ver gaat dan wat ze in de jaren ’50 al goedkeurde maar die voor de meeste landen wel een enorme stap vooruit zou zijn.
De Belgische ngo’s beginnen in november met een nieuwe campagne voor sociale bescherming. Dat is niets te vroeg. Sociale bescherming is een structurele ingreep die, in tegenstelling tot armoedebestrijding, niet gediend is van liefdadigheid en filantropie.
Vandaar dat het wel belangrijk is te beseffen dat ngo’s zeker goed werk kunnen leveren met het promoten van dergelijke ingrepen in Noord en Zuid, op voorwaarde dat ze niet opnieuw in de neoliberale val lopen. Wat de Wereldbank met sociale bescherming bedoelt is een neoliberaal project in dienst van de markt en van de economie. Ngo’s moeten ook beseffen dat ze zelf weinig zullen kunnen doen aan de invoering van sociale bescherming in landen die daar niet om vragen. Het is niet met een schooltje hier en een lokaal zorgcentrum daar dat de grote neoliberale kaalslag van de privatisering en afbouw van sociale diensten ongedaan kan worden gemaakt.
De ebola-crisis maakt duidelijk dat staten een verantwoordelijkheid dragen voor het welzijn van hun bevolking en dat enkel zij voor de nodige wetgeving en fiscale inkomsten kunnen zorgen om over het hele land gezondheidszorg, onderwijs, arbeids- en milieurechten te garanderen. En uiteraard kunnen landen uit het Noorden financieel bijsprengen, hoewel willekeur en fragmentering beter vermeden worden.
De VN-speciale rapporteurs voor armoede en voedsel, de Chileense Magdalena Sepulveda en de Belg Olivier De Schutter, pleitten jaren geleden al voor een mondiaal fonds voor sociale bescherming en voedselveiligheid. Dat zou er best zo snel mogelijk komen.
Zonder een uitgebreid zorgnet, zonder hygiëne, zonder garantie op alle economische, sociale en milieurechten van alle mensen, zullen de ebola-crises blijven terugkomen. We moeten hopen dat vandaag de noodhulp kan helpen om de epidemie te bestrijden. Voor de toekomst moet het echter zonder noodhulp en filantropie. Mensen hebben rechten en die moeten gerespecteerd worden. Ook hier in België protesteren we terecht tegen de afbouw van onze verzorgingsstaten.
De campagne rond sociale bescherming kan een kans zijn voor de ngo’s om zich te herpakken. Ze weten perfect dat enkel structureel optreden echt iets kan betekenen voor sociale verandering. Maar ze blijven al te vaak illusies verkopen om hun achterban niet te verliezen.
De ebola-crisis is net zoals het migratieprobleem een symbool van hoe het fout loopt met ‘ontwikkeling’. Dat is niet de schuld van de ontwikkelingssamenwerking, maar de sector doet er goed aan zich ernstig te bevragen over wat er gebeurt en waarom. Want helemaal onschuldig is men niet. Een goede voorlichting zou mensen van veel illusies kunnen verlossen.
Francine Mestrum (onderzoeker, activist, lid internationale raad Wereld Sociaal Forum, auteur van ‘Ontwikkeling en Solidariteit’ (EPO), initiatiefnemer Global Social Justice). Artikel eerder gepubliceerd op Uitpers.