Tijdens de pensioenbetoging op 15 juni ll. eindigden vele gesprekjes met vroegere ACV-collega’s en militanten met de vraag: Wat denk je, gaat dit hier vandaag wel iets uithalen? En dat na vele bedenkingen bij wat de hele najaarscampagne eind 2014 en haar uitlopers in 2015 nu echt hadden opgeleverd. Ik had mijn antwoord paraat: natuurlijk gaat (moet …) dit iets opleveren. Waarom komen we hier anders betogen als we daaraan zouden twijfelen...
Maar in de ogen van mijn gesprekspartners las ik de twijfels. En zelf kreeg ik die twijfels ook niet helemaal afgeschud. En toen op 23 juli de regering met de resultaten van de begrotingscontrole en de taxshift naar buiten kwam, werden mijn vragen alleen maar groter. En die lieten mij de ganse zomer niet meer los. Wat hadden we verkeerd gedaan om na één jaar Michel zo’n resultaat te krijgen? En misschien nog belangrijker: hoe moeten we in het komende jaar het verzet organiseren om deze regering alsnog een halt toe te roepen?
Rechts aan de macht
De verkiezingen van 25 mei 2014 zal ik niet vlug vergeten. De N-VA steeg in Vlaanderen tot 32,5% en de CD&V volgde als tweede grootste partij met 19% op wel heel ruime achterstand. Die uitslag op zich was al een hele klap, maar de regeringsvormingen kwamen nog harder aan. Want ondanks de grote overwinning van N-VA hadden de andere partijen genoeg zetels veroverd om de N-VA zowel uit de Vlaamse als uit de federale regering te houden. Maar dat gebeurde niet. De N-VA deelde zowel in de Vlaamse als in de federale regering, bij die laatste met enige vertraging, de lakens uit. De grootste verantwoordelijkheid hiervoor lag bij de CD&V. Als tweede grootste partij had zij het initiatief kunnen en moeten nemen voor regeringen zonder de N-VA. Dat was overigens de uitdrukkelijke wens van het ACV en de andere organisaties in de christelijke arbeidersbeweging. Dat CD&V toen al, uit schrik voor nog grotere verkiezingsnederlagen indien N-VA uit de regeringen zou blijven, koos voor haar eigenbelang op lange(re) termijn en niet voor de belangen van haar grootste kiespubliek, maakte velen in onze beweging achterdochtig. Of misschien beter, nog meer achterdochtig. Zou deze CD&V wel echt onze belangen willen verdedigen in de meest rechtse regering sinds dertig jaar?
“Horrorfilm in afleveringen”
Zo noemde onze voorzitter Marc Leemans in de loop van het voorbije jaar de opeenvolgende regeringsmaatregelen. En die horrorfilm begon al in juli vorig jaar met het Vlaamse regeerakkoord. Dat voorzag voor 2015 1,2 mia euro aan besparingen waarvan bijna een derde bij de overheid en een hele reeks extra lasten op kap van de gezinnen (hogere inschrijvingsgelden aan de hogescholen, verhoging minimumtarief kinderopvang, verdubbeling zorgpremie, afschaffing gratis busabo voor 65-plussers en algemeen duurdere tarieven, afschaffing forfait gratis water en elektriciteit per persoon, enz.). De meeruitgaven konden daardoor voor sommige gezinnen oplopen tot meer dan 4.000 euro per jaar. De bedrijven konden daarentegen rekenen op een bijkomend half miljard steun tegen 2019. En voor wie er nog aan mocht twijfelen orakelde Voka-voorzitter Michel Delbaere: “Dit is een goed akkoord. Wij geven het 17 op 20”.
En dan kwam begin oktober het federaal regeerakkoord dat er alles aan deed om het Vlaams regeerakkoord nog te overtroeven. Tegen 2018 zouden er voor 11 miljard maatregelen worden genomen, waarvan driekwart besparingen, voor het grootste deel in de sociale zekerheid en bij de overheid. De meest opvallende maatregelen waren een ‘eeuwigdurende’ indexsprong van 2% op de brutolonen, nogmaals een verlenging van de loonmatiging alvast tot 2016 en mogelijks langer, verdere afbouw van het brugpensioen, verscherpte maatregelen in de werkloosheid, optrekken van de wettelijke pensioenleeftijd tot 67j in 2030 als eerste stap in een grondige pensioenhervorming (lees: afbouw), zware besparingen bij de overheid, een forse vermindering van de ‘werkgeversbijdragen’ voor de sociale zekerheid van 33 naar 25%, en zo kunnen we nog een tijdje doorgaan. De stapsgewijze uitwerking van het regeerakkoord levert sindsdien steeds nieuwe afleveringen op van de horrorfilm. De voorlopig laatste in de rij waren de maatregelen van de begrotingscontrole en de taxshift van eind juli.
Van actie naar overleg
Nauwelijks was het federaal regeerakkoord bekend, of Marc Leemans had zijn vernietigende analyse al klaar: “Dit regeerakkoord heeft niets met groei te maken, niets met werk, niets met verstandig beleid. Maar wel met patronaal lobbywerk, met de goesting om werkgevers en vermogenden eens lekker te verwennen, om vermogens te ontzien en de factuur uitsluitend te presenteren aan de werknemers en wie een uitkering krijgt. De nieuwe regering verandert de sociale zekerheid in sociale bijstand. Voor de lage inkomens zal de herstelregering een kwelregering zijn” (De Standaard.be 15 oktober 2014). Het zou niet de laatste keer zijn dat onze voorzitter zo scherp uit de hoek kwam. En terecht leverde hem dat heel wat sympathie op bij militanten en vrijgestelden. Bovendien bleef het ook niet bij woorden. In overleg met de andere vakbonden werd een langlopend actieplan opgezet. Dat zou beginnen met een nationale betoging op 6 november die met 120.000 deelnemers de hooggespannen verwachtingen nog overtrof. Onze leden en militanten waren er klaar voor. Dat bleek duidelijk op de drie provinciale stakingsdagen met de nationale stakingsdag op 15 december als bekroning. Het succes van de hele campagne werd mede bepaald door volgende aspecten: een onverbreekbaar vakbondsfront, geen communautaire verdeeldheid, gezamenlijk interprofessioneel optreden (arbeiders, bedienden, ambtenaren, alle sectoren), mobilisatie over de vakbondsgrenzen heen (samenwerking met alle organisaties en individuen, verenigd in Hart boven Hard en tout Autre Chose, die willen opkomen voor een andere samenleving als die waarvoor het regeringsbeleid model staat.)
Het ACV had vooraf beslist dat ze na de nationale stakingsdag de situatie zou evalueren en pas dan beslissen of en hoe ze de campagne zou verder zetten. Het is makkelijk om achteraf te zeggen dat dit niet de juiste beslissing was, maar op dat ogenblik waren er heel wat stemmen in het ACV die vonden dat we eerst moesten bekijken hoe de regeringen en de werkgevers zouden reageren op de voorbije acties. Het was onmiskenbaar zo dat zowel de regeringen als de werkgevers toch een beetje geschrokken waren van de omvang en de vastberadenheid van de acties. De regeringen spraken weer meer over de noodzaak van het sociaal overleg en met de werkgevers bereikten de vakbonden nauwelijks drie dagen na de nationale staking een miniakkoord over bijsturingen van de overgangsmaatregelen inzake eindeloopbaan. Maar ook voor het ACV was het wel duidelijk: “Deze bijsturingen van de overgangsmaatregelen inzake eindeloopbaan veranderen ook niets fundamenteel aan de afbouw die door de regering wordt opgelegd”. Een eerste kleine stap die een beetje hoop geeft. Voor de ene een bewijs dat het stakingswapen nog werkt , voor de andere dat het sociaal overleg broodnodig is.
Overleg zonder actie achter de hand loont nauwelijks
Met de hoop dat het overleg tussen vakbonden en werkgevers iets tastbaars zou opleveren waar de regering niet aan voorbij zou kunnen, zette het ACV alles op alles om tot een interprofessioneel akkoord (IPA) te komen. Maar hoe groot het wantrouwen – zowel tegenover de werkgevers als tegenover de regering - bij zijn achterban wel was, bleek op de Algemene Raad van 10 februari. Nooit voordien werd een door de ACV-leiding onderhandeld IPA met een zo krappe meerderheid van 52% goedgekeurd. Het ACV argumenteerde dat het zijn kritiek op de regering niet liet vallen maar tegelijkertijd de kleine toegevingen niet wilde kwijtspelen en verder kunnen onderhandelen. Alhoewel het ABVV het IPA afwijst, laten de vakbonden zich niet uit elkaar spelen. Er worden verdere acties aangekondigd, maar ze zetten vooral in op verder overleg. Vooral voor het bekomen van overgangsmaatregelen. Het ACV probeert daarbij zoveel mogelijk druk te zetten op haar historische partner, de CD&V.
Maar wanneer de druk 'van de straat' afneemt neemt ook de wil bij de regering af om toegevingen te doen. Ook al werd er in februari een nieuw actieplan in gemeenschappelijk vakbondsfront aangekondigd. Dat stelt weinig voor in vergelijking met het actieplan van de voorbije herfst. De regering maakt van de afwezigheid van een echt actieplan gebruik, om zijn regeerprogramma verder uit te voeren. Het overleg waar de vakbonden zo op hoopten levert geen noemenswaardige resultaten op. Over de index mag niet meer worden gesproken, een te verwaarlozen loonmarge in het IPA (loonblokkering in 2015 en uiterst kleine marge voor 2016), langer werken, landingsbanen. Zelfs het mini-akkoord én het akkoord van de Groep van 10 over de beschikbaarheid van werklozen in SWT wordt later uitgehold door de regering. Ze vinden zelf een nieuwe term uit, 'aangepast beschikbaarheid', om zand in de ogen te strooien bij dit zeer gevoelige thema. Er wordt wel een nationaal pensioencomité (NPC)opgericht met vertegenwoordiging van de vakbonden, maar het heetste hangijzer, de optrekking van de pensioenleeftijd tot 67j, wordt nog voor de eerste samenkomst van het comité al gestemd in het parlement. Leemans noemt het NPC een schijnvertoning. “We worden uitgenodigd, er is veel schone schijn, maar in werkelijkheid beslist de minister liever zonder ons” (DS 2 juli 2015). Hoe zeer het ACV echt overleg wil, zonder een tegenpartij die dat ook wil, kom je nergens.
Wanneer de druk verder afneemt door de beginnende vakantie gaat de regering minsten even hard door. Er komt dan toch een taxshift, waar het ACV al maanden om vroeg. Maar wel een die nog weinig te maken heeft met deze van de vakbonden. Geen koopkrachtverhoging maar een bijna eenzijdige daling van de loonkost van de werkgever. Geen shift van de (be)lastingen op arbeid naar hogere belastingen op vermogens maar naar hogere lasten op de inkomens van werknemers en wie van een uitkering moet leven. De werkgevers konden hun vreugdekreten nauwelijks onderdrukken en lieten daarbij meteen weten dat die forse loonkostverlaging allesbehalve een garantie was op meer jobs. Wat premier Michel daar ook over mocht vertellen. “Deze taxshift is een taxmisser van formaat. Dit is een taxshift, deels taxcut, op de kap van de werknemers en de gerechtigden op sociale uitkeringen. (…) De modale werknemers, de gepensioneerden en de andere gerechtigden op sociale uitkeringen zijn dik de pineut” (deredactie.be 26 juli 2015), aldus Chris Serroyen, hoofd van de ACV-studiedienst. Misschien had het ACV beter vastgehouden aan zijn campagne voor een rechtvaardige fiscaliteit met helemaal bovenaan een vermogensbelasting. Dan was er alvast niet de verwarring geweest over wie nu wat juist bedoelde met die taxshift. Want laat ons eerlijk zijn: het grootste probleem is niet dat arbeid te zwaar wordt belast, maar wel dat vermogen veel te weinig wordt belast. En als we niet oppassen dreigen we hetzelfde voor te hebben met ‘werkbaar werk’. Ook deze term is zo vaag dat ondanks het feit dat het ACV reeds vele jaren spreekt over ‘werkbaar werk’ als noodzakelijke voorwaarde voor langere loopbanen, nu plotseling N-VA en Kris Peeters dit terrein naar zich toe hebben getrokken. Alsof zij geen deel uitmaken van deze regering die de modaliteiten en voorwaarden voor tijdkrediet, loopbaanonderbreking en landingsbanen heeft verstrengd. In plaats van nog langer over ‘werkbaar werk’ te spreken benoemen we beter heel concreet hoe werk werkbaarder kan zijn: door niet langer te (moeten) werken en te pleiten voor een kortere werkweek zoals Femma met haar 30-urenvoorstel, door versterking en niet afbouw van bestaande systemen als tijdkrediet, loopbaanonderbreking, landingsbanen, door het stoppen van de afbouw van het brugpensioen en vervroegd pensioen en de terugkeer naar de wettelijke pensioenleeftijd van 65 jaar. En als dit niet mogelijk is met deze regering dan moeten wij dit duidelijk zeggen tegen onze achterban. Met deze regering en de partijen die er deel van uitmaken zullen vermogens nooit rechtvaardig worden belast en zal het werk niet werkbaarder worden.
Hoe sociaal is het gezicht van deze regering … en de CD&V?
En zo zijn we beland bij een heel gevoelig thema binnen het ACV en bij uitbreiding binnen heel de christelijke arbeidersbeweging. Je kan er niet omheen dat zowel (de leiding van) ACV als CM als belangrijkste organisaties uit het (christelijke) middenveld, blijven geloven in een goede relatie met de CD&V. Redenen: historische banden natuurlijk, maar ook omdat in de huidige regering(en) de CD&V nog de enige partij is die wil luisteren - of althans die indruk geeft - naar het (christelijke) middenveld. Dat heeft er in de huidige omstandigheden zelfs toe geleid dat de CD&V met op kop Kris Peeters, zichzelf het imago aanmeet van het ‘sociale gezicht’ van deze regering. Dat had je een paar jaar geleden eens moeten zeggen. Maar dat geloof in die goede relatie staat sterk onder druk. De reden daarvoor is duidelijk zoals onlangs twee ex-topmannen van het ACV, voorzichtig formuleerden. Ferre Wyckmans, tot voor kort algemeen secretaris van LBC-NVK,: “Het is duidelijk dat CD&V weinig tegenover de andere coalitiepartners heeft kunnen zetten. (…) Het is niet aan mij om te zeggen wat deze of gene partij moet doen, maar CD&V moet wel eens goed nadenken hoe hoog de prijs is die ze willen betalen voor regeringsdeelname” (DS 5aug15). Luc Cortebeeck, de voorganger van Marc Leemans: “Ik denk ook dat de christendemocraten zich de vraag zullen moeten stellen: maken wij het verschil? (…) Maar op dit moment vind ik dat het verschil te weinig wordt gemaakt. De partij moet die vraag beantwoorden” (DS 10 aug15). En dat klopt natuurlijk. Want hoe komt het dat CD&V zo weinig weegt in deze regering(en)? Is dat enkel omdat ze niet opkan tegen het neoliberaal gewicht van de andere regeringspartijen? Als ze daarom het verschil niet kan maken, dan kan ze best de stekker uit deze regering trekken waar ze nooit had mogen inzitten. Of is het omdat ze ideologisch veel dichter bij deze partijen staat dan ze openlijk wil toegeven uit schrik om ook nog haar - naar het schijnt – talrijke kiezers uit de CAB te verliezen? Wat moet je denken als ACV en CM wanneer zelfs ‘bevriende’ mandatarissen zoals Hilde Crevits en Servais Verheirstraeten de recente begrotingsopmaak en de taxshift verdedigen? Maar misschien moeten ACV en CM zich ook de vraag stellen hoe hoog de prijs is die zíj willen betalen om vast te houden aan die goede relatie met de CD&V? Hoe geloofwaardig zijn organisaties voor hun achterban als ze – bijna tegen beter weten in - blijven hopen dat de huidige CD&V toch het verschil kan maken? Zeker voor een groot deel van haar actieve achterban biedt CD&V geen uitzicht op een ander politiek beleid. Een organisatie die desondanks blijft gokken op die CD&V ondergraaft haar eigen geloofwaardigheid en mobilisatiekracht. Misschien is het niet alleen noodzakelijk maar is de tijd er ook rijp voor dat de organisaties van de christelijke arbeidersbeweging de geprivilegieerde band met de CD&V definitief doorknippen. Dat ze zich met haar standpunten richt tot partijen en politici die uitdrukkelijk (bereid zijn) deze standpunten voluit (te) verdedigen.
Hoe moet het verder? 7 oktober als lakmoesproef én campagnestart
Het ongenoegen, om niet te zeggen de woede over deze regeringen was op het einde van het werkjaar wel bijzonder groot, niet enkel bij vakbondsmilitanten maar ook bij vele gewone burgers. Het pleit voor de vakbondsleidingen dat zij met de aankondiging van een nationale manifestatie op 7 oktober, deze woede een perspectief hebben geboden over de vakantie heen. Een perspectief maar ook een risico. Want natuurlijk is de opkomst op 7 oktober heel belangrijk. Karel Verhoeven, hoofdredacteur van De Standaard, schreef onlangs (DS 13 aug15) terecht: “De nationale betoging op 7 oktober wordt de lakmoesproef. Faalt die, dan veranderen de krachtsverhoudingen in het land pas echt en krijgt de regering de handen vrij voor haar liberale hervormingsagenda”. Om die lakmoesproef te doen lukken valt er nog heel wat werk te doen voor 7 oktober. Op de eerste plaats moeten de werknemers en wie van een uitkering moet leven, uitvoerig geïnformeerd worden over de beslissingen van 23 juli: de begrotingscontrole en de taxshift. Wie zijn de winnaars en wie betaalt voor de zoveelste keer het gelag? Enkel zo kan de woede over de besparingsmaatregelen opnieuw opborrelen als belangrijke stimulans voor een massale mobilisatie. Maar om alle twijfels weg te nemen zullen we ook een eerlijk bilan moeten maken van de voorbije acties: waarom hebben de campagnes vorig jaar uiteindelijk zo weinig uitgehaald: hebben wij te weinig gedaan, verkeerd aangepakt, was de tegenpartij te sterk, sterker dan wij hadden ingeschat enz. Maar minstens evenzeer zullen we een perspectief moeten bieden voor na 7 oktober. Met een uitgewerkt actieplan zoals vorig jaar na 6 november. Met duidelijke doelstellingen zoals geen btw-verhoging op energie en behoud van de loopbaanbarema’s (handen af van onze koopkracht); vermogensbelasting en correcte vennootschapsbelasting (rechtvaardige fiscaliteit); geen jacht op langdurig zieken en voor een 30-uren werkweek (voor betere arbeidsvoorwaarden); geen hogere pensioenleeftijd, geen puntensysteem voor de pensioenberekening en behoud van brugpensioen (handen af van ons pensioen); stop de besparingen bij de overheid (voor betere publieke dienstverlening). Duidelijke doelstellingen die we willen halen vooraleer we de acties stopzetten. Doen we dat niet, dan wordt 7 oktober misschien wel een hoogtepunt maar dreigt het tegelijkertijd een eindpunt te zullen worden … een beetje zoals 15 december vorig jaar? En laat ons alstublieft stoppen met de valse tegenstelling tussen actie en overleg. Als de werkgevers stellen dat je niet kan onderhandelen en tegelijkertijd actie voeren of ermee dreigen, is dat heel begrijpelijk. Maar daarom moeten wij nog niet meegaan in dat verhaal. Onlangs schreef professor Marc Hooghe van de KULeuven hierover een interessant opiniestuk met als titel ‘Staken levert meer op dan enkel praten’. Volgens hem toont historisch onderzoek aan dat “vakbonden eerst moeten laten zien hoe sterk ze staan voordat ze iets kunnen verwezenlijken aan de onderhandelingstafel. (…) Vakbonden slagen erin het meest te bereiken als ze hun mobilisatiekracht ook effectief kunnen tonen. (…) De keuze van Timmermans [VBO] is dus vals: het is niet of praten, of betogen. In de praktijk zal het meestal een combinatie zijn van diverse actievormen, en juist hierin ligt de mogelijke sterkte” (deredactie.be 20 augustus 2015). Toegepast op 7 oktober betekent dit dat ook voor wie onderhandelingen het belangrijkste zijn, een massale opkomst cruciaal is en dat je je onderhandelingspositie versterkt door met verdere acties de druk op de ketel te houden.
Geen capitulatie, wel verzet
Na het begrotingsconclaaf schreef Yves Desmet eind juli een commentaar met als titel ‘Eigenlijk lacht deze regering de vakbonden vierkant uit’ (DM 27 juli 2015) en eindigde met de vraag “hoe de vakbonden na de vakantie zullen reageren: met een capitulatie of met een hete herfst”. En dat is ook de vraag die elke eerlijke syndicalist zich moet stellen. Het verlanglijstje van de regeringspartijen is nog lang. En binnen de regering is niemand die aan de rem trekt. Zonder weerstand zullen er alleen maar meer “v” voor dat lijstje komen te staan. Er is geen andere oplossing dan nieuw sociaal verzet, als we niet akkoord zijn met het asociale en onrechtvaardige beleid van deze regeringen. Omdat er enkel naar ons geluisterd wordt als we hard op tafel slaan en volhouden. Omdat de laatste hoop bij sommigen op de CD&V voor sociale correcties, met de taxshift is weggevaagd. Of geven we ons gewonnen en gaan we voor de capitulatie? Natuurlijk niet.
Jozef Mampuys (Oud-vrijgestelde ACV-LBC-KWB, lid van het Verbondsbestuur ACV-Leuven) - (eerder verschenen op dewereldmorgen.be in) augustus 2015