Het recht om ongestraft het werk collectief neer te leggen is een fundamenteel grondrecht dat onlosmakelijk verbonden is met het ontstaan en de groei van de politieke en sociale democratie.
Mogen we eraan herinneren dat tot 1866 staken zonder meer bij wet was verboden? Boeten en gevangenisstraffen waren het lot van stakers die in verzet kwamen tegen bvb. arbeidsdagen van meer dan twaalf uren. Iets later werd het stakingsrecht met mondjesmaat toegestaan maar met opzet bemoeilijkt door een artikel in het Strafwetboek (art. 310) dat stakingspiketten aan de fabriekspoorten bestrafte om - u leest het goed - "de vrijheid van de arbeid te beschermen". Na Wereldoorlog I sneuvelde dat artikel door de groeiende macht en de ontvoogdingsstrijd van de vakbeweging. De werkende massa die het kanonnenvlees had geleverd voor het Europese slachtveld, had als het ware burgerrechten verworven in de samenleving. Het recht om hun organisatiekracht te laten voelen met het wapen van de staking ging hand in hand met de verwerving van het algemeen stemrecht. Mag er eveneens aan herinnerd worden dat dat algemeen stemrecht werd afgedwongen met algemene stakingen, die onbetwistbaar politieke stakingen kunnen worden genoemd. Ook toen werden algemene collectieve stakingsbewegingen door de media en conservatief-reactionaire partijen en organisaties afgedaan als verwerpelijk "politiek", vooral bedoeld om de regering van het land onder druk te zetten.
Is dat stakingsrecht nu definitief verworven en erkend? Zeker niet in landen waar de staatsmacht in handen is van dictatoriale regimes. Het eerste wat sneuvelt in een dictatuur is het stakingsrecht. We moeten ook vaststellen én betreuren dat in de internationale charters van mensenrechten, en ook in onze eigen Belgische grondwet, het stakingsrecht schoorvoetend of hooguit met een goedwillende interpretatie is vastgelegd. De UVRM van 1948 erkent het recht om vakverenigingen op te richten, maar zwijgt over het stakingsrecht. Het EVRM van 1950 proclameert het recht om zich bij een vakvereniging aan te sluiten, maar zwijgt eveneens over het stakingsrecht. In de Belgische grondwet werd in 1994 een artikel 23 ingevoerd dat o.m., naast andere sociale rechten, het recht op collectief onderhandelen heeft gedeclareerd, maar het stakingsrecht erkennen was destijds een stap te ver voor een meerderheid van senatoren. Het ECOSOC-verdrag van 1966 vermeldt dan weer wel het stakingsrecht en ook het Europees Sociaal Handvest, dat in 1961 door de Raad van Europa werd aangenomen, waarborgt expliciet het stakingsrecht, maar de bindende kracht ervan is, en blijft, vrij relatief.
Weinigen zullen in ons land het recht om te staken nog durven aanvechten. Maar het is wel de "bon ton" in bepaalde kringen te verkondigen dat het stakingsrecht zou moeten worden ingeperkt en aan voorwaarden onderworpen. De kreet van het opleggen van een minimale dienstverlening in openbare nutsbedrijven is dan niet uit de lucht. Het is al te doorzichtig dat de drijfveer voor dit soort van discours het aan banden leggen is van het stakingsrecht. Men durft dit aan in een periode dat een sociale emancipatorische beweging als de arbeidersbeweging in het defensief is gedrongen en in het verweer wil - én moet - komen tegen een asociale besparingspolitiek. Het is een merkwaardige paradox, maar oh zo begrijpelijk, dat de grootmeesters van de deregulering en de flexibilisering van de arbeidsverhoudingen en de organisatie van de arbeid, tegelijk zo hard pleiten om het stakingsrecht aan regels te onderwerpen, zeg maar te reguleren en te deflexibiliseren.
Zelf worden we als Liga voor Mensenrechten geconfronteerd met een reëel spanningsveld tussen fundamentele mensenrechten wanneer een staking van personeel in gevangenissen het recht van gevangenen op een humaan verblijfsregime in het gedrang dreigt te brengen. Ons standpunt is ter zake duidelijk: wij zijn voorstander van een gewaarborgde dienstverlening in de gevangenissen op voorwaarde dat daarover een akkoord wordt gesloten met de vakbonden van het personeel. Wij hebben er vertrouwen in dat de vakbondsdemocratie een aanvaardbare regeling tot stand kan doen komen.
Wij geloven sterk dat opkomen voor mensenrechten ondeelbaar is. De vrijheid van arbeid en het ageren voor meer gelijke rechten bij de verdeling van de welvaart en de vruchten van de arbeid zijn niet te scheiden van de vrijheid van meningsuiting en het recht om zich te verenigen. Deze gemeenschappelijke manifestatie van vakbonden en mensenrechtenbewegingen zijn daarvan een sprekende illustratie.
Paul Pataer, Ondervoorzitter Liga voor Mensenrechten, ter gelegenheid van de Internationale Dag ter verdediging van het stakingsrecht. Een gezamenlijke actie van ABVV, ACV, ACLVB, EVV, IVV en Liga voor Mensenrechten.